ECLI:NL:RBAMS:2023:4795

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 juli 2023
Publicatiedatum
26 juli 2023
Zaaknummer
10397569 CV 23-3876
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid kantonrechter bij overeenkomst aanneming van werk en consumentenkoop

In deze zaak vordert eiser, een consument, dat de tussen hem en gedaagden gesloten overeenkomst wordt omgezet in een vordering tot vervangende schadevergoeding of dat gedaagden worden veroordeeld tot nakoming. Eiser stelt dat de overeenkomst een combinatie is van een aanneming van werk en een consumentenkoopovereenkomst, maar gedaagden betwisten dit en stellen dat de kantonrechter niet bevoegd is omdat de vordering het bedrag van € 25.000,- overstijgt. De kantonrechter moet ambtshalve beoordelen of de zaak door hem behandeld kan worden. De rechter concludeert dat de overeenkomst niet kwalificeert als een consumentenkoop, maar als een aanneemovereenkomst, omdat de geleverde goederen standaardmaterialen zijn en de installatie de kern van de overeenkomst vormt. Hierdoor is de kantonrechter niet bevoegd en wordt de zaak verwezen naar een andere kamer van de rechtbank Amsterdam. Eiser wordt veroordeeld in de kosten van het incident.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 10397569 CV EXPL 23-3876
vonnis van: 14 juli 2023
fno.: 364

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

[eiser]

wonende te [woonplaats 1]
eiser, nader te noemen: [eiser]
gedaagde in incident
gemachtigde: DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V.
t e g e n
1. de vennootschap onder firma[gedaagde 1] V.O.F.
gevestigd te [vestigingsplaats]
en haar vennoten:

2. [gedaagde 2]

3. [gedaagde 3]

beiden wonende te [woonplaats 2]
gedaagden
eisers in incident
nader te noemen: [gedaagden]
gemachtigde: mr. P. Thole

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het procesdossier bestaat uit:
  • de dagvaarding van 2 maart 2023, met producties;
  • de incidentele conclusie van [gedaagden] , houdende de exceptie van onbevoegdheid;
  • de reactie op de incidentele conclusie van [gedaagden] ;
  • dagbepaling vonnis in het incident.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

in de hoofdzaak

[eiser] vordert, kort samengevat, de tussen partijen gesloten overeenkomst om te zetten in een vordering tot vervangende schadevergoeding dan wel [gedaagden] te veroordelen tot nakoming en haar daarnaast hoofdelijk te veroordelen tot betaling van (onder meer) een bedrag van € 101.713,35 aan gevolgschade.
[eiser] stelt dat partijen een overeenkomst hebben gesloten die bestaat uit een overeenkomst van aanneming van werk en een consumentenkoopovereenkomst. Volgens [eiser] zijn de werkzaamheden onvolledig dan wel ondeugdelijk door [gedaagden] uitgevoerd. [gedaagden] heeft de gebreken echter betwist en is niet tot herstel overgegaan, ook niet nadat een expertiserapport is opgemaakt.

in het incident

3. [gedaagden] stelt dat de kantonrechter niet bevoegd is om van de vordering kennis te nemen omdat de overeenkomst waarop [eiser] zich beroept niet kwalificeert als consumentenkoop, maar alleen als aanneemovereenkomst en de daarop gebaseerde vordering van [eiser] het bedrag van € 25.000,- overstijgt. Volgens [gedaagden] dient de zaak daarom verwezen te worden naar de civiele kamer van de rechtbank.
4. [eiser] voert hiertegen aan dat [gedaagden] geen enkel belang heeft bij het bevoegdheidsincident en dat zij wederom misbruik van procesrecht maakt, zodat [gedaagden] moet worden veroordeeld in de proceskosten. Omdat hij het proces zo spoedig mogelijk doorgang wil laten vinden, maakt [eiser] echter geen bezwaar tegen het opgeworpen incident.

Beoordeling in het incident

5. Hoewel [eiser] geen bezwaar heeft gemaakt tegen het bevoegdheidsincident, moet ambtshalve worden beoordeeld of de zaak op grond van artikel 93 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) door de kantonrechter wordt behandeld en beslist.
6. [eiser] is consument en [gedaagden] is een handelaar. De tussen partijen gesloten overeenkomst is tot stand gekomen door de aanvaarding van verschillende offertes. Uit deze offertes volgt dat [gedaagden] aanneemwerkzaamheden zou verrichten én materialen zou leveren, zoals kozijnen, deuren en verlichting. Niet iedere overeenkomst van aanneming van werk met een consument als opdrachtgever waarbij ook roerende zaken door de aannemer worden verkocht en geleverd is echter tevens een consumentenkoopovereenkomst. Van een gemengde overeenkomst als bedoeld in artikel 7:5 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is alleen sprake als de te leveren roerende zaken nog tot stand moeten worden gebracht. Het gaat erom dat de voor de consument individueel of op maat te maken goederen centraal staan in de overeenkomst, bijvoorbeeld een vooraf op maat gemaakte deur (ECLI:NL:GHARL:2017:2127).
7. Het had op de weg van [eiser] gelegen om te stellen welke elementen van de overeenkomst maken dat sprake is van een gemengde overeenkomst. Nu hij dit niet heeft gedaan, wordt ervan uitgegaan dat de geleverde zaken uit voorraad leverbare standaardmaterialen zijn en dat de dienstverlening, bestaande uit de installatie van die goederen, het eigenlijke voorwerp uitmaakt van de aanneemovereenkomst. De verkoop van de in de offerte genoemde goederen is slechts bijkomstig aan die dienstverlening en is dan ook niet te kwalificeren als een consumentenkoopovereenkomst. Onderhavige zaak is daarom geen aardzaak die door de kantonrechter dient te worden behandeld en beslist als bedoeld in artikel 93 sub c BW. Nu de vordering een bedrag van € 25.000,- te boven gaat, wordt de zaak verwezen naar een kamer voor andere zaken dan kantonzaken van de rechtbank Amsterdam.
8. [eiser] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het incident.

BESLISSING

De kantonrechter:
in het incident
wijst de vordering toe;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het incident, aan de zijde van [gedaagden] begroot op € 926,- aan salaris van de gemachtigde, voor zover van toepassing, inclusief btw.
in de hoofdzaak
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich thans bevindt naar een kamer voor andere zaken dan kantonzaken van de rechtbank Amsterdam;
bepaalt dat de zaak daar komt op de rol van woensdag 13 september 2023 om 10.00 uur voor conclusie van antwoord aan de zijde van [gedaagden] ;
draagt de griffier op om het dossier te doen toekomen aan de kamer waarnaar wordt verwezen;
wijst partijen erop dat ingevolge artikel 8 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken griffierecht zal worden geheven of verhoogd.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. van Berkum, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter