ECLI:NL:RBAMS:2023:5065

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 juli 2023
Publicatiedatum
8 augustus 2023
Zaaknummer
13/123520-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met waarborgen voor detentieomstandigheden

Op 26 juli 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een derdelander met Mexicaanse nationaliteit op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de Belgische autoriteiten. De zaak betreft de vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB, dat is uitgevaardigd op 8 mei 2023. De opgeëiste persoon, geboren in Mexico in 1986, is momenteel gedetineerd in Nederland en heeft geen vaste woon- of verblijfplaats. Tijdens de zitting op 12 juli 2023 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman en een tolk.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de rechtszaak in België, aangezien hij verzet heeft aangetekend tegen een verstekarrest. Dit betekent dat er geen belemmeringen zijn op basis van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) om de overlevering toe te staan. De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in België beoordeeld en geconstateerd dat de Belgische autoriteiten garanties hebben gegeven dat de opgeëiste persoon in overeenstemming met internationale standaarden zal worden behandeld na zijn overlevering.

De rechtbank concludeert dat het EAB voldoet aan de eisen van de OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn. Daarom staat de rechtbank de overlevering toe. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/123520-23
Datum uitspraak: 26 juli 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 30 mei 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 8 mei 2023 door de
substituut-procureur-generaal van het hof van beroep Antwerpen, België (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] alias [alias opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Mexico) op [geboortedag] 1986,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
nu uit anderen hoofde gedetineerd in de [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 12 juli 2023, in aanwezigheid van mr. G.M. Kolman, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. G.R. Stolk, advocaat in Rotterdam, en door een tolk in de Spaanse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Mexicaanse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een arrest van het
hof van beroep Antwerpen, C5 Kamervan 22 februari 2023 (referentie: 2020/PGA/3571 (Griffienummer: 293/2023)).
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering van de opgeëiste persoon voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van vier jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze vrijheidsbenemende straf resteren nog 1224 dagen.
De vrijheidsbenemende straf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest. Dit arrest betreft een veroordeling voor de naar Belgisch recht strafbare feiten zoals deze zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond van artikel 12 OLW
De opgeëiste persoon was niet in persoon aanwezig bij het proces dat tot deze beslissing heeft geleid, maar uit het EAB en de aanvullende informatie van 8 en 9 juni 2023 volgt dat de opgeëiste persoon zelf verzet heeft ingesteld tegen het verstekarrest van 23 maart 2022 – waardoor hij op de hoogte was van het voorgenomen proces na verzet – en in deze verzetprocedure is vertegenwoordigd door een door hem gemachtigd advocaat die tijdens het proces zijn verdediging heeft gevoerd. Daarom is de omstandigheid als bedoeld in artikel 12, onder b, OLW aan de orde en vormt artikel 12 OLW geen reden voor weigering van de overlevering.

4.Strafbaarheid: feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden

Bij uitspraak van 14 december 2022 heeft de rechtbank geoordeeld dat er, gelet op de detentieomstandigheden in België, ten aanzien van alle detentie-instellingen in België een algemeen gevaar bestaat dat gedetineerden worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling en dat daarom de tot dan toe verstrekte algemene detentiegarantie niet meer voldeed. [4]
Op 9 juni 2023 is daarom namens het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele rechten en Vrijheden van de Federale overheidsdienst Justitie te Brussel de navolgende garantie ten aanzien van de opgeëiste persoon gegeven:

1.In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?

[opgeëiste persoon] zal worden opgesloten in de gevangenis van [plaats] .

2. Welke waarborgen worden gegarandeerd inzake de detentieomstandigheden in de detentie-instelling?

België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel.
In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waar [opgeëiste persoon] aan zal worden onderworpen na overlevering:
  • De opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan 3m2 individuele levensruimte. Dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten.
  • De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9 m2 inclusief vast meubilair.
  • De sanitair blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is afgescheiden van de rest van de cel door een muur of scherm
  • Het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast, bed en bureau.
  • De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op grond hoeven te slapen.
  • Er worden verschillend dagactiviteiten buiten de cel voorzien. Deze activiteiten omvatten in ieder geval regelmatige wandelingen in een open koer en familiebezoeken alsook toegang tot gemeenschappelijke ruimtes. Aanvullende activiteiten zoals sport en arbeid zijn onderhevig aan aanzienlijke wachtlijsten.

3.Sanitaire en hygiëne omstandigheden

Als algemene regel, voorziet de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in algemene rechten en plichten voor gedetineerden, o.a. het recht op dagelijkse persoonlijke hygiëne, het recht op toegang tot gezondheidszorg en -bescherming evenredig aan dewelke wordt voorzien buiten de gevangenismuren. In dit verband, is een penitentiaire gezondheidsraad opgericht bij wet die adviseert bij het verbeteren van de kwaliteit de gezondheidszorg binnen de gevangenismuren. De medische zorg binnen de gevangenismuren is van gelijke kwaliteit als de medische zorg die wordt verstrekt buiten de gevangenismuren.
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [5] De rechtbank is, gelet op deze toezegging van de Belgische autoriteiten, van oordeel dat voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling, nu het gevaar van een dergelijke behandeling met deze garantie is weggenomen.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon] alias [alias opgeëiste persoon]aan
Substituut-procureur-generaal van het hof van beroep Antwerpen(België) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. J. van Zijl en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. van Heusden, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 26 juli 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Rb. Amsterdam 14 december 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:7536.
5.HvJ EU van 25 juli 2018, zaak ML, ECLI:EU:C:2018:589.