ECLI:NL:RBAMS:2023:4544
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van het beroep van een Oekraïense burger tegen inreisverbod
In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 18 juli 2023, wordt het beroep van een Oekraïense burger tegen de afwijzing van zijn aanvraag tot opheffing van een inreisverbod ongegrond verklaard. Het inreisverbod was op 11 november 2020 opgelegd voor de duur van tien jaar, na een veroordeling voor mensensmokkel door de rechtbank Noord-Holland. De eiser, geboren in 1980, had op 18 november 2022 een aanvraag ingediend om dit inreisverbod op te heffen, maar deze werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen op 16 januari 2023. De rechtbank heeft de zaak op 23 juni 2023 behandeld, waarbij zowel de eiser als de verweerder zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
De rechtbank oordeelt dat de eiser niet heeft aangetoond dat hij tien jaar buiten Nederland en de EU heeft verbleven, en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een tijdelijke opheffing van het inreisverbod rechtvaardigen. De rechtbank wijst erop dat de eiser geen rechtsmiddelen heeft aangewend tegen het oorspronkelijke inreisverbod, waardoor de rechtmatigheid daarvan vaststaat. De rechtbank concludeert dat de beroepsgrond van de eiser, dat hij geen actueel gevaar voor de openbare orde vormt, niet slaagt, en dat de staatssecretaris niet verplicht is om te beoordelen of de vreemdeling nog een actuele bedreiging vormt.
De rechtbank wijst ook de argumenten van de eiser af die betrekking hebben op humanitaire redenen en de uitzonderlijke situatie in Oekraïne. De rechtbank stelt dat de eiser niet heeft onderbouwd dat hij in een deel van Oekraïne woont waar hij en zijn gezin gevaar lopen, en dat hij naar een buitengrens van Europa kan reizen om daar asiel aan te vragen. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.