ECLI:NL:RBAMS:2023:4927

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2023
Publicatiedatum
1 augustus 2023
Zaaknummer
23-010283
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaar tegen weigering getuigenverhoor in strafzaak betreffende overtreding EU-houtverordening

Op 1 augustus 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gewezen in een strafzaak waarin bezwaarden bezwaar maakten tegen de weigering van de rechter-commissaris om getuigen te horen. De bezwaarden, vertegenwoordigd door hun raadslieden, hadden op 27 januari 2023 verzocht om het horen van getuigen in verband met hun verdediging tegen beschuldigingen van overtreding van de EU-verordening nr. 995/2010, de Houtverordening. De rechter-commissaris had dit verzoek op 7 april 2023 gedeeltelijk afgewezen, wat leidde tot het indienen van bezwaarschriften op 21 april 2023.

De rechtbank heeft op 18 juli 2023 het bezwaar behandeld en de bezwaarden, hun raadslieden en de officier van justitie gehoord. De verdediging stelde dat het dossier niet volledig was en dat het horen van de getuigen van belang was voor de beoordeling van de strafmaat. De officier van justitie betoogde echter dat het verzoek tot het horen van de getuigen ongegrond was, omdat het niet relevant zou zijn voor de zaak.

De rechtbank oordeelde dat de getuigen, die zich in het buitenland bevonden, mogelijk cruciale informatie konden verstrekken over de inspanningen van de bezwaarden om te voldoen aan de zorgvuldigheidseisen van de EU-houtverordening. De rechtbank verklaarde het bezwaar gegrond, vernietigde de beslissing van de rechter-commissaris en bepaalde dat de getuigen alsnog gehoord moesten worden, hetzij in Nederland, hetzij via videoconferentie. Deze beslissing is definitief en er staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Strafrecht
Zittingsplaats Amsterdam
parketnummers : 81-100279-21, 81-100304-21, 81-100326-21, 81-300711-21
raadkamernummer : 23-010283, 23-010280, 23-010284, 23-010285
datum : 1 augustus 2023
beschikking van de meervoudige economische raadkamer op het bezwaar op grond van artikel 182, zesde lid, Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[bezwaarde 1]

gevestigd te [plaats 1] ,

[bezwaarde 2]

gevestigd te [plaats 1] ,

[bezwaarde 3] ,

geboren op [geboortedag 1] 1940 te [geboorteplaats 1] ( [land van herkomst 1] ),

[bezwaarde 4] ,

geboren op [geboortedag 2] 1970 te [geboorteplaats 2] ( [land van herkomst 2] ),
allen woonplaats kiezend op het kantooradres van hun raadslieden mr. R.E. van Zijl en mr. A.R. Kramer, Singel 362, 1016 AH Amsterdam,
hierna te noemen: de bezwaarden.

Feiten

Namens de bezwaarden hebben de raadslieden op 27 januari 2023 de rechter-commissaris verzocht onderzoekshandelingen te verrichten, te weten het horen van de volgende getuigen:
  • [getuige 1] ;
  • [getuige 2] ;
  • [getuige 3] ;
  • [getuige 4] ;
  • [getuige 5] .
De gelijkluidende verzoekschriften zijn gezamenlijk behandeld.
De rechter-commissaris heeft bij beslissing van 7 april 2023 de verzoeken gedeeltelijk afgewezen.

Procedure

De bezwaarschriften zijn op 21 april 2023 ter griffie van deze rechtbank ontvangen, hierna aangeduid als: het bezwaar.
Het openbaar ministerie heeft op voorhand zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 18 juli 2023 het bezwaar in besloten raadkamer behandeld.
De rechtbank heeft de bezwaarde [bezwaarde 4] , gemachtigde raadslieden, mr. R.E. van Zijl en mr. J.R. Kramer, en de officier van justitie op zitting gehoord.

Bezwaar

Het bezwaar richt zich tegen de weigering van de rechter-commissaris de door de bezwaarden gewenste onderzoekshandelingen te verrichten, te weten het horen als getuige van:
  • [getuige 2] ,
  • [getuige 3] ,
  • [getuige 4] ,
  • [getuige 5] .
Namens de bezwaarden is bij akte van 14 juli 2023 het bezwaarschrift partieel ingetrokken voor zover betrekking hebbende op de verzochte getuigen [getuige 4] en [getuige 5] . Het bezwaar richt zich alleen nog op het weigeren om [getuige 2] en [getuige 3] als getuigen te horen.
De verdediging heeft -kort samengevat- met betrekking tot het bezwaar tegen het horen van de getuigen [getuige 2] en [getuige 3] het volgende aangevoerd.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat het dossier niet volledig is en dat daaruit een onjuist beeld ten aanzien van de bezwaarden naar voren komt. Het is in het belang van de verdediging en relevant voor de vragen van artikel 350 Sv om het dossier te vervolledigen en het door de opsporing geschetste, onjuiste, beeld te nuanceren.
De vraag die centraal staat, is of in de zaak tegen de bezwaarden het zorgvuldigheidsstelsel van de EU-houtverordening is nageleefd en of het horen van de verzochte getuigen van belang kan zijn voor de beantwoording van die vraag. De bezwaarden stellen dat voor bepaalde zendingen meer informatie voorhanden was dan in het strafdossier staat beschreven. Dat betreft informatie die daadwerkelijk voorhanden was, maar ook informatie die direct op aanvraag bij de leverancier beschikbaar was. Ook stellen zij dat, om te voldoen aan het zorgvuldigheidsstelsel, diverse stappen zijn ondernomen die niet in het strafdossier staan vermeld. [getuige 2] en [getuige 3] kunnen verklaren dat ten aanzien van de tenlastegelegde zendingen meer handelingen zijn verricht om te voldoen aan het zorgvuldigheidsstelsel dan in het strafdossier staat beschreven. Zij kunnen uitleggen op welke wijze informatie kon worden opgevraagd en op welke wijze die informatie werd geverifieerd.
Inmiddels is op 17 juli jl. de getuige [getuige 1] gehoord. Hij heeft verklaard dat hij contact had met [getuige 2] en [getuige 3] en dat zij een controlerende functie hadden, [getuige 2] deed iets met vergunningen en [getuige 3] had meer een controlefunctie in de bossen. Verdere details kende hij niet. Dat is precies de reden waarom de verdediging [getuige 2] en [getuige 3] wil bevragen, over welke informatie zij verzamelden en welke contacten zij met de bezwaarden hebben gehad. Dit speelt met name een rol bij de beoordeling van de strafmaat.

Standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie concludeert tot ongegrondverklaring van het bezwaar wegens een gebrek aan onderbouwing en een gebrek aan relevantie. Het twistpunt in deze strafzaak is niet dat er in het kader van het zorgvuldigheidsstelsel niets is gedaan door de bezwaarden. Het systeem is juist zo ingericht dat vooraf een goede risicobeoordeling nodig is. Dit impliceert dat alle direct opvraagbare documenten al voorafgaand aan het transport beschikbaar moeten zijn.
Bij de bezwaarden is alle documentatie gevorderd waaruit zou kunnen blijken dat zij bij de invoer van de ten laste gelegde zendingen hout aan de vereisten die uit het zorgvuldigheidsstelsel voortvloeien, voldaan zouden hebben. Uit onderzoek van de door de bezwaarden naar aanleiding daarvan overgelegde stukken blijkt, dat de bezwaarden ten aanzien van de ten laste gelegde zendingen hout niet voldoen aan de vereisten die voortvloeien uit het zorgvuldigheidsstelsel. Per zending is uiteengezet wélke gebreken er zijn geconstateerd. Voorts is van belang dat vóórafgaand aan de invoer van het hout aantoonbaar aan die vereisten moet zijn voldaan. Het achteraf horen van [getuige 2] en [getuige 3] , zijnde een werknemer en tussenpersoon van houtverkopende bedrijven, over hetgeen zij voor bezwaarden zouden hebben verzameld of hadden moeten verzamelen is daarom niet relevant
voor de beantwoording van één van de door de strafrechter in deze procedure te
beantwoorden vragen, ook niet ten aanzien van de strafmaat. Het verzoek tot het horen van deze twee getuigen dient naar de mening van het openbaar ministerie daarom te worden afgewezen.

Beoordeling

Vooropgesteld wordt dat de rechter-commissaris een verzoek als het onderhavige weigert, indien de gevraagde onderzoekshandeling niet kan bijdragen aan enige in de zaak te nemen beslissing. De rechtbank zal moeten toetsen of de beslissing van de rechter-commissaris in het licht daarvan stand kan houden.
De bezwaarden worden verdacht van overtreding van de EU-verordening nr. 995/2010, de zogenaamde Houtverordening, hierna te noemen: EUTR.
Artikel 4, lid 1 van de EUTR verbiedt het op de markt brengen van illegaal gewonnen hout of producten van dergelijk hout. Ingevolge artikel 4, lid 2 van de EUTR dient de marktdeelnemer zorgvuldigheid te betrachten indien zij hout of houtproducten op de markt brengt. Om dit mogelijk te maken past de marktdeelnemer een geheel van procedures en maatregelen toe. Dit wordt het stelsel van zorgvuldigheidseisen genoemd.
De bezwaarden worden ervan verdacht als marktdeelnemer bij het op de markt brengen van hout vanuit Kameroen, Ghana en Gabon het stelsel van zorgvuldigheidseisen onvoldoende te hebben toegepast.
Het stelsel van zorgvuldigheidseisen is ingevolge artikel 6 van EUTR opgedeeld in 3 stappen waaraan de marktdeelnemer zich dient te houden:
  • Informatievergaring waaruit blijkt dat het hout in overeenstemming met de toepasselijke wetgeving is verkregen;
  • Risicobeoordeling: aan de hand van de verkregen informatie en andere relevante informatie dient men, voordat men het hout op de markt zet, deze informatie te analyseren en het risico in te schatten op het verkrijgen van illegaal gekapt hout; is het verkrijgen van illegaal gekapt hout verwaarloosbaar of niet verwaarloosbaar?
  • Mitigerende/risicobeperkende maatregelen nemen: indien het risico niet verwaarloosbaar is dienen mitigerende (risico beperkende maatregelen) te worden genomen. Om de legaliteit van het op de markt te brengen hout te kunnen bepalen dient de gehele keten, van o.a. oogst, kapproces, transport, registratie en export in beeld gebracht te kunnen worden.
Het openbaar ministerie stelt dat uit het strafrechtelijk onderzoek Sirius is gebleken dat de bezwaarden als marktdeelnemer de zorgvuldigheidseisen van de EUTR onvoldoende hebben nageleefd. De bezwaarden stellen zich op het standpunt dat het strafdossier niet volledig is. Er was meer informatie voorhanden, maar er was ook informatie die direct op aanvraag was bij de leverancier. De getuigen [getuige 2] en [getuige 3] hadden hierin een controlerende functie en kunnen verklaren over de in acht genomen zorgvuldigheidseisen.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechter-commissaris heeft in de beslissing tot afwijzing van de getuigen [getuige 2] en [getuige 3] onder meer overwogen dat de getuigen geen onafhankelijke getuigen zijn. Dit is door de bezwaarden ook niet gesteld.
De bezwaarden stellen dat zij een deel van de controlerende functie hebben overgelaten aan [getuige 2] en [getuige 3] en op deze controle hebben vertrouwd. De documenten hadden zij niet zelf voorhanden, maar waren wel direct opvraagbaar. De rechtbank moet beoordelen of het horen van [getuige 2] en [getuige 3] bijdragen aan de beantwoording van de vraag of de bezwaarden voldoende inspanning hebben verricht om te voldoen aan de gestelde zorgvuldigheidseisen. Naar het oordeel van de rechtbank is dat niet zo.
Van de marktdeelnemer wordt verlangd dat hij, indien hij heeft vastgesteld dat de risico’s niet verwaarloosbaar zijn, maatregelen neemt ter beperking van die risico’s. Die maatregelen kan hij alleen nemen als hij over de noodzakelijke gegevens beschikt. Hij moet immers een afweging maken of de betreffende maatregelen voldoende zijn om de risico’s in te dammen. Je kunt zo’n risicoanalyse niet baseren op documenten die je niet zelf hebt ingezien, ook al zijn deze direct opvraagbaar.
De getuigen kunnen, zo hebben de bezwaarden aangevoerd, iets verklaren over de inspanningen die de bezwaarden zich hebben getroost om aan de bepalingen van de EUTR te voldoen.
Dit kan mogelijk - ook als mocht blijken dat die inspanningen niet voldoende zijn geweest om aan de bepalingen van de EUTR te voldoen - wel een rol spelen bij beoordeling van de ernst van de overtreding en dus bij de beoordeling van de strafmaat.
In dit kader zal de rechtbank het bezwaar gegrond verklaren.
De getuigen bevinden zich in het buitenland dat geen deel uitmaakt van de Europese Unie. Dat betekent dat er rekening mee moet worden gehouden dat de getuigen niet gemakkelijk voor verhoor beschikbaar zijn. De rechtbank bepaalt daarom dat de getuigen binnen een redelijke termijn moeten kunnen worden gehoord, dan wel in Nederland dan wel via videoconferentie.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het bezwaar gegrond;
- vernietigt de beslissing van de rechter-commissaris van 7 april 2023;
- bepaalt dat de rechter-commissaris de volgende onderzoekshandelingen zal verrichten:
het horen van de getuigen [getuige 2] en [getuige 3] .
Deze beschikking is op 1 augustus 2023 gewezen door:
mr. G.H. Marcus, voorzitter,
mr. J.W.H.G. Loyson en mr. K. Duker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van Randeraat, griffier,
en onverwijld toegezonden aan de verdachten en het openbaar ministerie.
Mr. K. Duker is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.
Administratief behoort deze beschikking met barcode in dossier [bezwaarde 3] , rekestnummer 23-010284, parketnummer 81-100326-21.