ECLI:NL:RBAMS:2023:5216

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 juli 2023
Publicatiedatum
14 augustus 2023
Zaaknummer
C/13/736278 / HA RK 23-222
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek wegens gebrek aan concrete feiten en omstandigheden

Op 10 juli 2023 heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van een verzoeker, die gedaagde partij is in een lopende procedure. Het verzoek tot wraking was gericht tegen de rechters mr. E.D. Bonga en mr. M. van Walraven. De verzoeker stelde dat hij niet op de hoogte was van bepaalde processtukken en dat de rechtbank een dubieuze procedure volgde. Hij voerde aan dat hij niet in staat was geweest om te reageren op een conclusie van repliek en dat de procespartijen niet klopten. De rechtbank heeft het verzoek tot wraking afgewezen, omdat er geen concrete feiten of omstandigheden zijn aangevoerd die de onpartijdigheid van de rechters in twijfel zouden trekken. De rechtbank benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij het tegendeel wordt bewezen. Aangezien het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk was, werd er geen mondelinge behandeling gehouden. Bovendien werd vastgesteld dat het wrakingsmiddel lichtvaardig was ingezet, wat leidde tot de conclusie dat er sprake was van misbruik van recht. De Wrakingskamer besloot dat verdere verzoeken tot wraking van de betrokken rechters niet in behandeling zouden worden genomen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer
Beslissing op het op 7 juli 2023 ingekomen en onder rekestnummer C/13/ 736278 / HA RK 23-222 ingeschreven verzoek van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. E.D. Bonga, althans mr. M. van Walraven, kantonrechter, hierna beiden te noemen: de rechter.

1.Verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het navolgende processtuk:
- het wrakingsverzoek met bijlagen ingekomen bij de Wrakingskamer bij e-mail met bijlagen op 7 juli 2023;
- een e-mail van verzoeker aan de rechtbank van 10 juli 2023.
1.2.
De rechter heeft niet in de wraking berust.

2.De feiten en het verzoek

2.1.
Verzoeker is gedaagde partij in een procedure die bij de rechter in behandeling is met zaaknummer C/13/10449786 CV (TB) EXPL 23-1650. Verzoeker is gedagvaard tegen de rolzitting van 21 februari 2023. Na antwoord van verzoeker is een comparitie bepaald op 20 juni 2023. Die is op verzoek van verzoeker niet doorgegaan. De zaak staat thans voor dupliek op 25 juli 2023.
2.2.
Verzoeker heeft onder meer aangevoerd:
“ De rechtbank stuurt mij een kopie met stempel van 14 juni 2023 van brief Syncasso. Als dit een verweerschrift is van voor de zitting van afgelopen 27 juni had ik dat verweerschrift voor die tijd moeten krijgen van Syncasso. Dat rechtbank mij dit nu gaat sturen na zitting met stempel van 14 juni 2023 kan dus niet en de rechtbank weet dus dan ook dat ik dat verweerschrift dus nog niet ontvangen heb. De rechtbank voert evident een dubieuze procedure en bevestigt ook nog niet wat ik aan verweerschrift instuurde.
Ik wraak hierbij de rechter in deze zaak, want mij na zitting een verweer sturen met datum 14 juni en ook wetende dat ik die niet kreeg want ik reageerde daar ook niet op.
Dan wordt de tegenpartij door de rechtbank Zorgverzekeringen Utrecht genoemd en die partij bestaat niet. Syncasso spreekt van Zilveren Kruis Verzekeringen. Dan wordt er wel gesteld dat Syncasso de gemachtigde is maar de conclusie van repliek bevat wel een handtekening maar geen naam van handtekening en is derhalve nietig want we weten niet met wie we nu te maken hebben en wie repliek vol onwaarheden verspreid en tegen die persoon wil ik aangifte doen.
De dagvaarding van 5 januari 2023 is nooit betekend want ik was niet in Amsterdam, andere dagvaardingen zijn ook niet betekend maar [naam] zou mij dagvaarden maar de handtekening op de conclusie van repliek is anders, dus van iemand anders. De procespartijen kloppen niet en "Zorgverzekeringen Utrecht" bestaat niet en ik heb voor zitting 27 juni nooit kunnen reageren op conclusie van repliek waarvan zelfs de rechter niet weet wie dat schreef.
Ik ben KLAAR met deze zaak, ik wraak de rechter en doe een dringend verzoek deze OPLICHTINGSZAAK aan het OM te overhandigen want ik ben geen verzekerde meer sinds 5 april 2022 en betaalde premie tot 1 juni 2022, dus Zilveren Kruis heeft geen zaak, en nep-vorderingen opvoeren is STRAFBAAR. De rechter is nu maanden tijd gegund om dat vast te stellen en de maat is nu vol.”

3.De beoordeling van het verzoek

3.1.
Op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) kan een rechter worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
Als uitgangspunt voor de beoordeling geldt dat de rechter krachtens zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, behoudens bewijs van het tegendeel.
3.3.
Aan het verzoek zijn geen concrete feiten of omstandigheden ten grondslag gelegd waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Die feiten en omstandigheden moeten alle tegelijk en wel zodra deze aan verzoeker bekend zijn geworden, worden voorgedragen. Bij gebreke daarvan is het verzoek daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Een mondelinge behandeling kan achterwege blijven.
3.4.
Omdat verzoeker het middel tot wraking lichtvaardig, want zonder grond, heeft ingezet, is naar het oordeel van de Wrakingskamer sprake van misbruik van recht. Bepaald zal daarom worden dat verdere verzoeken tot wraking van de rechter(s) belast met de behandeling van deze zaak van verzoeker niet in behandeling worden genomen.
4. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De Wrakingskamer:
 wijst het verzoek af;
 bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking van de rechter(s) belast met de behandeling van deze zaak niet in behandeling wordt genomen.
Aldus gegeven door mrs. P.B. Martens, N.C.H. Blankevoort en A.W.J. Ros, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 juli 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.