ECLI:NL:RBAMS:2023:462

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 februari 2023
Publicatiedatum
2 februari 2023
Zaaknummer
13-279412-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal uit woning en bezit-handel harddrugs met voorwaardelijke gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 2 februari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal uit een woning en het bezit en de handel in harddrugs. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 19 januari 2023 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. I.A. Groenendijk, de vordering heeft ingediend. De verdachte, geboren in 2000 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van het wegnemen van goederen ter waarde van ongeveer EUR 25.000 uit de woning van een aangever op 28 september 2022, en het opzettelijk aanwezig hebben van en handelen in verdovende middelen, waaronder MDMA en cocaïne, in de periode van 8 mei 2021 tot en met 8 november 2022.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft de bewezenverklaring gebaseerd op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en ambulante begeleiding.

De rechtbank heeft ook de inbeslaggenomen voorwerpen behandeld en bepaald dat bepaalde voorwerpen onttrokken aan het verkeer dienen te worden, terwijl andere voorwerpen aan de aangever en de verdachte kunnen worden teruggegeven. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

Uitspraak

verkort vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13-279412-22
Datum uitspraak: 2 februari 2023
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [BRP-adres] , thans gedetineerd in [penitentiaire inrichting] , te [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 januari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. I.A. Groenendijk, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. C.J.B. Rijser, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 28 september 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, één of meerdere goederen, te weten onder andere:
- een of meerdere tassen (merk: Louis Vuitton) en/of
- een of meerdere sieraden en/of één of meerdere schoen(en) (merk: Gucci) en/of
- een of meerdere kledingstukken (merk: Louis Vuitton) en/of
- een of meerdere Apple MacBooks en/of
- een of meerdere zonnebrillen,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
2.
hij op of omstreeks 8 november 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer
- 25 pillen MDMA en/of
- 2,41 gram MDMA en/of
- 14,49 gram ketamine en/of
- 67 envelopjes cocaine (te weten in totaal ongeveer 55,9 gram),
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of ketamine en/of cocaine, zijnde een of meerdere middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 8 mei 2021 tot en met
8 november 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA en/of ketamine en/of cocaine, zijnde MDMA en/of ketamine en/of cocaine, zijnde een of meerdere middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat kan worden bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd. Hij is met de officier van justitie van oordeel dat het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde kan worden bewezen.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
1. op 28 september 2022 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, goederen, te weten onder andere:
- tassen, merk: Louis Vuitton, en
- sieraden en schoenen, merk: Gucci, en
- kledingstukken, merk: Louis Vuitton, en
- Apple MacBooks en zonnebrillen,
die aan [aangever] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
2.
op 8 november 2022 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 25 pillen MDMA en 2,41 gram MDMA en
- 14,49 gram ketamine en
- 76 envelopjes cocaïne (te weten in totaal 55,9 gram),
een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en ketamine en cocaïne.
3.
op tijdstippen in de periode van 1 februari 2022 tot en met 8 november 2022 te Amsterdam, telkens, opzettelijk heeft verkocht een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en ketamine en cocaïne.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
3.3.2
Nadere bewijsoverweging
Ten aanzien van de onder 3 ten laste gelegde periode acht de rechtbank - anders dan de officier van justitie - bewezen dat verdachte, blijkens het overzicht van overschrijvingen en de verklaringen van de getuigen, zich in de periode van 1 februari 2022 tot en met 8 november 2022 heeft schuldig gemaakt aan de handel in verdovende middelen.

4.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

5.De strafbaarheid van de feiten

De rechtbank acht bewezen dat de verdachte een hoeveelheid van een materiaal bevattende ketamine aanwezig heeft gehad en telkens heeft verkocht. Ketamine wordt gebruikt als (dissociatief) tripmiddel (partydrug), en als een middel tegen pijn of als narcosemiddel in de (dier)geneeskunde en valt vanwege de geneeskundige toepassingen onder de Geneesmiddelenwet. Deze wet kent een aantal verboden. Het is verboden om zonder registratie werkzame stoffen in voorraad te hebben, te koop aan te bieden, en/of af te leveren (artikel 38 lid 1). Het is ook verboden een geneesmiddel waarvoor geen handelsvergunning geldt, in voorraad te hebben, te koop aan te bieden, te verkopen, af te leveren, ter hand te stellen, in te voeren, uit te voeren of anderszins binnen of buiten het Nederlands grondgebied te brengen (artikel 40 lid 2). Kortom, zonder vergunning of doktersrecept, is het verhandelen of in bezit hebben van ketamine strafbaar. Het overtreden van de Geneesmiddelenwet is echter niet ten laste gelegd. Het aanwezig hebben en verkopen van ketamine zoals onder 2 en 3 ten laste van de verdachte is bewezen verklaard, is niet strafbaar zodat de verdachte ten aanzien hiervan van alle rechtsvervolging ontslagen dient te worden. [1]
De overige bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf en maatregel

7.1.
De eis van de officier van justitie
Bij het bepalen van de eis heeft de officier van justitie gelet op de richtlijnen van het Openbaar Ministerie en de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS. Voor de onder 1 ten laste gelegde diefstal in vereniging, waarbij goederen tot een bedrag van EUR 25.000 uit de woning van aangever zijn weggenomen, heeft zij aansluiting gezocht bij het oriëntatiepunt voor de woninginbraak, te weten 5 maanden gevangenisstraf. Voor het onder 2 en 3 ten laste gelegde aanwezig hebben en dealen van verdovende middelen gedurende een periode van 1,5 jaar kan volgens de richtlijnen 20 maanden gevangenisstraf worden opgelegd, maar heeft zij rekening gehouden met de omstandigheid dat geen hoge frequentie van dealen kan worden vastgesteld.
De officier van justitie heeft, gelet op de nog jonge leeftijd van verdachte en de omstandigheid dat verdachte anders dan in het verleden nu wel open staat voor contact met de reclassering, gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder 1, 2 en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en oplegging van de door Reclassering Nederland geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Ten aanzien van het beslag kunnen de verdovende middelen en de fust (nummers 1 tot en met 9) worden onttrokken aan het verkeer. De broek en de portemonnee (10 en 11) kunnen worden teruggegeven aan de aangever en de jas (12) kan worden teruggegeven aan de verdachte.
7.2.
Het strafmaatverweer van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zodat verdachte over enkele maanden, na het uitzitten van het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf, aan de slag kan met het plan van aanpak van Reclassering Nederland en Amsta JUST.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder laten meewegen dat verdachte zich met anderen heeft schuldig gemaakt aan een brutale diefstal uit een woning, waarbij een grote hoeveelheid goederen is weggenomen. Een diefstal uit een woning is een ergerlijk feit, waarbij verdachte zich totaal niet heeft bekommerd over de gevolgen. Met zijn gedrag heeft hij getoond dat hij geen respect heeft voor eigendommen van een ander en heeft hij het vertrouwen van het slachtoffer geschaad. Het slachtoffer van dit vermogensdelict heeft door de gedragingen van de verdachte schade, hinder en ongemak ervaren. Daarnaast brengen feiten als de onderhavige niet alleen bij de slachtoffers maar ook in de maatschappij gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg.
Daarnaast heeft verdachte zich gedurende een langere periode schuldig gemaakt aan de handel in MDMA en cocaïne en is een hoeveelheid van deze harddrugs, geschikt voor de handel, onder de verdachte inbeslaggenomen. Harddrugs zijn niet alleen zeer schadelijk voor de volksgezondheid maar deze verdovende middelen werken ook verslavend, met alle gevolgen van dien voor de maatschappij. De harddrugshandel gaat vaak gepaard met zeer gewelddadige criminaliteit die de maatschappij ontwricht en in Amsterdam regelmatig tot ernstige incidenten heeft geleid. Met zijn handelen heeft verdachte een rol gehad in de keten van de handel in harddrugs.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel Justitie Documentatie betreffende verdachte van 11 januari 2023, waaruit blijkt dat hij ondanks zijn relatief jonge leeftijd al eerder voor soortgelijke misdrijven is veroordeeld.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 12 januari 2023, opgemaakt door reclasseringswerker [reclasseringswerker] . Uit dit rapport blijkt onder meer dat verdachte is afgekeurd vanwege epilepsie, dat hij een uitkering ontvangt, dat hij schulden heeft, dat hij geen vaste verblijfplaats heeft en dat het recidiverisico mede vanwege zijn negatieve sociale netwerk wordt ingeschat als hoog. Verdachte is zijn eerdere afspraken bij de Top 600 en de schuldhulpverlening van de gemeente Amsterdam niet nagekomen. Vanwege de omstandigheid dat verdachte heeft aangegeven zijn leven te willen veranderen is op advies van de reclassering vanuit [penitentiaire inrichting] de ambulante begeleiding door Amsta JUST opgestart. Verdachte wil meewerken aan een reclasseringstoezicht met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
De ter zitting aanwezige deskundigen, [reclasseringswerker] van Reclassering Nederland en [medewerker Amsta Just] van Amsta Just, hebben dit advies, ter zitting bevestigd. Zij hebben onder meer verklaard dat verdachte zal worden gemotiveerd met de outreachende aanpak van Amsta JUST. Hoe hoger het recidiverisico is, hoe hoger de zorg is die door Amsta JUST aan de verdachte wordt geleverd. Aan hem zal worden uitgelegd wat het betekent als er bijzondere voorwaarden worden opgelegd en wat die voorwaarden inhouden en hij krijgt daarbij de zorg die hij nodig heeft. De reclassering houdt toezicht op het naleven van de voorwaarden. De reclassering is verder in afwachting van een reactie op de aanmelding bij Cura XL voor een woonplek voor de verdachte.
De rechtbank heeft bij het vaststellen van de straf gelet op de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS en op de straffen die in soortgelijke zaken door deze rechtbank worden opgelegd. Hoewel verdachte een strafblad heeft en zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige misdrijven, ziet de rechtbank aanleiding om af te wijken van de eis van de officier van justitie. Daarbij houdt de rechtbank ook rekening met de omstandigheid dat het aanwezig hebben en verkopen van ketamine in onderhavige zaak niet strafbaar is en dat het dealen gedurende een kortere periode bewezen is verklaard.
De rechtbank acht dit alles afwegende een lagere, deels voorwaardelijke, gevangenisstraf met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals de reclassering heeft geadviseerd passend en geboden, met uitzondering van het contactverbod,. De rechtbank merkt daarbij op dat de bijzondere voorwaarde contactverbod, zoals deze zonder actuele NAW-gegevens van de medeverdachten is geformuleerd, niet kan worden gehandhaafd.
De rechtbank legt aan verdachte op een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar.
7.4.
Beslag
Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen inbeslaggenomen:
20 stk XTC (G6259942, groen)
5 stk XTC (G6259945, rood)
55 stk cocaïne (G6259946)
21 stk cocaïne (G6259947)
1 stk verdovende middelen (G6259948, roze)
5 stk verdovende middelen (G6259951, bruine pillen)
6 stk verdovende middelen (G6259953, grijs)
18 stk verdovende middelen (G6259955, wit)
1 stk fust (G6260097)
1 stk broek (G6259387, verschillend gekleurd, merk: Louis Vuitton)
1 stk portemonnee (G6259371, zwart/grijs geblokt, merk: Louis Vuitton)
1 stk jas (G6259520, groen, merk: Pme winterjas)
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, de nummers 1 t/m 9, dienen te worden onttrokken aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen het onder 2 en 3 bewezen geachte is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
De onder 10 en 11 genoemde voorwerpen kunnen worden teruggegeven aan aangever [aangever] . Het onder 12 genoemde voorwerp kan worden teruggegeven aan verdachte.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
1. Diefstal door twee of meer verenigde personen.
2. Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
3. Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Verklaart het in rubriek 3 onder 2 bewezene “opzettelijk aanwezig hebben van 14,49 gram van een materiaal bevattende ketamine” en het onder 3 bewezene “telkens verkopen van een materiaal bevattende ketamine”, niet strafbaar en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging ter zake daarvan.
Verklaart het overige in rubriek 3 bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
12 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
6 maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
3 jaarvast. De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij de reclassering
Veroordeelde meldt zich na het ingaan van de proeftijd op afspraken bij Reclassering Nederland op het adres Wibautstraat 12 te Amsterdam. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Ambulante begeleiding
Veroordeelde werkt gedurende de proeftijd mee aan begeleiding door Amsta JUST of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering en zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de begeleiding.
Meewerken aan schuldhulpverlening
Veroordeelde werkt gedurende de proeftijd mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Veroordeelde verblijft bij Cordaan of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c lid 6 Sr toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c lid 6 Sr, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Verklaart de in rubriek 7.4. onder nummers 1 t/m 9 genoemde voorwerpen onttrokken aan het verkeer.
Gelast de teruggave van de onder nummers 10 en 11 genoemde voorwerpen aan aangever [aangever] .
Gelast de teruggave van het onder nummer 12 genoemde voorwerp aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.L.C.M. Ficq, voorzitter,
mrs. K. Duker en M.F.A.M. Smeets, rechters,
in tegenwoordigheid van E.J.M. Veerman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 februari 2023.

Voetnoten

1.Rechtbank Amsterdam 8 juli 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:3886