Uitspraak
uitspraak van de meervoudige kamer van 24 juli 2023 in de zaak tussen
[eiseres 1] , [eiseres 2] en [eiseres 3] uit Amsterdam, eisers,
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder,
Als derde-belanghebbende heeft aan het geding deelgenomen:[vergunninghouder] , vergunninghouder,
Inleiding
WIOR-vergunning).
Wat aan deze procedure voorafging
WIOR-vergunning verleend voor het project ‘ [naam project 1] ’ (het project). De WIOR-vergunning is verleend voor het uitvoeren van werkzaamheden die zijn vastgelegd onder coördinatienummer [kenmerk] waarbinnen onder andere het tijdstip, de wijze van uitvoering en de locatie zijn vastgesteld.
17 januari 2022. Daarom hebben eisers de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Dat verzoek is op 4 februari 2022 [2] afgewezen. Wel constateerde de voorzieningenrechter een motiveringsgebrek in de WIOR-vergunning en diende verweerder in bezwaar nader te motiveren waarom het [plantsoen] de enige geschikte werklocatie is voor het project.
Beoordeling door de rechtbank
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
beschikking van het college voor het hebben van een kabel- en leidingnetwerk in de openbare ruimte, de plaats, het tijdstip, de wijze van uitvoering van de werkzaamheden en waarmee medegebruik van voorzieningen kan worden bevorderd en afstemming kan plaatsvinden met voorgenomen werkzaamheden van beheerders van overige in de grond aanwezige werken, het inrichten van een werkterrein en het plaatsen van voorwerpen ten behoeve van de werkzaamheden.” [3]
Doelstelling van deze verordening is om werkzaamheden en de ruimtelijke inpassing van kabel- en leidingnetwerken in de openbare ruimte zo te organiseren dat werkzaamheden zo min mogelijk hoeven plaats te vinden en als zij moeten plaatsvinden de werkzaamheden efficiënt en effectief worden uitgevoerd en de negatieve gevolgen en schade zoveel mogelijk worden beperkt.” [5]
Conclusie en gevolgen
Beslissing
mr. C.J. van Niejenhuis-Baijens, leden, in aanwezigheid van mr.M.M. Mazurel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 juli 202