In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 14 juli 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van hennepteelt en diefstal van elektriciteit. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onherstelbare vormverzuimen zijn gepleegd tijdens het binnentreden van de woning van de verdachte, wat heeft geleid tot bewijsuitsluiting. De officier van justitie had gesteld dat er voldoende verdenking was om de woning te betreden, maar de rechtbank oordeelde dat de onderliggende feiten en omstandigheden onvoldoende waren om deze verdenking te rechtvaardigen. De rechtbank concludeerde dat de machtiging tot binnentreden niet op een juiste manier was verkregen, waardoor de daaropvolgende bewijsstukken niet gebruikt konden worden in de rechtszaak.
De verdediging voerde aan dat het binnentreden onrechtmatig was, omdat er geen redelijk vermoeden van schuld bestond. De rechtbank gaf de verdediging gelijk en oordeelde dat de onherstelbare vormverzuimen in het voorbereidend onderzoek ernstig genoeg waren om bewijsuitsluiting te rechtvaardigen. Dit leidde tot de vrijspraak van de verdachte, omdat de enige overgebleven bewijsbron, de verklaring van de verdachte zelf, onvoldoende was om tot een veroordeling te komen. De rechtbank benadrukte het belang van het recht op een eerlijk proces en de bescherming van het huisrecht van de verdachte.