ECLI:NL:RBAMS:2023:4593

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 juli 2023
Publicatiedatum
20 juli 2023
Zaaknummer
22/5714
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WIA-uitkering en de beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de beëindiging van de WIA-uitkering van eiseres. Eiseres, die als verkoopmedewerkster werkte, was aanvankelijk 80-100% arbeidsongeschikt verklaard, maar na een bezwaar van haar ex-werkgever heeft de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) haar arbeidsongeschiktheid herzien naar 13,75%. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 8 juni 2023 was eiseres aanwezig via een beeldverbinding, terwijl de ex-werkgever niet aanwezig was. De rechtbank heeft de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek beoordeeld en vastgesteld dat de rapporten van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen aan de vereisten voldeden. De rechtbank concludeert dat de beleving van klachten van eiseres niet beslissend is voor de vaststelling van haar beperkingen. De rechtbank oordeelt dat de UWV op goede gronden heeft vastgesteld dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is en dat de WIA-uitkering terecht is stopgezet. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/5714

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 juli 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] ( [locatie 1] , eiseres

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
( [gem. verweerder] ).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [belanghebbende] ( [bedrijf] uit [locatie 2] (ex-werkgever)
(gemachtigde: mr. B. Polman).

Procesverloop

In het besluit van 20 juli 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) toegewezen, omdat zij 80-100% arbeidsongeschikt is.
In het besluit van 20 oktober 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van de ex-werkgever tegen het primaire besluit gegrond verklaard en geoordeeld dat eiseres 13,75% arbeidsongeschikt is.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juni 2023. Eiseres was aanwezig middels een beeldverbinding. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De ex-werkgever was niet aanwezig.

Overwegingen

1. Eiseres werkte als verkoopmedewerkster voor gemiddeld 23,91 uur per week. Op 9 november 2017 viel zij uit. Na einde wachttijd is zij 80-100% arbeidsongeschikt bevonden.
2. Met het bestreden besluit heeft verweerder besloten dat eiseres geen recht meer heeft op een WIA-uitkering. Hieraan heeft verweerder een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep ten grondslag gelegd van 3 oktober 2022 en een rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 17 oktober 2022.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden
3. De rechtbank moet de vraag beantwoorden of verweerder de WIA-uitkering van eiseres terecht heeft stopgezet.
Zorgvuldigheid van het medisch onderzoek
3.1.
Eiseres voert aan dat verweerder haar klachten ernstig heeft onderschat.
3.2.
Om de mate van arbeidsongeschiktheid te bepalen moet eerst worden vastgesteld welke medische beperkingen eiseres heeft en vervolgens wat de invloed van deze beperkingen zijn op haar verdienvermogen. Volgens vaste rechtspraak mag verweerder zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapportages.
3.3.
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek aan deze voorwaarden voldoet. Uit de medische rapporten blijkt dat de psychische en fysieke klachten van eiseres zijn betrokken bij de medische beoordeling. De verzekeringsarts heeft het dossier bestudeerd en op 26 september 2022 heeft een consult via beeldbellen plaatsgevonden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de dossiergegevens bestudeerd en heeft een fysiek onderzoek door een ‘nervenartz’, een ‘Gutachten’, bij de beoordeling betrokken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep is er bij het vaststellen van de beperkingen van uitgegaan dat bij eiseres sprake is van zowel lichamelijke als van psychische beperkingen. Deze beperkingen van eiseres zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst van 3 oktober 2022. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft toegelicht waarom geen verdere beperkingen hoeven te worden aangenomen.
3.4.
Eiseres heeft in voorafgaand aan de zitting nog aanvullende medische stukken ingebracht ter onderbouwing van haar standpunt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had deze informatie al meegenomen in de beoordeling.
3.5.
Dat eiseres zich niet herkent in de conclusies van de verzekeringsarts, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de beleving van eiseres van haar klachten en haar daar serieus in neemt, betekent het hebben van klachten nog niet dat er ook meer beperkingen voor arbeid moeten worden aangenomen. De beleving van klachten is volgens vaste rechtspraak namelijk niet beslissend bij de beantwoording van de vraag welke beperkingen zijn vast te stellen. [1] Alleen de medisch te objectiveren beperkingen zijn daarbij van belang.

Conclusie

4. Verweerder heeft op goede gronden de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres per datum in geding vastgesteld op minder dan 35%. De WIA-uitkering van eiseres is terecht stopgezet.
5.
Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A. Boerhorst, rechter, in aanwezigheid van mr. M.G. Elfferich, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 juli 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 15 september 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3214.