Uitspraak
RECHTBANK Amsterdam
1.De procedure
2.De verdere beoordeling
“Het appartement stond op naam van [eiser] en [gedaagde] . Dat is een aanwijzing dat zij voor gelijke delen eigenaar van het appartement zijn geweest, maar dat hoeft niet zo te zijn.”. Blijkens de notariële akte van levering (authentieke akte) zijn zij tezamen eigenaar. Dat levert ingevolge artikel 156 lid 2 jo. 157 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) tussen partijen dwingend bewijs op van de waarheid daarvan. Dat betekent dat de rechter op grond van artikel 151 lid 1 Rv verplicht is om dit als waar aan te nemen. In de notariële akte staat geen verdeling van het eigendom in percentages. Artikel 3:166 lid 2 Rv bepaalt dat in dat geval de aandelen van deelgenoten gelijk zijn, tenzij uit hun rechtsverhouding anders voortvloeit. Dat betekent dat in beginsel is bewezen dat partijen ieder voor de helft eigenaar zijn van het appartement aan het [adres] en dat bij een verdeling van de opbrengst van het appartement ieder de helft zal ontvangen. Het tweede lid van artikel 151 Rv bepaalt dat tegen dwingend bewijs tegenbewijs vrij staat. [eiser] stelt kort gezegd dat onderling andere afspraken golden. In het mondeling tussenvonnis is [eiser] opgedragen dit te bewijzen.
bij de Belasting en de verzekering, rechtbank] die u net noemde. Nee, ze heeft alleen gezegd dat ze [eiser] wilde helpen met de papieren. (…).’