ECLI:NL:RBAMS:2023:4691

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 juli 2023
Publicatiedatum
24 juli 2023
Zaaknummer
13/193851-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld en zwaar lichamelijk letsel, oplegging van TBS met dwangverpleging

Op 21 juli 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 1 augustus 2022 te Amsterdam een fles wijn en een blikje bier heeft gestolen bij de Albert Heijn, waarbij hij geweld heeft gebruikt tegen de aangever. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de diefstal heeft gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad te kunnen vluchten, en dat dit geweld heeft geleid tot zwaar lichamelijk letsel bij de aangever. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor diefstal met geweld, waarbij de aangever een diepe snijwond in zijn onderarm heeft opgelopen door een klap met een wijnfles. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de verdachte ter beschikking gesteld van de overheid met de maatregel van dwangverpleging, gezien de ernstige psychische stoornissen van de verdachte en het risico op recidive. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte € 1.895,00 aan schadevergoeding moet betalen aan de aangever, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de verdachte voor feit 2, diefstal bij Daily Fresh, geen straf of maatregel opgelegd, omdat hij al een tbs-maatregel voor feit 1 opgelegd kreeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/193851-22
Datum uitspraak: 21 juli 2023
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteland] op [geboortedag] 1993,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd te [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 april 2023 en 7 juli 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. H.F. van Kregten, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.W. Bouwman, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 1 augustus 2022 te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan
1. diefstal van een fles wijn en/of een blikje bier bij de Albert Heijn voorafgegaan/vergezeld/gevolgd van geweld en met zwaar lichamelijk letsel als gevolg (primair), dan wel zware mishandeling (subsidiair), dan wel poging zware mishandeling (meer subsidiair) van [aangever] ;
2. diefstal van een fles wijn bij de Daily Fresh.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in de bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de diefstal gevolgd doorgeweld tegen [aangever] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad de vlucht mogelijk te maken, en met zwaar lichamelijk letsel ten gevolge (feit 1 primair) en diefstal bij de Daily Fresh (feit 2) kunnen worden bewezen.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat verdachte ten aanzien van beide feiten een bekennende verklaring heeft afgelegd. Ten aanzien van het onder feit 1 primair ten laste gelegde heeft de officier van justitie verder aangevoerd dat [aangever] ten gevolge van de gedraging van verdachte zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Doordat [aangever] zich met zijn onderarm afweerde tegen de slagen van verdachte met de wijnfles, heeft hij een diepe snijwond opgelopen. Uit de letselrapportage blijkt dat de onderarm is geopereerd, waarbij de plastisch chirurg een bloedend zijtakje van een ader heeft gesloten met één hechting. De huid is met negen hechtingen gesloten. [aangever] heeft aangegeven dat hij de drie buitenste vingers van zijn linkerhand nog niet volledig kan bewegen en het onbekend is of dit zal herstellen.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde aangevoerd dat geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Uit de letselrapportage blijkt dat in een later stadium pas met zekerheid kan worden gezegd of de zenuw in de hand (on)beschadigd is. Het enkel sluiten van de huid met hechtingen kan niet worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. Ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw geen bewijsverweer gevoerd.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de onder feit 1 primair en feit 2 ten laste gelegde feiten zijn bewezen.
Feit 1 primair – diefstal gevolgd van geweld en met zwaar lichamelijk letsel als gevolg
Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting een bekennende verklaring afgelegd. Verdachte heeft verklaard dat hij op 1 augustus 2022 [aangever] met een wijnfles heeft geslagen, nadat hij de Albert Heijn wilde verlaten zonder voor de wijnfles te betalen. [aangever] heeft de wijnfles afgeweerd met zijn arm. Door de gedraging van verdachte heeft [aangever] een diepe snijwond in zijn onderarm opgelopen. De vraag die beantwoord moet worden, is of het letsel gekwalificeerd kan worden als zwaar lichamelijk letsel.
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van zwaar lichamelijk letsel heeft de rechtbank gekeken naar de aard van het letsel, de noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. De rechtbank stelt op grond van de letselrapportage vast dat een operatie van de onderarm van [aangever] heeft plaatsgevonden waarbij de plastisch chirurg een actief bloedend zijtakje van een ader heeft gesloten met één hechting, dat de huid is gesloten met negen hechtingen, dat sprake is van stoornissen in het gevoel van de vingers en dat de zenuw in de pols/hand mogelijk minder goed functioneert. De verwachting is dat er blijvende schade is. De huid zal genezen, maar een litteken zal achterblijven. Het is niet bekend of het gevoel in de vingers terugkomt. Uit de vordering benadeelde partij blijkt dat de [aangever] , zes weken na het ten laste gelegde, nog niet in staat is zijn linkerhand volledig te gebruiken. Hij merkt dat de kracht beperkt is en dat er nog steeds geen gevoel zit in zijn duim en wijsvinger. Ter terechtzitting op 12 april 2023 deelde de officier van justitie mee dat uit een mail van de slachtoffercoördinator van diezelfde dag volgt dat de linkerhand van [aangever] nog maar 85% kracht heeft en dat onbekend is of dat zal herstellen. De rechtbank komt gelet hierop tot de vaststelling dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
1
op 1 augustus 2022 te Amsterdam. een fles wijn en een blikje bier, die aan Albert Heijn toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [aangever] , gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad de vlucht mogelijk te maken, door met een wijnfles op zijn arm te slaan, ten gevolge waarvan die [aangever] zwaar lichamelijk letsel, te weten een diepe snijwond en litteken op de onderarm bekwam;
2
op 1 augustus 2022 te Amsterdam, een fles wijn die aan Daily Fresh toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

7.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.De strafbaarheid van verdachte

De officier van justitie en de raadsvrouw hebben zich beiden op het standpunt gesteld dat, bij een veroordeling, verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd gezien de gedragskundige rapportages.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de Pro Justitia rapportage van 8 maart 2023, opgesteld door H.T.J. Boerboom, psychiater, en G.M. Jansen, GZ-psycholoog.
De deskundigen hebben – kort gezegd – gerapporteerd dat bij verdachte sprake is van een ernstige psychotische stoornis in de vorm van schizofrenie en van een ernstige stoornis in het gebruik van cannabis. Deze stoornissen waren ook ten tijde van het ten laste gelegde aanwezig. In het verleden is bij verdachte ook geconcludeerd dat hij lijdt aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Die stoornis kon tijdens het huidige onderzoek niet worden vastgesteld nu verdachte zijn psychotische stoornis in de vorm van schizofrenie prominent op de voorgrond staat. De feiten kwamen, bij een bewezenverklaring, voort uit de ontwikkelde antisociale coping die mede toe te wijzen is aan de maatschappelijke teloorgang vanuit schizofrenie, zonder dat er sprake lijkt te zijn van een motivatie die volledig vanuit psychotische belevingen voortkomt. Derhalve wordt door de deskundigen geadviseerd om de feiten, bij een bewezenverklaring, in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
Ter terechtzitting van 7 juli 2023 is psychiater Boerboom gehoord. Hij heeft de inhoud van de (mede) door hem opgestelde rapportage bevestigd.
De rechtbank neemt de conclusie uit de Pro Justitia rapportage over en volgt het advies in zoverre dat naar het oordeel van de rechtbank het ten laste gelegde verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend. Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte volledig uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar voor het bewezen verklaarde.

9.Maatregel van terbeschikkingstelling

9.1.
Het standpunt van het Openbaar Miniserie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de ongemaximeerde maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege (hierna: tbs-maatregel met dwangverpleging) zal worden opgelegd. Daartoe heeft hij verwezen naar de Pro Justitia rapportage van 8 maart 2023 en de stukken met betrekking tot het beëindigen van het voorbereidingstraject voor een zorgmachtiging in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Aan de wettelijke voorwaarden voor het opleggen van de tbs-maatregel met dwangverpleging is voldaan. Minder vergaande alternatieven zijn niet mogelijk.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de tbs-maatregel niet eist. Verdachte is bereid om zijn medewerking te verlenen aan behandeling in een ambulant kader. De tbs-maatregel is daarom niet noodzakelijk. Als de rechtbank van oordeel is dat dit het wel het geval is, lijdt dat tot een ander oordeel.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot opleggen van een vrijheidsbenemende maatregel en bij de vaststelling van de duur daarvan het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich op één dag schuldig gemaakt aan twee winkeldiefstallen, waarbij één diefstal is gevolgd door geweld tegen [aangever] door hem met een wijnfles op zijn arm te slaan. Dit heeft zwaar lichamelijk letsel tot gevolg gehad. [aangever] heeft namelijk een diepe snijwond in zijn onderarm opgelopen. Ten gevolge hiervan moest hij door een plastisch chirurg aan die arm geopereerd worden om een actief bloedend zijtakje van een ader met één hechting te sluiten, is de huid van die arm gesloten met negen hechtingen, is hij het gevoel in drie vingers verloren en functioneert de zenuw in de pols/hand minder goed. Deze gebeurtenis en de gevolgen daarvan hebben veel impact op [aangever] . Verdachte heeft met zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [aangever] . Dit soort geweld veroorzaakt daarnaast onrust en versterkt de in de samenleving aanwezige gevoelens van onveiligheid en onbehagen.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 12 juni 2023. Hieruit blijkt dat verdachte in de afgelopen vijf jaren niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Zoals hiervoor in rubriek 8 is overwogen, blijkt uit de Pro Justitia rapportage dat bij verdachte sprake is van een ernstige psychotische stoornis in de vorm van schizofrenie en van een ernstige stoornis in het gebruik van cannabis. Deze stoornissen waren ook ten tijde van het ten laste gelegde aanwezig. Het risico op recidive van geweldsdelicten wordt hoog ingeschat, waarbij er sprake is van weinig tot geen beschermde factoren. De deskundigen hebben in de Pro Justitia rapportage geconcludeerd dat de prognose voor een effectieve behandeling van de psychose van verdachte gezien het vroege ontstaan ervan en het gebrek aan ziektebesef en -inzicht ongunstig is. Zijn functioneren is op alle vlakken afhankelijk van de effectiviteit van de volgens de richtlijn voorgeschreven antipsychotische medicatie. Pas wanneer hij effectief ingesteld is op medicatie kan vervolgbeleid gemaakt worden. Dan kan pas ingeschat worden in hoeverre verdachte zich kan committeren aan behandeling en begeleiding. De klinische inschatting is dat dit mogelijk moet kunnen worden binnen het kader van een zorgmachtiging in het kader van de Wvggz, aangevuld met een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel. Mocht dit niet mogelijk worden geacht, rest alleen een tbs-maatregel met dwangverpleging. Omdat verdachte geen ziektebesef en -inzicht heeft, wil en kan hij zich namelijk niet committeren aan voorwaarden. Een klinische start van de behandeling is geïndiceerd, waarbij in eerste instantie gedacht wordt aan behandeling in een Forensische Psychiatrische Afdeling (FPA).
Ter terechtzitting van 7 juli 2023 is psychiater Boerboom gehoord. Hij heeft de inhoud van de (mede) door hem opgestelde rapportage bevestigd en toegelicht.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Jeugdbescherming & Reclassering van 7 april 2023, opgemaakt door [naam 1] . Daarin adviseert de reclassering tot oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM), naast een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf of de tbs-maatregel. De reclassering sluit zich aan bij het advies van de deskundigen in de Pro Justitia rapportage van 8 maart 2023.
Ter terechtzitting van 7 juli 2023 is reclasseringswerker [naam 1] gehoord. Zij heeft de inhoud van het advies bevestigd. Zij heeft aangevuld dat zij bij het opstellen van haar advies ervan uit ging dat een zorgmachtiging afgegeven zou worden en dat zij in dat geval ook oplegging van de GVM adviseert. Hamels kan niet vaststellen wat de toegevoegde waarde is van de GVM ingeval de tbs-maatregel wordt opgelegd.
9.3.1.
Tbs-maatregel met dwangverpleging (feit 1)
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of de oplegging van een tbs-maatregel met dwangverpleging, zoals geadviseerd door de gedragsdeskundigen en gevorderd door de officier van justitie, passend en geboden is. De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is. Minder vergaande alternatieven vindt de rechtbank niet toereikend.
De rechtbank vindt een opname in een civiele setting op grond van een zorgmachtiging niet aangewezen gelet op de brief met de bevindingen van de Geneesheer-directeur [naam 2] van 30 juni 2023. Daaruit volgt – kort gezegd – dat het voorbereidingstraject is beëindigd, omdat een zorgmachtiging niet noodzakelijk wordt geacht. Medicatie is niet afdoende om het
ernstig nadeel af te wenden en delictgedrag te voorkomen. Het beveiligingsniveau in een reguliere GGZ zal gelet op de voorgeschiedenis van verdachte tekortschieten en er zijn onvoldoende mogelijkheden voor maatregelen ten behoeve van delictpreventie.
Ook een tbs-maatregel met voorwaarden is naar het oordeel van de rechtbank niet toereikend. De gedragsdeskundigen hebben dit in de Pro Justitia rapportage geconcludeerd, omdat er bij verdachte geen sprake is van ziektebesef en -inzicht. Om die reden gaat de rechtbank evenmin mee in het standpunt van de verdediging dat verdachte bereid is meer te werken aan behandeling in een ambulant kader.
De rechtbank overweegt dat verdachte ter beschikking gesteld moet worden en van overheidswege verpleegd moet worden, en dat aan de voorwaarden uit artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht (Sr) voor oplegging van die maatregel is voldaan. Verdachte is onderzocht door een psychiater en psycholoog. Bij verdachte bestond tijdens het begaan van het bewezen geachte een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, zo stelt de rechtbank vast. Er is sprake van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen vereist het opleggen van die maatregel. Tot slot is sprake van een groot herhalingsgevaar.
Met het oog op het bepaalde in artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht, stelt de rechtbank vast dat ingeval van het onder 1 bewezen geachte feit sprake is van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zodat de totale duur van de terbeschikkingstelling niet is beperkt tot de duur van vier jaren.
De rechtbank legt voor feit 1 de ongemaximeerde tbs-maatregel met dwangverpleging op.
9.3.2.
Geen straf of maatregel (feit 2)
De rechtbank ziet in het feit dat verdachte voor het onder 1 bewezen geachte feit de tbs-maatregel met dwangverpleging opgelegd krijgt, aanleiding om verdachte voor het onder 2 bewezen geachte feit geen straf of maatregel op te leggen.

10.Vordering benadeelde partij [aangever] (feit 1 primair)

De benadeelde partij [aangever] vordert € 395,00 aan vergoeding van materiële schade en € 1.500,00 aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen. De verdediging heeft verzocht om de immateriële schade te matigen.
Beoordeling rechtbank
De rechtbank stelt vast dat aan de benadeelde partij door het onder feit 1 primair bewezenverklaarde rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht.
Materiële schade
De vordering is ten aanzien van de materiële schade niet betwist. Dat bedrag van € 395,00 komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen.
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade, aangezien de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk en geestelijk letsel heeft opgelopen en er een ernstige inbreuk is gepleegd op zijn lichamelijke integriteit.
De hoogte van de vordering is ter terechtzitting betwist. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 1.500,00.
Conclusie
De rechtbank vindt gelet op bovenstaande een schadevergoeding van € 1.895,00 toewijsbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten op 1 augustus 2022, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met deze vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
De rechtbank zal ook de schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36f, 37a, 37b, 38e, 310, 312 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heter daad de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft
Feit 2
diefstal
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Feit 1
Gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij
van overheidswege wordt verpleegd.
Feit 2
Bepaalt dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever] (feit 1) toetot een bedrag van
€ 1.895,00 (achttienhonderdvijfennegentig euro), bestaande uit € 395,00 (driehonderdvijfennegentig euro) aan vergoeding van materiële schade en € 1.500,00 (vijftienhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten op 1 augustus 2022, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangever] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever] aan de Staat € 1.895,00 (achttienhonderdvijfennegentig euro) te betalen, bestaande uit € 395,00 (driehonderdvijfennegentig euro) aan vergoeding van materiële schade en € 1.500,00 (vijftienhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten op 1 augustus 2022, tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 28 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Thomas, voorzitter,
mrs. D. Bode en K.M.A. van der Heijden, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.L. Scheeren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 juli 2023.