ECLI:NL:RBAMS:2023:4551

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 juli 2023
Publicatiedatum
19 juli 2023
Zaaknummer
13/297427-22 (A), 13/035106-22 (B), 13/045070-22 (C), 13/100723-22 (D), 13/142691-23 (E) en 13/287632-21 (TUL)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal met geweld en mishandeling

Op 20 juli 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam een 33-jarige man veroordeeld tot 18 maanden gevangenisstraf, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, voor meerdere strafbare feiten. De man werd beschuldigd van diefstal met geweld op 11 november 2022 in Amsterdam, waarbij hij €200 heeft gestolen van een slijterij, Gall & Gall, en daarbij de medewerkster bedreigde. Daarnaast was hij betrokken bij een poging tot diefstal in Amstelveen op 9 februari 2022, en diefstal van winkelgoederen van Albert Heijn op 21 februari 2022. Ook werd hij beschuldigd van mishandeling van zijn moeder en een ander slachtoffer. De rechtbank heeft de geldigheid van de dagvaarding in zaak C bevestigd en de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht, gezien zijn psychische toestand. De rechtbank heeft de straffen gemotiveerd door te wijzen op de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, en de verdachte werd verplicht tot schadevergoeding. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd voor de voorwaardelijke straf, waaronder meldplicht bij de reclassering en opname in een zorginstelling.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummers: 13/297427-22 (A), 13/035106-22 (B), 13/045070-22 (C), 13/100723-22 (D),
13/142691-23 (E) en 13/287632-21 (TUL)
Datum uitspraak: 20 juli 2023
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het [naam JC] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 17 mei 2023 en 6 juli 2023.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A, zaak B, zaak C, zaak D en zaak E aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. N. Levinsohn, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. S. Guman ten aanzien van de zaken A, D en E en zijn raadsman C.J. Nierop ten aanzien van de zaken B en C, naar voren hebben gebracht. De raadslieden zullen hierna worden aangeduid als ‘de raadsman’.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
ten aanzien van zaak A:
hij op of omstreeks 11 november 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, €200, in elk geval een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Gall & Gall, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen de medewerkster van die Gall & Gall, te weten [naam medewerkster] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die medewerkster dreigend de woorden toe te voegen; ''Ik wil dat je nu de kassa open doet en anders sla ik deze fles op je hoofd'' em/of ''Opschieten, opschieten!'';
ten aanzien van zaak B:
hij op of omstreeks 9 februari 2022 te Amstelveen, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een of meerdere geldbedrag(en), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Dirk van den Broek (vestiging: [vestiging] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen een hand in een kassalade van voornoemde winkel, welke door een medewerker werd geopend, heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ten aanzien van zaak C:
hij op of omstreeks 21 februari 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een of meerdere winkelgoed(eren), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Albert Heijn (vestiging: [vestiging] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
ten aanzien van zaak D:
hij op of omstreeks 21 april 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, zijn moeder, [naam moeder] , heeft mishandeld door die [naam moeder] bij de keel vast te pakken en/of aan die keel te trekken;
ten aanzien van zaak E:
hij op of omstreeks 11 juni 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door een of meermalen in/op/tegen het gezicht/hoofd, in elk geval het lichaam, van die [slachtoffer] te slaan/stompen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Voorvragen

De geldigheid van de dagvaarding in zaak C
3.1.
De raadsman heeft betoogd dat de dagvaarding in zaak C nietig dient te worden verklaard. De tenlastelegging is onvoldoende feitelijk omdat daarin enkel ‘winkelgoederen’ is opgenomen en voldoet daarom niet aan de vereisten van artikel 261 Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). Verdachte weet niet waartegen hij zich exact moet verdedigen.
3.2.
De eisen die artikel 261 Sv aan de dagvaarding stelt dienen ertoe de verdachte te informeren over waarvan hij wordt verdacht. Naar het oordeel van de rechtbank voldoet de tekst van de tenlastelegging aan die informatiefunctie doordat er een specifieke winkel is omschreven. Bovendien is tijdens de behandeling ter terechtzitting de rechtbank gebleken dat het voor verdachte duidelijk was over welk voorval het ging. Het verweer wordt verworpen.
3.3.
De dagvaarding is ook overigens geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie en de verdediging, niet bewezen hetgeen in zaak D is ten laste gelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
4.2.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
ten aanzien van zaak A:
op 11 november 2022 te Amsterdam een geldbedrag, dat aan Gall & Gall toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen de medewerkster van die Gall & Gall, te weten [naam medewerkster] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door die medewerkster dreigend de woorden toe te voegen: ''Ik wil dat je nu de kassa open doet en anders sla ik deze fles op je hoofd'' en ''Opschieten, opschieten!'';
ten aanzien van zaak B:
op 9 februari 2022 te Amstelveen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een geldbedrag dat aan Dirk van den Broek, vestiging [vestiging] , toebehoorde weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, een hand in een kassalade van voornoemde winkel, welke door een medewerker werd geopend, heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ten aanzien van zaak C:
op 21 februari 2022 te Amsterdam meerdere winkelgoederen die aan Albert Heijn, vestiging [vestiging] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om ze zich wederrechtelijk toe te eigenen;
ten aanzien van zaak E:
op 11 juni 2023 te Amsterdam [slachtoffer] heeft mishandeld door tegen het gezicht van die [slachtoffer] te stompen.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

7.1.
De raadsman heeft zich in zaak A op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat het feit niet aan hem kan worden toegerekend. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de psychiater in het Pro-Justitia rapport van 15 februari 2023 heeft geadviseerd het in zaak A bewezen verklaarde niet aan verdachte toe te rekenen.
Deze bewering van de raadsman is feitelijk onjuist. De psychiater heeft geadviseerd het bewezen verklaarde in verminderde mate toe te rekenen. De rechtbank neemt die conclusie van de psychiater over en acht verdachte strafbaar voor dit feit.
7.2
De raadsman heeft in zaak B en zaak C gewezen op de naast deze strafzaak lopende Wet forensiche zorg (hierna: Wfz) procedure. Indien bij verdachte sprake is van een stoornis in de zin van de Wvggz, dan wordt zijn gedrag overwegend beheerst door de stoornis en kunnen zijn daden hem niet worden toegerekend. Hij is dan als een willoos werktuig van zijn stoornis te kwalificeren, zodat hij volledig ontoerekeningsvatbaar is en moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De rechtbank verwerpt ook dit verweer. Ontoerekenbaarheid is aan de orde als ten tijde van het ten laste gelegde feit sprake was van een stoornis als bedoeld in artikel 39 Sr als gevolg waarvan de verdachte niet kon begrijpen dat het ten laste gelegde feit wederrechtelijk was of niet in staat was in overeenstemming te handelen met zijn begrip van de wederrechtelijkheid van het ten laste gelegde feit (zie conclusie PG ECLI:NL:PHR:2023:610 randnummer 153). Dit is een ander beoordelingskader dan het kader dat geldt ten aanzien van Wfz.
Hoewel de psychiater niet heeft gerapporteerd over de zaken B, C en E neemt de rechtbank ook ten aanzien van de in die zaken tenlastegelegde feiten de conclusie van de psychiater aangaande de toerekeningsvatbaarheid over. Uit het onderzoek van de psychiater blijkt namelijk dat bij verdachte op 26 jarige leeftijd schizofrenie is geconstateerd. Deze stoornis bestond dus ook al ten tijde van de tenlastegelegde feiten in de zaken B, C en E en het is aannemelijk dat de gevolgen daarvan ook bij het plegen van deze feiten van invloed zijn geweest op het handelen van verdachte. De rechtbank zal verdachte deze feiten ook in verminderde mate toerekenen.
7.3.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten in de zaken A, B, C en E zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 480 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 65 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in het rapport van 4 mei 2023.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van de bewezen geachte feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft een winkeloverval gepleegd, waarbij hij een medewerkster heeft gedreigd met een volle fles op haar hoofd te slaan als zij de kassa niet zou openmaken. Toen de verbalisant ter plaatse kwam trof deze het slachtoffer hevig geëmotioneerd aan. Door zijn handelen draagt verdachte bij aan in de samenleving heersende gevoelens van angst en onveiligheid. Slachtoffers van dergelijke feiten ondervinden daarvan vaak langdurig psychisch ongemak. Dit heeft verdachte ondergeschikt gemaakt aan zijn drang naar geldelijk gewin.
Verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan een diefstal en een poging daartoe en heeft daarmee laten zien geen oog te hebben voor andermans eigendomsrecht.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een mishandeling, waarbij hij de lichamelijke integriteit van het slachtoffer heeft geschonden.
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 13 juni 2023 betreffende verdachte, blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor gelijksoortige delicten.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het Pro Justitia rapport van 15 februari 2023 betreffende verdachte, opgemaakt door psychiater drs. M.H. Diawara en de daarin opgenomen conclusie over de verminderde toerekenbaarheid.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten en met name de winkeloverval, aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd, in die zin dat zij een hogere straf zal opleggen. Daarbij heeft de rechtbank de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) bij een overval op een winkel in aanmerking genomen. Deze oriëntatiepunten gaan voor een voltooide overval op een winkel uit van een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren bij een first offender.
Bij het bepalen van (de duur van) de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat aan verdachte in de zaak met rekestnummer RK23/3088, welk rekest tegelijkertijd met de onderhavige strafzaak is behandeld, een zorgmachtiging op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Wet forensische zorg (Wfz) is verleend.
Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert € 227,-- aan vergoeding van materiële schade, zijnde € 209,-- voor een kapotte bril en € 18,-- voor een gebroken fietssleutel, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder in zaak E bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De vordering is betwist. De raadsman heeft erop gewezen dat geen stukken ter onderbouwing zijn overgelegd, zodat onduidelijk is of de benadeelde partij verzekerd was, en de gebroken fietssleutel is in het geheel niet onderbouwd.
De rechtbank is van oordeel dat uit de stukken in de strafzaak voldoende blijkt dat de bril van aangever tijdens de mishandeling kapot is gegaan. Hij heeft daarover meteen ter plaatse tegen de politie verklaard. Voor wat betreft de hoogte van het toe te wijzen bedrag maar de rechtbank gebruik van haar schattingsbevoegdheid. De vordering tot vergoeding van materiële schade zal, conform de eis van de officier van justitie, worden toegewezen tot een bedrag van in totaal € 209,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering, nu de schade met betrekking tot een gebroken fietssleutel niet is onderbouwd. De behandeling van de vordering levert voor dit deel een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan het resterende deel van zijn vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De benadeelde partij en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.
Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich de op 4 april 2023 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 13/287632-21, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 17 november 2021 van de politierechter te Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot taakstraf voor de duur van 20 uren subsidiair 10 dagen hechtenis, met bevel dat deze straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden
Deze vordering is gekoppeld aan zaak D. Nu verdachte voor dat feit, zoals hiervoor onder 4.2. vermeld, wordt vrijgesproken, zal de rechtbank conform de vordering van de officier van justitie de vordering afwijzen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 300, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het in zaak D ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A, zaak B, zaak C en zaak E ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4.2. is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van zaak A:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
ten aanzien van zaak B:
poging tot diefstal;
ten aanzien van zaak C:
diefstal;
ten aanzien van zaak E:
mishandeling.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, Mohib, daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
18 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot 3 maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij reclassering
Veroordeelde meldt zich op binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij de Verslavingsreclassering Inforsa op het adres Vlaardingenlaan 5 te Amsterdam. Indien veroordeelde in een kliniek verblijft meldt hij zich telefonisch 020-5905800. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Opname in een zorginstelling
Veroordeelde laat zich opnemen in een zorginstelling, nader te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start zodra er plek is. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
Ambulante behandeling
Veroordeelde laat zich, na de klinische behandeling, behandelen door verslavingszorg Inforsa of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Veroordeelde verblijft in een, gedurende de klinische behandeling te bepalen. vorm van beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start na de klinische behandeling. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als
de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Drugsverbod
Veroordeelde gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Alcoholverbod
Veroordeelde gebruikt geen alcohol, en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Dagbesteding
Veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Ten aanzien van zaak E
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 209,-- (tweehonderd en negen euro) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (11 juni 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 209,-- (tweehonderd en negen euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 4 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 13/287632-21.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.L.C.M. Ficq, voorzitter,
mrs. L. Dolfing en D. van den Brink, rechters,
in tegenwoordigheid van R. Rog, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 juli 2023.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat te tekenen.