ECLI:NL:RBAMS:2023:4701

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 juni 2023
Publicatiedatum
24 juli 2023
Zaaknummer
AMS 22/3401
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiser op basis van de Wet WIA en de medische rapportages

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. M. Kartal, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiser had beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder, dat hem per 3 november 2021 een WGA-vervolguitkering op grond van de Wet WIA had toegekend, maar hem had geplaatst in de arbeidsongeschiktheidsklasse van 55 tot 65%. Eiser betwistte de juistheid van deze beslissing en voerde aan dat hij volledig arbeidsongeschikt zou moeten worden verklaard vanwege zijn epilepsie, die hem zou vereisen altijd een collega in de buurt te hebben. De rechtbank heeft de medische rapportages van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige beoordeeld en geconcludeerd dat deze zorgvuldig zijn opgesteld en dat de beperkingen van eiser adequaat zijn meegenomen. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de medische situatie van eiser op de juiste wijze heeft beoordeeld en dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat eiser meer beperkt was dan vastgesteld. De rechtbank volgde de argumenten van de verzekeringsarts en concludeerde dat de door verweerder geselecteerde functies geschikt waren voor eiser, ondanks zijn epilepsie. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen gelijk kreeg in zijn verzoek om een hogere uitkering.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/3401

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 juni 2023 in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. M. Kartal),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
( [gem. verweerder] )

Procesverloop

Bij besluit van 24 november 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser met ingang van 3 november 2021 een WGA-vervolguitkering op grond van de Wet WIA [1] toegekend.
Bij besluit van 9 juni 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 mei 2023.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, ouders en een vertegenwoordiger van het FNV. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat aan deze procedure voorafging
1.1.
Eiser heeft voor het laatst gewerkt als warehouse employee voor 41,93 uur per week. Op 6 februari 2019 viel hij uit door ziekte. Per 3 februari 2021 ontving hij een loongerelateerde WGA-uitkering naar een arbeidsongeschiktheidspercentage van 60,98%.
Verweerder heeft aan dit besluit de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 19 mei 2021 en de rapportage van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 3 juni 2021 ten grondslag gelegd. De verzekeringsarts heeft de beperkingen van eiser neergelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 20 mei 2021. Deze uitkering eindigde op 2 november 2021.
1.2.
Met het primaire besluit heeft verweerder eiser met ingang van 3 november 2021 een WGA-vervolguitkering op grond van de Wet WIA toegekend en eiser onveranderd in de arbeidsongeschiktheidsklasse van 55 tot 65% geplaatst. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.3.
Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Verweerder heeft aan dit besluit de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 3 juni 2022 en de rapportage van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 8 juni 2022 ten grondslag gelegd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep vindt naar aanleiding van het bezwaar de FML van 20 mei 2021 niet meer passend bij de situatie op 3 november 2021. Hij heeft daarom de FML gewijzigd en beperkingen toegevoegd in de FML van 3 juni 2022 ten aanzien van werken zonder ketenafhankelijkheid en onbeveiligd werken langs de waterkant. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft twee van de eerder geselecteerde functies verworpen en daarvoor een andere functie in de plaats gesteld. Vervolgens heeft zij het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiser opnieuw berekend. Volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is eiser per 3 november 2021 64,22% arbeidsongeschikt. Met het nieuwe arbeidsongeschiktheidspercentage valt eiser alsnog in de arbeidsongeschiktheidsklasse van 55 tot 65% .
Standpunt van eiser
2. Eiser doet een beroep op artikel 9 van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (hierna: het Schattingsbesluit) omdat van een werkgever niet kan worden verlangd een dienstbetrekking aan te gaan met een persoon met dusdanige beperkingen als bij eiser. Hij dient namelijk continu een collega in de buurt te hebben die ingrijpt wanneer hij een epileptische aanval doormaakt. Hij zou daarom volledig arbeidsongeschikt moeten worden verklaard. Eiser stelt zich subsidiair op het standpunt dat hij meer beperkt is dan door verweerder is aangenomen. Er hadden verdergaande beperkingen moeten worden aangenomen ten aanzien van de rubrieken persoonlijk- en sociaal functioneren en werktijden. Bovendien moet eiser in een prikkelarme omgeving werken om aanvallen te voorkomen.
Het oordeel van de rechtbank
3. De rechtbank moet de vraag beantwoorden of verweerder eiser op goede gronden per 3 november 2021 voor 64,22% arbeidsongeschikt heeft geacht.
4. Om de mate van arbeidsongeschiktheid te bepalen dient eerst te worden vastgesteld welke medische beperkingen eiser heeft en vervolgens wat de invloed van deze beperkingen is op zijn verdienvermogen. Volgens vaste rechtspraak mag verweerder zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze vereisten voldoen.
Ten aanzien van het medisch onderzoek
5. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig is verricht en voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Naar aanleiding van de door eiser ingediende bezwaren heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiser gezien op een fysiek spreekuur en medisch onderzoek verricht. Vervolgens heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep het medische oordeel van de primaire verzekeringsarts getoetst aan de hand van dossierstudie, informatie verkregen vanuit de hoorzitting en de in bezwaar verkregen informatie uit de behandelend sector. De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de naar voren gebrachte klachten op een zorgvuldige en duidelijke manier heeft betrokken bij de medische beoordeling. Dat geldt ook voor de in het dossier aanwezige informatie van de behandelaren. Naar het oordeel van de rechtbank is het onderzoek dus zorgvuldig geweest.
Artikel 9 van het Schattingsbesluit
6. De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt dat sprake is van een situatie zoals omschreven in artikel 9 van het Schattingsbesluit. Volgens eiser moet hij altijd een collega in de buurt hebben om in te grijpen indien een aanval zich voordoet. De verzekeringsarts bezwaar en beroep verwijst in dat kader naar de brief van neuroloog [arts] van
25 februari 2022 waarin de vraag of het medisch noodzakelijk is dat er altijd iemand in de buurt is van eiser vanwege zijn aanvallen ontkennend wordt beantwoord. Ook merkt de neuroloog op dat dit niet haalbaar en niet realistisch is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep sluit zich bij het standpunt van de neuroloog aan en merkt op dat dit ook aansluit bij het feit dat eiser zelfstandig woont. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is bovendien de kans klein dat een aanval zich voordoet tijdens werktijd, omdat er al een forse urenbeperking is gesteld van vier uur per dag. De kans is daarom groter dat een aanval zich in de overige twintig uur voordoet en dus buiten werktijd. Door de gestelde urenbeperking heeft eiser daarnaast voldoende tijd om te herstellen van een aanval, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Dat eiser voor een korte periode na een aanval niet kan werken, betekent niet dat hij helemaal niet kan werken. De rechtbank vindt deze overwegingen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep overtuigend en volgt eiser dan ook niet in zijn standpunt.
Datum in geding.
7. In de beroepsfase heeft eiser diverse stukken aangeleverd bestaande uit foto’s en videobeelden van (na) een epileptische aanval en een brief van de huisarts van 17 februari 2023. Ter zitting heeft eiser bij de ingediende stukken als uitleg gegeven dat zijn gezondheid is verslechterd. De rechtbank heeft eiser gevraagd of hij kan aangeven wanneer de verslechtering van zijn gezondheid is ingetreden. Eiser heeft aangegeven dat de verslechtering van zijn gezondheid is ingetreden in de zomer van het jaar 2022. Volgens hem is de frequentie van de epileptische aanvallen toegenomen en is de aard van de aanvallen veranderd. Eiser merkt op dat hij nu pijn heeft in zijn spieren en rug en zelfs met krukken moet lopen na een aanval. Daarnaast moet hij momenteel lang bijkomen van een epileptische aanval en geldt er een risico op verstikking wanneer hij een epileptische aanval krijgt gedurende de nacht. De rechtbank oordeelt dat de verslechtering van de gezondheid van eiser is ingetreden na datum in geding (3 november 2021) en nog niet aan de orde was tijdens de beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dus deze verslechterde gezondheidstoestand van eiser niet kunnen (en daarom ook niet hoeven) meenemen in de beoordeling. Hetzelfde geldt voor de toegenomen klachten op het gebied van de emotieregulatieproblematiek als gevolg van een toename in de frequentie en intensiteit van de epileptische aanvallen. Ook deze vallen buiten datum in geding en worden daarom terecht niet bij de beoordeling betrokken. De rechtbank begrijpt de zorgen die eiser en zijn familie hebben over zijn gezondheid. Zoals op zitting besproken, kan eiser bij verweerder een melding doen van een verslechtering van zijn gezondheid en de verergering van de aanvallen in frequentie en ernst doorgeven. Een verzekeringsarts zal dan beoordelen of sprake is van toegenomen medische beperkingen. Verder wijst de rechtbank er ten behoeve van eiser en zijn familie op dat de neuroloog [arts] in de brief van
25 februari 2022 heeft geadviseerd om in verband met enkele nachtelijke tonisch-clonische aanvallen een nachtelijke aanvalsdetectie te overwegen. Op zitting waren eiser en zijn familie hier niet mee bekend. Dit komt mogelijk omdat de brief gericht was aan het UWV naar aanleiding van de vragen die de verzekeringsarts had gesteld en niet aan eiser.
8. De stelling van de gemachtigde van eiser dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep onterecht geen rekening heeft gehouden met de intensiteit en frequentie van de epileptische aanvallen in de toekomst, volgt de rechtbank niet. De rechtbank oordeelt dat het de taak is van de verzekeringsarts bezwaar en beroep om te kijken welke beperkingen eiser heeft op datum in geding en het op dat moment bekende beloop. Uit de medische stukken blijkt niet dat eiser kampt met een in ernst toenemende vorm van epilepsie of dat epilepsie naar zijn aard een progressieve ziekte is.
Is voldoende rekening gehouden met de beperkingen?
9. Eiser voert aan dat hij in een prikkelarme omgeving dient te werken om aanvallen te voorkomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep acht het bij eiser echter niet aannemelijk dat lichtflitsen of lawaai een epileptische aanval uitlokken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep merkt op dat slechts een klein percentage van de mensen met epilepsie gevoelig is voor lichtflitsen. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep wordt de stelling van eiser ook niet onderschreven door de brief van de neuroloog of het dagverhaal van eiser. De rechtbank vindt dit oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep navolgbaar. De rechtbank merkt op dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkens de FML van 3 juni 2022 al beperkingen heeft aangenomen ten aanzien van de rubriek persoonlijk functioneren, zoals het niet of nauwelijks afgeleid worden door activiteiten van anderen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep daarmee voldoende rekening gehouden met de klachten van eiser. De beroepsgrond slaagt niet.
10. Ter zitting voert eiser aan dat de diagnose ‘emotieregulatieproblematiek’ niet is gesteld door de verzekeringsarts bezwaar en beroep, terwijl dit wel volgt uit de stukken van De Waag. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling. De rechtbank stelt vast dat in het kader van de toekenning van eisers WIA-uitkering de verzekeringsarts in zijn rapportage van 19 mei 2021 de diagnose ‘Overige specifieke persoonlijkheidsstoornis dd/emotieregulatieproblematiek’ heeft gesteld, met als diagnosecode P648. Deze diagnose is vervolgens overgenomen door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank merkt op dat in verband met de diagnose vervolgens ook beperkingen zijn aangenomen ten aanzien van persoonlijk- en sociaal functioneren, namelijk met betrekking tot conflicthantering, samenwerken, leidinggevende functies en intensief werken met klanten en hulpbehoevenden.
11. Verder vindt eiser dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten onrechte geen verdergaande urenbeperking heeft aangenomen. Eiser stelt dat hij maximaal 2 uur per dag kan werken, omdat hij vanwege het piekeren en de stress niet goed kan slapen. De rechtbank merkt op dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkens de FML van 3 juni 2022 in verband met de epilepsie op preventieve gronden een urenbeperking heeft aangenomen van maximaal vier uur per dag. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is een slaapstoornis niet medisch en objectief vastgesteld, waardoor er geen verdergaande beperkingen kunnen worden aangenomen. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een verdergaande urenbeperking had moeten aannemen. Eiser heeft zijn standpunt namelijk niet met medische stukken onderbouwd. Uit het dagverhaal komt naar voren dat eiser wisselend goede een slechte dagen heeft, afhankelijk van hoe hij heeft geslapen. Door het piekeren slaapt hij slechter. Niet blijkt dat hij overdag rustmomenten neemt of overdag slaapt. De rechtbank ziet in het dossier geen aanknopingspunten dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een verdergaande urenbeperking had moeten aannemen dan de gestelde urenbeperking van vier uur per dag. Daarmee wordt ook voldoende tegemoet gekomen voor het geval eiser een slechte nacht heeft gehad. Het beroep van eiser slaagt daarom niet.
Is er medische informatie gemist?
12. Ter zitting heeft eiser aangevoerd dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende informatie tot zijn beschikking heeft om tot een medisch oordeel te komen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft namelijk veertien vragen gesteld aan neuroloog [arts] , maar hij heeft slechts vier vragen beantwoord in de brief van 25 februari 2022. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is er wel voldoende informatie in het dossier om tot een medisch oordeel te komen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt dat uit het dossier blijkt dat eiser voornamelijk kampt met focale aanvallen, welke niet dermate ingrijpend zijn. Bij een focale aanval is er namelijk in slechts een gedeelte van de hersenen epileptische activiteit aanwezig. De rest van de hersenen functioneren op dat moment normaal. Dit in tegenstelling tot gegeneraliseerde aanvallen waarbij de epileptische activiteit in meerdere gedeeltes van de hersenen optreden. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is bovendien de kans klein dat een aanval zich voordoet tijdens werktijd, omdat er al een forse urenbeperking is gesteld. De frequentie en aard van de epileptische aanvallen in combinatie met de urenbeperking leidt volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep tot de beperkingen neergelegd in de FML van 3 juni 2022.
13. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling. De rechtbank stelt vast dat de neuroloog weliswaar niet alle vragen heeft beantwoord, maar dat hij op een aantal vragen impliciet antwoord heeft gegeven en ook meerdere vragen samen heeft gevoegd in één antwoord. Bovendien stelt de rechtbank vast dat aan de hand van de antwoorden van de neuroloog door de verzekeringsarts bezwaar en beroep extra beperkingen zijn opgenomen in de FML van 3 juni 2022. De rechtbank ziet niet dat er medische informatie mist en ziet ook niet waarom er meer beperkingen aangenomen zouden moeten worden. De rechtbank kan de uitleg van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dus volgen.
14. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de beperkingen van eiser voldoende heeft meegenomen in de FML van 3 juni 2022. Eiser heeft in beroep geen medische informatie overgelegd waaruit volgt dat het medisch oordeel onvolledig of onjuist is. Dit betekent dat het besluit op een deugdelijke medische grondslag berust.
Ten aanzien van het arbeidskundig onderzoek
15. De rechtbank stelt vast dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in de rapportage van 8 juni 2022 eiser gelet op zijn beperkingen geschikt heeft geacht voor de functies van schadecorrespondent, productiemedewerker industrie en medewerker beddenreiniging.
16. De rechtbank is van oordeel dat het Uwv, gelet op de inzichtelijke arbeidsdeskundige onderbouwing bij de selectie van de functies aan de hand van alle beschikbare medische informatie, voldoende heeft gemotiveerd dat de belasting in de geduide functies de vastgestelde medische belastbaarheid van eiser niet overschrijdt. Daar waar sprake is van signaleringen en mogelijke overschrijdingen, heeft de arbeidsdeskundige voldoende onderbouwd waarom de geduide functies geschikt zijn voor eiser. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de geduide functies daarom voor eiser geschikt.
17. Ten aanzien van het standpunt van eiser dat de functie productiemedewerker industrie, medior soldering operator (SBC-code 111180) niet geschikt is vanwege het potentiële gevaar dat kleeft aan het werken met een soldeerbout in combinatie met het risico op een epileptische aanval, overweegt de rechtbank als volgt. Volgens de gemachtigde van eiser blijkt uit een uitspraak van rechtbank Amsterdam van 13 december 2022 [2] dat solderen ongeschikt is als functie wanneer er een risico op epileptische aanvallen bestaat. Hierdoor kan eiser deze functie niet uitoefenen. De rechtbank volgt deze stelling niet. In de uitspraak van rechtbank Amsterdam van 13 december 2022 ging het om een persoon die tijdens een wegraking viel, waarbij het reële risico bestond dat zij op de in werking zijnde soldeerbout zou vallen. Ook was sprake van aanhoudende verkramping in de handen tijdens en na een wegraking, waardoor het niet mogelijk zou zijn om de soldeerbout in de houder te plaatsen. De situatie van eiser is anders. Bij eiser is op datum in geding geen sprake van vallen tijdens een epileptische aanval. In de brief van neuroloog [arts] van 25 februari 2022 wordt gesproken over focale aanvallen met verminderde gewaarwording, waarbij eiser rode ogen, tranen, speekselvloed en een bleekgezicht krijgt en niet reageert op aanspreken. De rechtbank is daarom van oordeel dat voor eiser geen sprake is van onaanvaardbaar risico op persoonlijk letsel in deze functie. Eiser kan met de vastgestelde beperkingen de functie uitoefenen.
Conclusie
18. Het bestreden besluit berust op een deugdelijke medische en arbeidskundige grondslag. Dit betekent dat verweerder op goede gronden eiser per 3 november 2021 voor 64,22% arbeidsongeschikt heeft geacht.
19. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A.W. Jansen, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.M. Dost, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 juni 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.