In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de vaststelling van de WOZ-waarde van zijn woning op het adres [adres 1] in Amstelveen voor het belastingjaar 2022. De heffingsambtenaar had op 25 februari 2022 de waarde vastgesteld op € 453.000,-, welke waarde in het bestreden besluit van 23 november 2022 werd gehandhaafd. Eiser heeft op zitting een lagere waarde van € 433.000,- bepleit, maar de heffingsambtenaar betwistte dit en stelde dat de vastgestelde waarde niet te hoog was.
De rechtbank heeft het beroep op 29 juni 2023 behandeld, waarbij eiser werd vertegenwoordigd door een gemachtigde. De rechtbank beoordeelt of de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld aan de hand van de beroepsgronden van eiser. Eiser betoogde dat de waarde alleen gebaseerd moest worden op de verkoop van één vergelijkingsobject, terwijl de heffingsambtenaar stelde dat meerdere vergelijkingsobjecten relevant zijn voor de waardebepaling. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld en dat de aanname van eiser over de vergelijkingsobjecten niet juist is.
De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar de waarde op een juiste manier heeft vastgesteld en dat het beroep van eiser ongegrond is. Eiser krijgt geen gelijk en ontvangt geen terugbetaling van het griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. M. Greebe, rechter, en is openbaar uitgesproken op 21 juli 2023.