ECLI:NL:RBAMS:2022:7471

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 december 2022
Publicatiedatum
13 december 2022
Zaaknummer
AMS 22/2490
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een WIA-uitkering op basis van medische geschiktheid en arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 13 december 2022, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een WIA-uitkering beoordeeld. Eiseres, die als medisch secretaresse werkte, had zich op 11 juli 2019 ziekgemeld en ontving een Ziektewetuitkering. De aanvraag voor een WIA-uitkering werd door de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen afgewezen, omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het bestreden besluit bleef ongewijzigd. De rechtbank heeft het beroep op 4 november 2022 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren.

De rechtbank heeft de medische rapporten van de verzekeringsartsen beoordeeld en geconcludeerd dat deze zorgvuldig tot stand zijn gekomen. Eiseres voerde aan dat zij meer dan 35% arbeidsongeschikt is en dat haar wegrakingen haar ongeschikt maken voor de functie van medior soldering operator, waarbij gewerkt moet worden met een soldeerbout. De rechtbank oordeelt dat de functie niet aan de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage kan worden ten grondslag gelegd, omdat de kans op verwondingen door de wegrakingen te groot is. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen zes weken een nieuwe beslissing te nemen, waarbij het betaalde griffierecht en de proceskosten aan eiseres worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/2490

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 december 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. E. Wolter),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(verweerder)
( [gem. verweerder] ).

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA [1] .
1.2.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 10 september 2021 afgewezen, omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn.
1.3.
Met het bestreden besluit van 4 april 2022 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.4.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 4 november 2022 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. De dochter van eiseres was ook aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Relevante feiten en omstandigheden

2.1.
Eiseres is laatstelijk werkzaam geweest als medisch secretaresse voor 32 uur per week. Eiseres heeft zich op 11 juli 2019 ziekgemeld vanuit de WW [2] , waarna zij per
22 juli 2019 een Ziektewetuitkering heeft ontvangen. Eiseres heeft voor de maximale duur van 104 weken (de zogenoemde wachttijd) een Ziektewetuitkering ontvangen.
2.2.
Op 29 maart 2021 heeft eiseres een WIA-uitkering aangevraagd. Met het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen, omdat eiseres per 8 juli 2021 (de datum in geding) voor 33,37% arbeidsongeschikt werd geacht. Aan dit besluit heeft verweerder een rapport van een verzekeringsarts van 26 augustus 2021 en een rapport van een arbeidsdeskundige van 9 september 2021 ten grondslag gelegd.
2.3.
Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Verweerder heeft dit besluit gebaseerd op een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 7 maart 2022 en van 24 maart 2022 en een rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 11 maart 2022 en van 31 maart 2022. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet geen medische argumenten om af te wijken van de beoordeling van de primaire verzekeringsarts. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft vastgesteld dat één van de primair geduide functies niet passend is voor eiseres. De resterende vier primair geduide functies zijn echter wel nog geschikt voor eiseres. Het arbeidsongeschiktheidspercentage wijzigt niet. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 28 oktober 2022 gereageerd op de beroepsgronden van eiseres en gemotiveerd waarom geen aanvullende beperkingen worden aangenomen. In het rapport van 2 november 2022 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in reactie op de beroepsgronden gemotiveerd waarom de geduide functies geschikt zijn.

Beoordeling door de rechtbank

3.1.
De rechtbank beoordeelt of verweerder de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres per 8 juli 2021 juist heeft vastgesteld. Daartoe dient de rechtbank aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden te toetsen of verweerder de medische beperkingen zorgvuldig en correct heeft vastgesteld en of eiseres, rekening houdend met deze beperkingen, in staat is om de geselecteerde functies te verrichten.
3.2.
De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is het medisch onderzoek zorgvuldig geweest?
4.1.
Verweerder mag zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze vereisten voldoen. De rechtbank beoordeelt of de rapporten die in deze zaak zijn opgesteld, voldoen aan de hierboven genoemde voorwaarden.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat de rapporten van de verzekeringsartsen waarop verweerder zich baseert, zorgvuldig tot stand zijn gekomen. Dat blijkt uit de onderzoeksactiviteiten die zijn verricht. De primaire verzekeringsarts heeft het dossier en de ontvangen informatie bestudeerd en eiseres gezien op een spreekuur. Ook de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de dossiergegevens bestudeerd en eiseres gezien op een spreekuur. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft verder informatie van derden opgevraagd, namelijk van de neuroloog en psychiater van eiseres. Naar het oordeel van de rechtbank zijn alle medische gegevens op een deugdelijke en kenbare wijze betrokken bij de medische beoordeling.
Is de medische beoordeling juist?
5.1.
Eiseres voert aan dat de medische beoordeling niet juist is, omdat zij volledig en in ieder geval meer dan 35% arbeidsongeschikt is. Eiseres heeft op en na datum in geding last van zowel lichamelijke als geestelijke gezondheidsklachten. Op de zitting heeft eiseres verder toegelicht dat ze ongeveer één keer per week een wegraking heeft. Na een wegraking is eiseres vermoeid en moet zij bijkomen. Volgens eiseres zou daarom een urenbeperking moeten worden aangenomen.
5.2.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor twijfel aan het medische oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft voor de wegrakingen van eiseres in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) beperkingen aangenomen op het gebied van werken zonder verhoogd persoonlijk risico (beoordelingspunt 1.8.6.). De rechtbank ziet in het dossier geen aanwijzingen voor het standpunt van eiseres dat de klachten tot meer beperkingen hadden moeten leiden dan in de FML zijn aangenomen.
5.3.
Met betrekking tot de door eiseres geclaimde urenbeperking, overweegt de rechtbank als volgt. In zijn aanvullende rapportage van 28 oktober 2022 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep nader gemotiveerd waarom er geen aanleiding is om een urenbeperking aan te nemen. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep was op de datum in geding geen sprake van een substantieel verminderde beschikbaarheid op basis van een intensieve behandeling. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen urenbeperking aangenomen op energetische gronden, omdat eiseres heeft aangegeven overdag niet te hoeven rusten of te slapen. Met de reeds aangenomen beperkingen op psychisch vlak is verder geen reden om daarnaast een urenbeperking in verband met psychische klachten aan te nemen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft verder geen aanleiding gezien voor een urenbeperking vanuit preventief oogpunt. De rechtbank kan de motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen. In het op de zitting ingenomen standpunt dat eiseres na een wegraking vermoeid is en moet bijkomen, ziet de rechtbank ook geen aanleiding om de beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep op dit punt onjuist te achten. Deze vermoeidheid leidt er gelet op het dagverhaal immers niet toe dat eiseres overdag moet recupereren.
5.4.
Dit betekent dat het besluit berust op een deugdelijke medische grondslag.
Is de arbeidskundige beoordeling juist?
6.1.
Eiseres voert aan dat zij de functie productiemedewerker industrie, medior soldering operator (SBC-code 111180) niet kan uitoefenen. In deze functie moet eiseres werken met een soldeerbout. Eiseres heeft op de zitting toegelicht dat zij een wegraking niet altijd voelt aankomen. Een wegraking heeft ook invloed op haar spieren, zo verkrampt haar kaak en heeft ze moeite met spreken. Ook verkrampen haar handen tijdens een wegraking en blijven ze daarna in de verkramping zitten, ze heeft er dan geen kracht meer in. Vaak moet haar dochter haar handen masseren om haar handen weer uit de kramp te halen. In de praktijk is het niet zo dat ze eerst iets weg legt voordat ze een wegraking heeft. Het werken met een soldeerbout is daarom gevaarlijk voor eiseres, omdat zij niet voldoende tijd heeft om de soldeerbout veilig te laten vallen of weg te leggen.
6.2.
De rechtbank heeft in het kader van het vooronderzoek aanvullende vragen gesteld aan verweerder over het werken met een soldeerbout in de functie. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op deze vragen gereageerd met een rapportage van
2 november 2022. De rechtbank stelt aan de hand van deze rapportage en de toelichting van de gemachtigde van verweerder op de zitting vast dat de soldeerbout pas uitgaat op het moment dat hij wordt teruggeplaatst in de houder.
6.3.
De rechtbank is van oordeel dat de functie niet aan de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage ten grondslag kan worden gelegd. De rechtbank ziet niet in dat eiseres de soldeerbout bij een wegraking kan terugplaatsen in de houder zodat hij uitgaat of veilig kan wegleggen. Daarbij speelt een rol dat eiseres lang niet altijd aanvoelt komen dat zij een wegraking krijgt en dus niet altijd voldoende tijd heeft om de soldeerbout terug te plaatsen, veilig weg te leggen of te laten vallen zonder zichzelf daarbij te verwonden. Ook zijn haar handen tijdens en na een wegraking verkrampt waardoor dit niet mogelijk is. Voorts is niet te voorspellen hoe eiseres valt en of en hoe zij neerkomt op de werkbank. Daarbij is de kans aanwezig dat zij zichzelf verwondt met de soldeerbout of dat zij op de nog in werking zijnde soldeerbout terecht komt. De rechtbank acht de kans op verwondingen daarom niet, zoals verweerder stelt, heel gering. Eiseres heeft een verhoogde kans op lichamelijk letsel bij het uitoefenen van deze functie. De rechtbank vindt niet dat hier sprake is van een aanvaardbaar risico. De functie is daarom ongeschikt.
6.4.
Het bestreden besluit berust dus niet op een deugdelijke arbeidskundige grondslag.

Conclusie en gevolgen

7.1.
Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Verweerder zal een nieuwe beslissing op bezwaar moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken. De rechtbank merkt op dat deze termijn pas begint nadat de termijn om hoger beroep in te stellen ongebruikt is verstreken of, indien hoger beroep wordt ingesteld, nadat op het hoger beroep is beslist.
7.2.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
7.3.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op om binnen zes weken na het gezag van gewijsde krijgen van deze uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A.W. Jansen, rechter, in aanwezigheid van
mr. I.G.A. Karregat, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
13 december 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
2.Werkloosheidswet.