ECLI:NL:RBAMS:2023:4521

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 juli 2023
Publicatiedatum
17 juli 2023
Zaaknummer
13/090583-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de ISD-maatregel en gevangenisstraf voor winkeldiefstal

Op 14 juli 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 1 april 2023 in Amsterdam goederen heeft gestolen bij een Albert Heijn. De rechtbank heeft het vonnis op tegenspraak gewezen na een terechtzitting op 30 juni 2023, waarbij de officier van justitie, mr. D. Alsemgeest, en de raadsman, mr. R.J.E. Berfelo, aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan winkeldiefstal en heeft de vordering van de officier van justitie om een ISD-maatregel op te leggen afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de ISD-maatregel op dat moment niet passend en noodzakelijk was, ondanks dat aan de voorwaarden voor oplegging was voldaan. In plaats daarvan is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn werk en woning, en de positieve ontwikkeling in zijn gedrag. De rechtbank benadrukte dat het aan de verdachte zelf is om zijn leven op de rit te krijgen en dat bij een nieuwe aanhouding de mogelijkheid van een ISD-maatregel opnieuw ter discussie kan komen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/090583-23 (Promis)
Datum uitspraak: 14 juli 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1983 in [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
wonende op het [adres verdachte] ,
thans gedetineerd in [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 juni 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. D. Alsemgeest, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. R.J.E. Berfelo, naar voren hebben gebracht. Daarnaast is reclasseringswerker [reclasseringsmedewerker] als deskundige gehoord en [getuige] als getuige.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij op 1 april 2023 in Amsterdam goederen bij Albert Heijn ( [locatie] ) heeft gestolen.
De tekst van de volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden dat verdachte de diefstal heeft begaan.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, onder verwijzing naar zijn schriftelijke pleitnotities, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht op grond van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen en de verklaring van verdachte ter terechtzitting wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde diefstal heeft begaan.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht – op grond van de in
bijlage IIopgenomen bewijsmiddelen waarin de redengevende feiten en omstandigheden zijn vervat – bewezen dat verdachte:
op 1 april 2023 te Amsterdam verpakkingen kipfilet en yorkham die aan Albert Heijn ( [locatie] ) toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaren zonder aftrek van voorarrest.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank primair verzocht om aan verdachte geen ISD-maatregel op te leggen en te volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het voorarrest. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de ISD-maatregel voorwaardelijk op te leggen, en hieraan de bijzondere voorwaarde te verbinden dat verdachte Nederland zo spoedig mogelijk moet verlaten, dan wel dat hij zal meewerken aan reclasseringstoezicht.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank zal overgaan tot oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en heeft bij die keuze en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
7.3.1.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal. Dit is een vervelend feit, dat overlast en veelal schade veroorzaakt. Verdachte heeft door het plegen van deze diefstal laten zien dat hij geen respect heeft voor het eigendomsrecht van anderen.
7.3.2.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsrapport van GGZ Reclassering Inforsa van 27 juni 2023, opgemaakt door [reclasseringsmedewerker] , reclasseringswerker. Dit rapport houdt – kort samengevat – onder meer bij wijze van conclusie het volgende in:
Verdachte is afkomstig uit [geboorteland] en spreekt geen Nederlands of Engels. Verdachte heeft verblijfsrecht in Nederland, maar dient zelfvoorzienend te zijn. Vanwege zijn status maakt hij geen aanspraak op maatschappelijke tegoeden, opvang of hulpverlening. Verdachte beschikt over werk, een woning en een inkomen. Voorheen was verdachte gedurende een periode van tien maanden dakloos, werkloos, zonder inkomen en verslaafd aan alcohol. Ondanks dat hij stelt zijn leven op orde te hebben met betrekking tot werk en wonen en het onder controle krijgen van zijn verslavingsproblematiek, blijft verdachte recidiveren. Gelet op de taalbarrière en het feit dat verdachte geen aanspraak op maatschappelijke voorzieningen kan maken, ziet de reclassering geen mogelijkheid om hem in een drangkader te begeleiden. Er is geen mogelijkheid om in het kader van reclasseringstoezicht te werken aan resocialisatie in Nederland. Desondanks is hem eerder een reclasseringstoezicht aangeboden. Verdachte was echter niet bereikbaar voor de reclassering, en kan daarnaast geen hulpvraag formuleren. Daarmee is voldaan aan de zachte criteria. De reclassering adviseert oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel.
Op de terechtzitting van 30 juni 2023 heeft de rechtbank [reclasseringsmedewerker] , werkzaam als reclasseringswerker bij Inforsa, als deskundige gehoord. Zij heeft de inhoud van het reclasseringsadvies bevestigd en - voor zover hier relevant - het volgende verklaard.
Deze zaak kan op twee manieren worden afgedaan, namelijk door aan verdachte de ISD-maatregel op te leggen, of door verdachte kaal af te straffen. De laatstgenoemde optie brengt wel risico’s met zich mee. Zo wordt het risico op recidive door de reclassering als hoog ingeschat. Verdachte moet leren hoe hij met stress om moet gaan en moet zijn verslaving aan alcohol onder controle krijgen. Tijdens een ISD-traject kan hier aan worden gewerkt, terwijl dit bij een kale afstraffing niet het geval is. Aan de andere kant beschikt verdachte op dit moment over werk en een woning. Verdachte kan in een vrijwillig kader hulp bij inloophuis Amoc zoeken.
Ter zitting is de werkgever van verdachte, de heer [getuige] , als getuige gehoord. Hij heeft verklaard dat verdachte bij hem aan de slag kan. Hij heeft bevestigd dat verdachte eerder voor hem heeft gewerkt, maar dat dat vanwege het alcoholgebruik niet goed is gegaan. De getuige heeft tot slot verklaard dat verdachte heel graag wil gaan werken en dat hij heeft beloofd van de alcohol af te blijven.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van het uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van 1 juni 2023 van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte zich eerder schuldig heeft gemaakt aan winkeldiefstal. Ook blijkt uit zijn strafblad dat verdachte voldoet aan de harde criteria voor het opleggen van een ISD-maatregel. Diefstal is namelijk een feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Daarnaast is verdachte in de afgelopen vijf jaren ten minste drie keer voor een misdrijf onherroepelijk veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf. De in dit vonnis bewezen verklaarde diefstal is begaan na de tenuitvoerlegging van die eerder opgelegde vrijheidsbenemende straffen. Aldus stelt de rechtbank vast dat aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt.
7.3.3.
Strafmotivering
Hoewel aan de harde en zachte criteria voor het opleggen van een ISD-maatregel is voldaan en de rechtbank onder ogen ziet dat verdachte op verschillende leefgebieden problemen ervaart, wordt het opleggen van de ISD-maatregel op dit moment niet passend en noodzakelijk geacht. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Het opleggen van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel heeft te gelden als een laatste redmiddel. Een verdachte dient eerst de kans te krijgen om buiten het kader van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel zijn leven in positieve zin te beteren. De rechtbank is echter van oordeel dat in dit geval de mogelijkheden daartoe nog niet volledig zijn benut. Uit het reclasseringsadvies blijkt dat vanwege de taalbarrière het lastig is verdachte in een drangkader te begeleiden, en dat de bezwaren van de reclassering tevens op een eerder geretourneerd toezicht zien. Uit de stukken betreffende dat toezicht blijkt echter dat de reclassering verdachte op één en dezelfde dag drie brieven heeft gestuurd om een intakegesprek in te plannen. Verdachte stelt geen brieven te hebben gezien. Dit wordt door de rechtbank aannemelijk geacht, nu verdachte gedurende enige tijd dakloos is geweest.
Bovendien vindt de rechtbank het positief dat verdachte een woning en een baan heeft, en dat zijn werkgever voor hem instaat, zoals blijkt uit zijn getuigenverklaring ter zitting. In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat verdachte zijn laatste veroordeling (op deze diefstal na) inmiddels een jaar geleden is. Gedurende enige tijd leek er dan ook sprake te zijn van een positieve ontwikkeling in het gedrag van verdachte.
De rechtbank zal aan verdachte dan ook, gelet op alle hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, geen ISD-maatregel opleggen zoals geëist door de officier van justitie. De rechtbank spreekt daarmee haar vertrouwen uit naar verdachte, en biedt hem een kans om te laten zien dat hij op eigen kracht zijn leven op de rit kan krijgen en zich te onthouden van het plegen van strafbare feiten. De rechtbank wenst daarbij te benadrukken dat het aan verdachte zelf is om een positieve wending aan zijn leven te geven. Mocht verdachte opnieuw met politie en justitie in aanraking komen, dan komt de mogelijkheid van het opleggen van de ISD-maatregel ter beveiliging van de maatschappij uiteraard weer in beeld.
De rechtbank is van oordeel dat het door verdachte gepleegde strafbare feit wel een vrijheidsbenemende straf rechtvaardigt. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening gehouden met straffen in vergelijkbare zaken en gekeken naar de LOVS-oriëntatiepunten voor strafoplegging voor diefstal. De rechtbank houdt er in strafverzwarende zin rekening mee dat er sprake is van veelvuldige recidive.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden vindt de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes weken met aftrek van voorarrest passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) weken.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf
in minderinggebracht zal worden.
Het bevel tot voorlopige hechtenis in de zaak met parketnummer 13/090583-23 is inmiddels opgeheven. Deze beslissing is afzonderlijk geminuteerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.W.H.G. Loyson, voorzitter,
mrs. I. Timmermans en S.J. Mees-Bolle, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N. Heida, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 14 juli 2023.
Mr I. Timmermans en S.J. Mees-Bolle zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
[...]

[...]

[...]