ECLI:NL:RBAMS:2023:475

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 januari 2023
Publicatiedatum
3 februari 2023
Zaaknummer
13/153070-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de PIJ-maatregel tot het moment van opname in verplichte zorg en bepaling onvoorwaardelijk einde van de PIJ-maatregel

Op 25 januari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam in een openbare raadkamer uitspraak gedaan over de verlenging van de PIJ-maatregel voor een veroordeelde, geboren in 2004. De PIJ-maatregel was eerder opgelegd op 6 mei 2020 en werd voor het laatst verlengd op 3 november 2022. De officier van justitie heeft verzocht om een verdere verlenging van de maatregel met drie maanden, terwijl de veroordeelde en zijn raadsvrouw een kortere verlenging hebben verzocht. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gedeeltelijk toegewezen en de termijn van de PIJ-maatregel verlengd tot uiterlijk 25 maart 2023, of tot het moment waarop de veroordeelde in het kader van de zorgmachtiging kan worden overgeplaatst naar een geschikte zorginstelling. De rechtbank heeft geoordeeld dat de veiligheid van anderen en de verdere ontwikkeling van de veroordeelde vereisen dat de maatregel wordt verlengd, gezien het hoge recidiverisico en de noodzaak voor adequate behandeling van de complexe psychiatrische problematiek van de veroordeelde. De rechtbank heeft daarbij benadrukt dat de verlenging zo kort mogelijk moet zijn, en dat de maatregel onvoorwaardelijk zal eindigen op 25 maart 2023, tenzij eerder een geschikte plek beschikbaar komt voor de veroordeelde.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Parketnummer: 13/153070-19
Beslissing op het in openbare raadkamer van 3 november 2022 aangehouden deel van de op 30 september 2022 ter griffie van deze rechtbank ingekomen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak tegen:

[veroordeelde] ,

geboren op [geboortedag] 2004 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
ingeschreven in de Basisregistratie Personen en feitelijk verblijvend op het adres van
[jeugdinrichting] ,
die bij vonnis van deze rechtbank d.d. 6 mei 2020 werd veroordeeld tot de maatregel van
plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna ook: de PIJ-maatregel of de maatregel). De PIJ-maatregel is laatstelijk bij beschikking van deze rechtbank d.d. 3 november 2022 voor de duur van drie maanden verlengd, onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek.
De inhoud van de vordering
Het resterende deel van de vordering van de officier van justitie strekt tot het verlengen van de termijn van de PIJ-maatregel met drie maanden.
De procesgang
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
- het op 21 december 2022 op grond van artikel 2:18 van het Besluit tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen uitgebrachte advies, strekkende tot verlenging van de PIJ-maatregel tot het moment van overplaatsing naar Inforsa, alsmede het daarbij overgelegde (negende) Youturn perspectiefplan.
De rechtbank heeft op 25 januari 2023 (het resterende deel van) de vordering in de raadkamer met gesloten deuren behandeld, gelijktijdig met het verzoekschrift van het Openbaar Ministerie tot het verlenen van een zorgmachtiging, met zaaknummer / rekestnummer: C/13/728684 FA RK 23/511. Van de mondelinge behandeling in raadkamer betreffende het verzoek tot verlenging van de maatregel is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. Om deze reden zijn de standpunten van de partijen verkort weergegeven.
Verschenen en gehoord zijn:
  • [veroordeelde] , bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. S.M. Hoogenraad,
  • mr. A.A. de Back, de officier van justitie,
  • mw. R. Munnik, als psycholoog verbonden aan “ [jeugdinrichting] ” (hierna: de eerste deskundige),
  • dhr. R. Ferdinand, als psychiater verbonden aan “ [jeugdinrichting] ” (hierna: de tweede deskundige),
  • de moeder van [veroordeelde] .
De standpunten
Volgens genoemd advies is het noodzakelijk de maatregel te verlengen tot de overplaatsing van [veroordeelde] naar Inforsa in het kader van de zorgmachtiging. In raadkamer is door de eerste en tweede deskundige naar voren gebracht dat een plek voor [veroordeelde] in het kader van de zorgmachtiging, te beginnen bij de [FPK] met doorstroming naar een plek in de [kliniek] , beide in [plaatsnaam] , binnen acht weken gevonden moet zijn.
De officier van justitie heeft, zekerheidshalve, gepersisteerd bij haar vordering tot verlenging van de maatregel met drie maanden.
Veroordeelde en zijn raadsvrouw hebben verzocht de maatregel voor een zo kort mogelijke duur te verlengen.
De beoordeling.
Gelet op voormeld advies, het verhandelde in raadkamer en artikel 6:6:31 van het Wetboek van Strafvordering, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen en een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van [veroordeelde] eisen dat de termijn van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen met nog twee maanden wordt verlengd, maar niet langer dan dat. De vordering wordt voor het overige afgewezen.
De rechtbank heeft bij beslissing van 3 november 2022 de PIJ-maatregel verlengd met drie maanden en daarbij opnieuw aangegeven dat de mogelijkheid van een zorgmachtiging moest te worden onderzocht, omdat de zorg voor de complexe psychiatrische problematiek van [veroordeelde] niet, althans onvoldoende, geboden kan worden binnen een PIJ-maatregel. Dat stond op dat moment al langere tijd vast. Sindsdien is naarstig gezocht naar een geschikte plek voor [veroordeelde] in het kader van een zorgmachtiging en die is gevonden, maar niet onmiddellijk beschikbaar. In “ [jeugdinrichting] ” gaat het de afgelopen maanden goed met [veroordeelde] . Omdat hij nog altijd ambivalent staat tegenover medicatie, is er binnen de maatregel dwangbehandeling mogelijk gemaakt.
Alle betrokkenen zijn het er al lang over eens dat de maatregel niet geschikt is om [veroordeelde] goed genoeg te behandelen voor zijn psychiatrische problematiek en dat er voor hem een zorgmachtiging nodig is. Die machtiging is nu verzocht en nadat die is verleend, kan er binnen acht weken een plek voor [veroordeelde] worden gevonden, aanvankelijk bij de [FPK] en daarna bij [kliniek] . Tot die tijd wordt het verblijf van [veroordeelde] binnen “ [jeugdinrichting] ” volgens voormeld advies op dit moment gezien als een belangrijke beschermende factor. [veroordeelde] is gebaat bij de duidelijke structuur, toezicht en ondersteuning en de medicatie bevordert de stabilisatie van zijn toestandsbeeld. Nu er nog geen passende vervolgplek beschikbaar is, is het voor een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van [veroordeelde] op dit moment nog het meest in zijn belang dat de PIJ-maatregel wordt verlengd, zodat zijn verblijf en behandeling binnen [jeugdinrichting] voortduren tot het moment dat hij naar een andere plek gaat. Daar komt bij dat het onverminderd hoge recidiverisico maakt dat de veiligheid van anderen in het geding komt als de maatregel bij deze omstandigheden niet op dit moment wordt verlengd. De verlenging moet naar het oordeel van de rechtbank wel zo kort als mogelijk duren.
Daarom beslist de rechtbank het volgende
Beslissing.
De rechtbank:
Wijst de vordering van de officier van justitie gedeeltelijk toe en verlengt de termijn van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van [veroordeelde] voornoemd,
tot uiterlijk 25 maart 2023, of tot het eerdere moment waarop [veroordeelde] in het kader van de verleende zorgmachtiging aankomt in de [FPK] , dan wel de kliniek van [kliniek] , dan wel een andere plek die voor hem is gevonden in het kader van de uitoefening van de zorgmachtiging ten behoeve van het verlenen van verplichte zorg in het kader van de WvGGz;
wijst het resterende deel van de vordering af;
de maatregel zal onvoorwaardelijk eindigen op 25 maart 2023.
Deze beschikking is gegeven in openbare raadkamer van deze rechtbank door
mr. H.P.E. Has, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. A.C. Enkelaar en E.J. Verster, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G. Veldman, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 januari 2023.
Deze beschikking is schriftelijk vastgelegd op 31 januari 2023.
De jongste rechter is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.