BEOORDELING
6. De gevorderde voorziening strekt tot betaling van een geldsom. Voor toewijzing van een dergelijke vordering is in kort geding slechts plaats, als het bestaan en de omvang van de vordering voldoende aannemelijk zijn en uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is. Het bedrag tot voldoening waarvan een partij eventueel zal worden veroordeeld, geldt als voorschot op en ter nadere verrekening met hetgeen zij ten gronde zal blijken verschuldigd te zijn.
7. [eiser] heeft gesteld dat hij een spoedeisend belang heeft bij een oordeel van de kantonrechter als voorzieningenrechter, omdat hij problemen krijgt met zijn bedrijfsvoering nu hij geld te kort komt. Van de kant van [gedaagde] is dat niet weersproken, zodat de kantonrechter geen reden ziet de vordering reeds om die reden af te wijzen.
8. Ter zitting heeft [gedaagde] een aantal producties in geding willen brengen; [eiser] heeft daartegen bezwaar gemaakt in verband met het late moment van overleggen. Hij kent die stukken niet en heeft zich daarop niet kunnen voorbereiden, aldus [eiser] . Het betreft een geprinte versie van whatsapp-gesprekken tussen [gedaagde] en [eiser] van 11 december 2022 en 25 januari 2023, een inspectie rapport van Saero (datum inspectie 27 januari 2023) en foto’s van diverse zaken die gebrekkig zouden zijn, foto’s van materiaal door [eiser] aangeschaft en van kassabonnen door hem aan [gedaagde] verstrekt. Slechts de foto’s van diverse zaken die gebrekkig zouden zijn, betreffen producties die niet eerder bij [eiser] bekend waren zodat de kantonrechter beslist heeft dat (uitsluitend) die producties vanwege de goede procesorde buiten beschouwing moeten worden gelaten.
9. Van belang is dat afgesproken is dat [eiser] (werkzaamheden zou verrichten en dat hij) zou factureren ‘inclusief btw’. Dat erkent [gedaagde] in haar e-mail bericht van
19 januari 2023 en dat heeft zij ter zitting herhaald. Dat betekent dat zij ten onrechte van de factuur van 12 december 2022 een bedrag aan btw heeft achtergehouden. De hoogte van dit bedrag (€ 2.887,50) is door [gedaagde] niet bestreden, zodat dit deel van de vordering zal worden toegewezen.
10. Aannemelijk is voorts dat [eiser] gewerkt heeft met materialen en dat hij die materialen bij bouwmarkten en andere leveranciers heeft aangeschaft ten behoeve van het werk voor [gedaagde] . Zonder materiaal had hij immers het restaurant niet kunnen verbouwen. In de procedure heeft hij een veelheid aan bonnen en facturen overgelegd; bij de factuur van 31 maart 2023 heeft hij daarnaast een specificatie gevoegd en een scan van alle nog in zijn bezit zijnde (kopieën van) bonnen en facturen van door hem aangeschafte bouwmaterialen.
11. Ten tijde van het uitvoeren van het werk heeft [eiser] al diverse facturen en bonnen betreffende bouwmaterialen aan [gedaagde] ter hand gesteld, zo stelt [eiser] . Dat wordt door [gedaagde] ook niet ontkend; zij stelt zelfs een bedrag van € 3.507,00 aan [eiser] te hebben betaald, om die reden, waarvan een bedrag van € 800,00 via de bank. [eiser] ontkent enige betaling ter zake de bouwmaterialen te hebben ontvangen. Het is dan aan [gedaagde] , die stelt te hebben betaald, aan te tonen dat zij inderdaad heeft betaald. Daarin is zij niet geslaagd.
12. Nu het meerdere (het verschil tussen het gevorderde bedrag van € 5.836,13 en het bedrag van € 3.507,00) wordt betwist – die materialen zou [eiser] volgens [gedaagde] niet hebben aangeschaft voor dit werk dan wel weer bij de winkel hebben ingeleverd – en deze procedure nadere bewijslevering niet toe laat, zal de kantonrechter dit deel van de vordering, derhalve € 3.507,00 toewijzen.
13. [gedaagde] heeft - voor het eerst ter zitting – gesteld dat zij nog geld van [eiser] tegoed heeft vanwege niet geleverd werk, verkeerd geleverd werk, schade die [gedaagde] geleden heeft doordat zij alsnog een loodgieter werk heeft moeten laten verrichten en kosten van onderzoek door een loodgieter. Naar de kantonrechter aanneemt zien de werkbonnen van 27 en 30 januari 2023 van Saero op dit laatste onderzoek.
14. [gedaagde] heeft haar tegenvordering of hetgeen zij in verrekening wil brengen, niet onderbouwd met nota’s, een specificatie of betaalbewijzen. [eiser] ontkent dat uit het inspectie-rapport van Saero blijkt dat sprake was van gebreken waarvoor hij als aannemer aansprakelijk is. Zo maakt hij met foto’s aannemelijk dat de lekkage of verstopping die door Saero zou zijn aangetroffen (bij de voordeur van het pand) buiten het gebied ligt waar hij loodgieterswerk heeft verricht. Met een andere foto heeft hij willen aantonen dat de verstopping van de afvoer van de bar ontstaan is door vuil of vet dat buiten zijn toedoen in de afvoer is terecht gekomen.
15. In het kader van dit kort geding is voor meer of andere bewijslevering geen plaats. Al met al acht de kantonrechter niet aannemelijk dat [gedaagde] vanwege gebreken of schade nog geld tegoed heeft van [eiser] , zodat hij de vordering tot verrekening dan wel de tegenvordering van [gedaagde] zal afwijzen.
16. Dat buitengerechtelijke incassokosten zijn gemaakt, is voldoende gebleken. De kosten dienen te worden berekend over de toegewezen hoofdsom, zodat in lijn met het bepaalde tarief in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten een bedrag van € 694,75 toewijsbaar is.
17. [eiser] vordert tevens wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten. Niet gesteld of gebleken is echter dat [eiser] deze kosten al daadwerkelijk aan zijn gemachtigde heeft betaald of met de betaling daarvan in verzuim verkeert en als zodanig vermogensschade heeft geleden. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke incassokosten zal daarom niet worden toegewezen.
18. Nu [gedaagde] grotendeels in het ongelijk wordt gesteld, zal zij veroordeeld worden tot vergoeden van de proceskosten aan de zijde van [eiser] . De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten worden toegewezen met inachtneming van de hierna te bepalen termijn.