ECLI:NL:RBAMS:2023:4589

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 juli 2023
Publicatiedatum
20 juli 2023
Zaaknummer
13/122087-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel door de Rechtbank Amsterdam

Op 18 juli 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat door Oostenrijk was uitgevaardigd. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Servië, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland verblijft en gedetineerd is in een penitentiaire inrichting. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 4 juli 2023 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. W.H.R. Hogewind, aanwezig was, evenals de opgeëiste persoon en zijn raadsvrouw, mr. E. Kolokatsi. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak op basis van de Overleveringswet met 30 dagen verlengd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon overeenkomt met de persoon die door Oostenrijk wordt gezocht, op basis van vingerafdrukken. Het EAB is uitgevaardigd op 15 maart 2023 en verzoekt om de overlevering van de opgeëiste persoon vanwege het vermoeden van betrokkenheid bij een strafbaar feit volgens Oostenrijks recht. De raadsvrouw heeft betoogd dat het EAB niet genoegzaam is, omdat de pleegdatum onbepaald is en er geen pleegplaats is vermeld. De officier van justitie heeft echter gesteld dat het EAB voldoende informatie bevat.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, waarbij zij heeft vastgesteld dat het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, valt onder de lijst van strafbare feiten in bijlage 1 van de Overleveringswet. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/122087-23
Datum uitspraak: 18 juli 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 25 mei 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 15 maart 2023 door
the Public Prosecutor’s Office Vienna (with approval by the Vienna Regional Criminal Court [2] ), Oostenrijk, en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[voornaam 1] dan wel [voornaam 2] [achternaam opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Servië) op [geboortedag] 1976,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [P.I.] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 4 juli 2023, in aanwezigheid van mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. E. Kolokatsi, advocaat in Amersfoort en door een tolk in de Servische taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [3]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat hij [voornaam 2] [achternaam opgeëiste persoon] heet, de overige persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Servische nationaliteit heeft. Gelet op het onderzoek waarin staat dat de vingerafdrukken van de persoon die voor de rechtbank is verschenen overeenkomen met de vingerafdrukken van de persoon die door Oostenrijk wordt gezocht, is de rechtbank van oordeel dat de persoon die voor de rechtbank is verschenen de persoon is van wie de overlevering door Oostenrijk wordt gevraagd.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
arrest order by the Public Prosecutor’s Office Vienna, dated 15 March 2023, approved by the court.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Oostenrijks recht strafbaar feit. Dit feit is omschreven in het EAB. [4]
3.1
Genoegzaamheid
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft betoogd dat het EAB niet genoegzaam is nu de pleegdatum te onbepaald is en een pleegplaats ontbreekt. Daarbij komen het gewicht aan heroïne in de feitsomschrijving niet overeenkomt met de optelsom van de in de feitsomschrijving genoemde gespecificeerde hoeveelheden. De overlevering moet daarom worden geweigerd. Subsidiair moeten er nadere vragen worden gesteld om hierover duidelijkheid te verkrijgen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het EAB genoegzaam is.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat het EAB gegevens moet bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht. Verder moet het voor de rechtbank duidelijk zijn of het verzoek voldoet aan de in de OLW genoemde vereisten. Zo moet het EAB een beschrijving bevatten van de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn gepleegd, met vermelding van, in ieder geval, het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten. Die beschrijving moet ook de naleving van het specialiteitsbeginsel kunnen waarborgen.
In deze zaak is het volgende van belang.
Naar het oordeel van de rechtbank is met de omschrijving in het EAB voldoende duidelijk voor de opgeëiste persoon waarvoor zijn overlevering wordt verzocht, namelijk betrokkenheid bij de verkoop van heroïne op een datum voor 16 december 2022. In het A-formulier staat verder nog dat het feit in 2022 in Oostenrijk heeft plaatsgevonden De rechtbank is van oordeel dat het EAB in ieder geval in samenhang gelezen met het A-formulier genoegzaam is. Daarbij moet mede in aanmerking worden genomen dat sprake is van een overlevering in het kader van strafrechtelijk onderzoek. De rechtbank verwerpt daarom het verweer. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank ook geen aanleiding om de zaak aan te houden om nadere vragen te stellen.

4.Strafbaarheid; feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Oostenrijk een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

6.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[voornaam 1] dan wel [voornaam 2] [achternaam opgeëiste persoon]aan
the Vienna Regional Criminal Court, Oostenrijk voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. J.P.W. Helmonds en A.K. Glerum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 18 juli 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
3.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
4.Zie onderdeel e) van het EAB.