ECLI:NL:RBAMS:2023:5100

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 juni 2023
Publicatiedatum
10 augustus 2023
Zaaknummer
13.040884-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel voor tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf in Frankrijk

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 juni 2023 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Procureur de la République près le Tribunal Judiciaire de Lille, Frankrijk. Het EAB was gericht op de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1990, die in Nederland woont. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 23 mei 2023 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was en werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. H.A.F.C. Tack. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft en dat de overlevering kan worden toegestaan, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

De rechtbank heeft de inhoud van het EAB beoordeeld en vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW). De opgeëiste persoon is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van zeven jaar, opgelegd bij een verstekvonnis van 23 mei 2022. De rechtbank heeft ook de garantie ontvangen dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling, zijn straf in Nederland kan ondergaan. Dit is in overeenstemming met de Europese regelgeving inzake de wederzijdse erkenning van straffen.

Daarnaast heeft de rechtbank aandacht besteed aan de detentieomstandigheden in Frankrijk, met name in de detentie-instelling in Nîmes. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een reëel gevaar bestond voor onmenselijke of vernederende behandeling, maar dat dit gevaar is weggenomen door de garantie dat de opgeëiste persoon niet in Nîmes zal worden gedetineerd. Gezien deze overwegingen heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, omdat er geen weigeringsgronden zijn die zich hiertegen verzetten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13.040884-23
Datum uitspraak: 6 juni 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 21 maart 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 29 december 2022 door de
Procureur de la République près le Tribunal Judiciaire de Lille, Frankrijk (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 23 mei 2023, in aanwezigheid van mr. G.P. Sholeh, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. H.A.F.C. Tack, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een verstekvonnis van
the correctional chamber of the specialised interregional court of the judicial court of Lillevan 23 mei 2022 met parketnummer: 19296000146.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van zeven jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Op grond van artikel 6a, eerste lid, OLW kan de overlevering van een Nederlander onder de nader in die bepaling omschreven voorwaarde worden geweigerd, indien de overlevering is gevraagd ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een hem bij onherroepelijk vonnis opgelegde vrijheidsstraf.
Deze bepaling is echter niet van toepassing, indien het vonnis nog niet onherroepelijk is, omdat daartegen nog een rechtsmiddel kan worden ingesteld of daartegen een rechtsmiddel is ingesteld waarop nog niet onherroepelijk is beslist.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot het vonnis heeft geleid en dat
- kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering niet weigeren, als de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat
( i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
( ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft in het EAB het volgende meegedeeld:
Betrokkene heeft de kennisgeving van de uitspraak niet persoonlijk ontvangen, maar
- hij zal deze onmiddellijk na de overlevering ontvangen, en
- wanneer hij deze ontvangen heeft, zal hij expliciet in kennis gesteld van zijn recht op een nieuwe proces-of beroepsprocedure, waaraan betrokkene het recht heeft om deel te nemen en die de mogelijkheid biedt om de zaak opnieuw ten gronde te behandelen, rekening houdende met nieuwe bewijselementen, en kan leiden tot een nietigverklaring van de oorspronkelijke uitspraak, en
- hij zal op de hoogte worden gebracht van de termijn waarbinnen hij kan vragen om een nieuw proces of beroep, te weten 10 dagen.
Betrokkene kan binnen een periode van 10 dagen gerekend vanaf de betekening van de uitspraak beroep aantekenen/bezwaar maken. In dit geval zal het oorspronkelijke vonnis nietig worden verklaard en zal hij opnieuw voor de feiten worden berecht. Hij zal overigens voor een rechter worden geleid (de vrijheids- en detentie rechter) die zal beslissen of betrokkene al dan niet tot de nieuwe terechtzitting in hechtenis zal blijven op grond van het aanhoudingsbevel.
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet deze verklaring aan de eisen van artikel 12, sub d, OLW en doet de in dit artikel bedoelde weigeringsgrond zich niet voor. Dit betekent dat de veroordeling niet onherroepelijk is zodat ook de weigeringsgrond van artikel 6a, eerste lid, OLW zich niet voordoet. In dit geval wordt, voor de toepassing van artikel 6, eerste lid, OLW, de overlevering geacht te strekken tot (verdere) vervolging (zie hierna onder 5).

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder de nummers 1 en 5, te weten:
Deelneming aan een criminele organisatie
Illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Frankrijk een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
De
Substitut du Procureur de la Républiquebij het
Tribunal judiciaire de Lilleheeft op 2 mei 2023 de volgende garantie gegeven:
Mr [opgeëiste persoon] , a Dutch national, will be entitled, in case he is sentenced to a custodial sentence by a final judgment, to serve his / her prison term in the Netherlands pursuant to the provisions of Council Framework Decision 2008/909/JHA of 27 November 2008 on the application of the principle of mutual recognition to judgments in criminal matters imposing custodial sentences or measures involving deprivation of liberty for the purpose of their enforcement in the European Union.
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

6.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

De rechtbank heeft eerder geoordeeld [4] dat er ten aanzien van de detentie-instelling in Nîmes een algemeen reëel gevaar bestaat dat personen die daar zijn gedetineerd onmenselijk of vernederend worden behandeld, in de zin van artikel 4 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest).
Op 2 mei 2023 is door de
Substitut du Procureur de la Républiquebij het
Tribunal judiciaire de Lillehet volgende meegedeeld:
I, the undersigned, hereby state that in case of surrender pursuant to Council Framework Decision of 13 June 2002 on the European arrest warrant and the surrender procedures between Member States and taking into account the judgment of the European Court of Human Rights (ECHR) of 30 January 2020 (J.M.B. and Others v. France), in case of incarceration upon arrival in France, Mr [opgeëiste persoon] would be under no circumstances be incarcerated in Nîmes.
Gelet op deze garantie is de rechtbank van oordeel dat het hiervoor omschreven reële gevaar van een onmenselijk of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest in de detentie-instelling in Nîmes voor de opgeëiste persoon is weggenomen. Dit betekent dat de detentieomstandigheden in Nîmes geen beletsel voor de overlevering vormen.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 Overleveringswet.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Procureur de la République près le Tribunal Judiciaire de Lille(Frankrijk) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. R.A. Sipkens en A. Pahladsingh, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Y.M.E. Jurgens, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 6 juni 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.