ECLI:NL:RBAMS:2023:4581

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 juli 2023
Publicatiedatum
20 juli 2023
Zaaknummer
10517165
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling in kort geding inzake aannemingsovereenkomst voor verbouwing van restaurant met geschil over nakoming en gebreken

In deze zaak heeft eiser, een eenmanszaak, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, die een Indiaas restaurant exploiteert. De vordering betreft een aannemingsovereenkomst voor verbouwingswerkzaamheden aan het restaurant. Eiser vordert betaling van een bedrag van € 8.723,63, inclusief btw, voor geleverde diensten en materialen. Gedaagde heeft een deel van de betaling gedaan, maar betwist de hoogte van de vordering en stelt dat er gebreken zijn in het geleverde werk. De mondelinge behandeling vond plaats op 30 juni 2023, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. Eiser heeft bewijsstukken overgelegd, waaronder facturen en bonnen van materialen. Gedaagde heeft echter ook kosten en schade in rekening gebracht die zij wil verrekenen met eiser.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat eiser recht heeft op betaling van de btw en een deel van de kosten voor materialen, maar heeft de tegenvordering van gedaagde afgewezen. De rechter oordeelt dat gedaagde niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar claims over gebreken en schade. Uiteindelijk is gedaagde veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 6.394,50 aan eiser, inclusief buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De uitspraak is gedaan door kantonrechter R. Kruisdijk op 14 juli 2023.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 10517165 KK EXPL 23-322
vonnis van: 14 juli 2023
func.: 47653

vonnis van de kantonrechterkort geding

I n z a k e

[eiser] ( [naam eenmanszaak] )

wonende te [woonplaats 1]
eiser,
nader te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. Y. Sasson
t e g e n

[gedaagde] ( [gedaagde] )

wonende te [woonplaats 2]
gedaagde,
nader te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Bij dagvaarding van 2 juni 2023 heeft [eiser] een vordering ingesteld tegen [gedaagde] . Op
7 juni 2023 heeft [eiser] een USB-stick in geding gebracht. Op verzoek [gedaagde] is de mondelinge behandeling verplaatst naar 30 juni 2023. Zij heeft met de griffier e-mail correspondentie gehad over de mogelijkheden van rechtsbijstand en een tolk/vertaler.
De zitting heeft plaatsgevonden op 30 juni 2023. [eiser] is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. [gedaagde] is verschenen, bijgestaan door dhr. [naam 1] en [naam 2] . Partijen hebben hun standpunt uiteengezet, [gedaagde] aan de hand van pleitaantekeningen voorzien van producties, en vragen van de kantonrechter beantwoord. De mondelinge behandeling is geschorst geweest voor overleg over een regeling. Na hervatting van de behandeling is het onderzoek ter zitting gesloten en is datum bepaald voor vonnis.

UITGANGSPUNTEN

1. De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
[eiser] heeft een eenmanszaak [naam eenmanszaak] , opgericht op 14 juni 2022.
1.2.
[gedaagde] exploiteert een Indiaas restaurant in [plaats] met de naam [naam restaurant] , gevestigd per 11 april 2022.
1.3.
Partijen hebben een overeenkomst tot aanneming van werk gesloten. [eiser] is eind juni 2022 begonnen met verbouwingswerkzaamheden aan de restaurantruimte van [gedaagde] .
1.4.
Na mondelinge afspraken gemaakt te hebben, heeft [eiser] een offerte d.d. 2 juli 2022 opgesteld. Deze is niet door partijen ondertekend. In de offerte worden de werkzaamheden die [eiser] zal verrichten, opgesomd. De aanneemsom bedroeg volgens de offerte € 31.460,00 inclusief btw. Afgesproken is dat [gedaagde] [eiser] separaat voor het door hem aangeschafte materiaal zou betalen.
1.5.
[gedaagde] heeft een eerste betaling van € 12.250,00 contant aan [eiser] voldaan.
1.6.
Op 12 december 2022 heeft [eiser] aan [gedaagde] een factuur gestuurd ter hoogte van € 16.637,50 voor het resterende deel van de werkzaamheden.
1.7.
[gedaagde] heeft een bedrag van € 13.750,00 voldaan, zijnde het bedrag van de factuur minus de btw.
1.8.
Op 31 december 2022 heeft [eiser] aan [gedaagde] een factuur gestuurd ter hoogte van € 7.621,00 vanwege door hem aangeschafte materialen.
1.9.
Op 26 januari 2023 heeft een (tweede) oplevering plaatsgevonden, in aanwezigheid van een door [gedaagde] ingeschakelde loodgieter Saero, en een loodgieter die [eiser] bijstond. [gedaagde] heeft het werk toen niet aanvaard en gewezen op gebreken.
1.10.
Na protest van [gedaagde] heeft [eiser] de factuur van 31 december 2022 gecrediteerd en haar een nieuwe factuur gestuurd op 31 maart 2023 voor een bedrag van € 5.836,13 vanwege door hem aangeschafte materialen. Bij deze factuur heeft [eiser] een specificatie van de bedragen gevoegd.
1.11.
De gemachtigde van [eiser] heeft met [gedaagde] gecorrespondeerd over de betaling en het werk van [eiser] c.q. de door hem aangeschafte materialen en haar gesommeerd te betalen. Partijen hebben geen overeenstemming bereikt.
1.12.
Vervolgens is de dagvaarding uitgebracht.

DE VORDERING

2. [eiser] vordert veroordeling van [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van:
de hoofdsom van € 8.723,63, zijnde de over het werk verschuldigde btw ad € 2.887,50 plus een bedrag van € 5.836,13 (de factuur van 31 maart 2023 terzake het materiaal);
de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW over de respectievelijke vervaldata van de facturen tot aan de dag der algehele voldoening;
de buitengerechtelijke incassokosten van € 811,18 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
de kosten van de procedure en de nakosten.
3. Aan deze vordering legt [eiser] de nakomingsverplichting terzake van de aannemingsovereenkomst ten grondslag. Hij stelt dat afgesproken is dat [gedaagde] ook de btw zal voldoen, dat hij de materialen voor de verbouwing heeft voorgeschoten en dat hij de bonnen en facturen van de leveranciers heeft overhandigd aan [gedaagde] , maar dat zij weigert te betalen terwijl er niet sprake is van gebreken althans niet van gebreken waarvoor hij aansprakelijk is als aannemer.

HET VERWEER

4. [gedaagde] stelt dat overeengekomen is een bedrag van € 27.500,00 inclusief btw en dat zij € 13.750,00 in contanten heeft betaald en € 13.750,00 via de bank. Voor het betaalde bedrag in contanten wenst zij nog een factuur te ontvangen. [eiser] zou twee jaar garantie geven op het werk. Hij heeft geen professionele elektriciens gebruikt en het loodgieterswerk zelf gedaan. Er ontbreken nog zaken: zo heeft [eiser] niet het wijnglazenrek bij de bar aangebracht, geen camera-beveiligingssysteem aangelegd, de stereo installatie niet aangebracht en zijn er gebreken in het loodgieterswerk; het betreft verstoppingen zowel in de afvoer van de bar als in de vloer bij de voordeur, en de radiatorbekleding is onprofessioneel aangebracht. [gedaagde] heeft voor het materiaal reeds € 3.507,00 betaald op grond van de door [eiser] aan haar overhandigde bonnen. Zij betwist dat [eiser] het overige materiaal heeft aangeschaft voor het restaurant maar voor een vriend en deels heeft hij het materiaal weer teruggebracht naar de winkel in ruil voor cash.
5. [gedaagde] brengt tevens kosten c.q. schade in rekening voor een totaal bedrag van € 11.646,00 dat zij wenst te verrekenen met [eiser] dan wel dient zij ter zake een reconventionele vordering in. Tevens heeft [eiser] nog de sleutel van het restaurant.

BEOORDELING

6. De gevorderde voorziening strekt tot betaling van een geldsom. Voor toewijzing van een dergelijke vordering is in kort geding slechts plaats, als het bestaan en de omvang van de vordering voldoende aannemelijk zijn en uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is. Het bedrag tot voldoening waarvan een partij eventueel zal worden veroordeeld, geldt als voorschot op en ter nadere verrekening met hetgeen zij ten gronde zal blijken verschuldigd te zijn.
7. [eiser] heeft gesteld dat hij een spoedeisend belang heeft bij een oordeel van de kantonrechter als voorzieningenrechter, omdat hij problemen krijgt met zijn bedrijfsvoering nu hij geld te kort komt. Van de kant van [gedaagde] is dat niet weersproken, zodat de kantonrechter geen reden ziet de vordering reeds om die reden af te wijzen.
8. Ter zitting heeft [gedaagde] een aantal producties in geding willen brengen; [eiser] heeft daartegen bezwaar gemaakt in verband met het late moment van overleggen. Hij kent die stukken niet en heeft zich daarop niet kunnen voorbereiden, aldus [eiser] . Het betreft een geprinte versie van whatsapp-gesprekken tussen [gedaagde] en [eiser] van 11 december 2022 en 25 januari 2023, een inspectie rapport van Saero (datum inspectie 27 januari 2023) en foto’s van diverse zaken die gebrekkig zouden zijn, foto’s van materiaal door [eiser] aangeschaft en van kassabonnen door hem aan [gedaagde] verstrekt. Slechts de foto’s van diverse zaken die gebrekkig zouden zijn, betreffen producties die niet eerder bij [eiser] bekend waren zodat de kantonrechter beslist heeft dat (uitsluitend) die producties vanwege de goede procesorde buiten beschouwing moeten worden gelaten.
9. Van belang is dat afgesproken is dat [eiser] (werkzaamheden zou verrichten en dat hij) zou factureren ‘inclusief btw’. Dat erkent [gedaagde] in haar e-mail bericht van
19 januari 2023 en dat heeft zij ter zitting herhaald. Dat betekent dat zij ten onrechte van de factuur van 12 december 2022 een bedrag aan btw heeft achtergehouden. De hoogte van dit bedrag (€ 2.887,50) is door [gedaagde] niet bestreden, zodat dit deel van de vordering zal worden toegewezen.
10. Aannemelijk is voorts dat [eiser] gewerkt heeft met materialen en dat hij die materialen bij bouwmarkten en andere leveranciers heeft aangeschaft ten behoeve van het werk voor [gedaagde] . Zonder materiaal had hij immers het restaurant niet kunnen verbouwen. In de procedure heeft hij een veelheid aan bonnen en facturen overgelegd; bij de factuur van 31 maart 2023 heeft hij daarnaast een specificatie gevoegd en een scan van alle nog in zijn bezit zijnde (kopieën van) bonnen en facturen van door hem aangeschafte bouwmaterialen.
11. Ten tijde van het uitvoeren van het werk heeft [eiser] al diverse facturen en bonnen betreffende bouwmaterialen aan [gedaagde] ter hand gesteld, zo stelt [eiser] . Dat wordt door [gedaagde] ook niet ontkend; zij stelt zelfs een bedrag van € 3.507,00 aan [eiser] te hebben betaald, om die reden, waarvan een bedrag van € 800,00 via de bank. [eiser] ontkent enige betaling ter zake de bouwmaterialen te hebben ontvangen. Het is dan aan [gedaagde] , die stelt te hebben betaald, aan te tonen dat zij inderdaad heeft betaald. Daarin is zij niet geslaagd.
12. Nu het meerdere (het verschil tussen het gevorderde bedrag van € 5.836,13 en het bedrag van € 3.507,00) wordt betwist – die materialen zou [eiser] volgens [gedaagde] niet hebben aangeschaft voor dit werk dan wel weer bij de winkel hebben ingeleverd – en deze procedure nadere bewijslevering niet toe laat, zal de kantonrechter dit deel van de vordering, derhalve € 3.507,00 toewijzen.
13. [gedaagde] heeft - voor het eerst ter zitting – gesteld dat zij nog geld van [eiser] tegoed heeft vanwege niet geleverd werk, verkeerd geleverd werk, schade die [gedaagde] geleden heeft doordat zij alsnog een loodgieter werk heeft moeten laten verrichten en kosten van onderzoek door een loodgieter. Naar de kantonrechter aanneemt zien de werkbonnen van 27 en 30 januari 2023 van Saero op dit laatste onderzoek.
14. [gedaagde] heeft haar tegenvordering of hetgeen zij in verrekening wil brengen, niet onderbouwd met nota’s, een specificatie of betaalbewijzen. [eiser] ontkent dat uit het inspectie-rapport van Saero blijkt dat sprake was van gebreken waarvoor hij als aannemer aansprakelijk is. Zo maakt hij met foto’s aannemelijk dat de lekkage of verstopping die door Saero zou zijn aangetroffen (bij de voordeur van het pand) buiten het gebied ligt waar hij loodgieterswerk heeft verricht. Met een andere foto heeft hij willen aantonen dat de verstopping van de afvoer van de bar ontstaan is door vuil of vet dat buiten zijn toedoen in de afvoer is terecht gekomen.
15. In het kader van dit kort geding is voor meer of andere bewijslevering geen plaats. Al met al acht de kantonrechter niet aannemelijk dat [gedaagde] vanwege gebreken of schade nog geld tegoed heeft van [eiser] , zodat hij de vordering tot verrekening dan wel de tegenvordering van [gedaagde] zal afwijzen.
16. Dat buitengerechtelijke incassokosten zijn gemaakt, is voldoende gebleken. De kosten dienen te worden berekend over de toegewezen hoofdsom, zodat in lijn met het bepaalde tarief in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten een bedrag van € 694,75 toewijsbaar is.
17. [eiser] vordert tevens wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten. Niet gesteld of gebleken is echter dat [eiser] deze kosten al daadwerkelijk aan zijn gemachtigde heeft betaald of met de betaling daarvan in verzuim verkeert en als zodanig vermogensschade heeft geleden. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke incassokosten zal daarom niet worden toegewezen.
18. Nu [gedaagde] grotendeels in het ongelijk wordt gesteld, zal zij veroordeeld worden tot vergoeden van de proceskosten aan de zijde van [eiser] . De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten worden toegewezen met inachtneming van de hierna te bepalen termijn.

BESLISSING

De kantonrechter:
- veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 2.887,50 alsmede een bedrag van € 3.507,00 zijnde totaal € 6.394,50 te verhogen met de wettelijke handelsrente over deze bedragen vanaf de vervaldata van de desbetreffende facturen tot aan de dag van de algehele voldoening;
- veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van de buitengerechtelijke incassokosten van € 694,75;
- veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van de proceskosten, dezerzijds vastgesteld op € 244,00 aan griffierecht, € 100,55 aan kosten deurwaarder en € 793,00 aan salaris gemachtigde zijnde totaal € 1.137,55 voor zover van toepassing inclusief btw, te voldoen binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 132,00 aan salaris gemachtigde, voor zover van toepassing inclusief btw;
- verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Kruisdijk, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2023 in aanwezigheid van de griffier.
de griffier de kantonrechter