ECLI:NL:RBAMS:2023:4503

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 juli 2023
Publicatiedatum
17 juli 2023
Zaaknummer
10408061 CV EXPL 23-4310
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van parkeerkosten en schadevergoeding wegens 'treintje rijden' in parkeeraccommodatie

In deze zaak vordert de besloten vennootschap Q-Park Operations Netherlands B.V. betaling van parkeerkosten en schadevergoeding van de gedaagde, die wordt verdacht van het 'treintje rijden' in de parkeeraccommodatie Amsterdam-Amsterdamse Poort P24. Q-Park stelt dat de gedaagde, als kentekenhouder, vier keer zonder voorafgaande betaling de parkeeraccommodatie heeft verlaten door bumper-klevend achter een voorganger onder de slagboom door te rijden. Dit is in strijd met de algemene voorwaarden van Q-Park, die een tarief voor 'verloren kaart' en een gefixeerde schadevergoeding bij overtreding vaststellen.

De gedaagde heeft betwist dat hij de bestuurder was en heeft aangevoerd dat hij niet weet of het kenteken van hem was. Hij stelt dat zijn werknemers mogelijk de overtredingen hebben begaan en dat de boete buitensporig hoog is. De kantonrechter oordeelt dat het vermoeden dat de kentekenhouder ook de bestuurder is, niet voldoende is weerlegd door de gedaagde. De rechter wijst erop dat de gedaagde niet heeft aangetoond dat een derde in het voertuig reed.

De kantonrechter concludeert dat de gedaagde toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst en dat de vordering van Q-Park, inclusief de gevorderde schadevergoeding en buitengerechtelijke kosten, toewijsbaar is. De rechter wijst de gedaagde in het ongelijk en veroordeelt hem tot betaling van een totaalbedrag van € 1.362,00, vermeerderd met rente en kosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 10408061 CV EXPL 23-4310
vonnis van: 20 juli 2023
fno.: 58984

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

de besloten vennootschap Q-Park Operations Netherlands B.V.

gevestigd te Maastricht
eiseres
nader te noemen: Q-Park
gemachtigde: mr. Ch.F.P.M. Spreksel
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde
nader te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

  • de dagvaarding van 15 maart 2023 met producties;
  • het proces-verbaal van het mondelinge antwoord;
  • het instructievonnis;
  • de conclusie van repliek met een productie;
  • het proces-verbaal van mondelinge dupliek;
  • dagbepaling vonnis.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast:
1.1.
Q-Park exploiteert en beheert parkeeraccommodaties waar bezoekers tegen betaling kunnen parkeren. Zij beheert onder meer de parkeeraccommodatie Amsterdam-Amsterdamse Poort P24 (hierna: de parkeeraccommodatie).
1.2.
Door middel van het accepteren van een parkeerticket of het binnenrijden met een betaalpas of met abonnement kunnen bezoekers zich de toegang tot de parkeeraccommodatie verschaffen en komt er tussen Q-Park en de bezoeker een overeenkomst tot stand.
1.3.
Op het informatiebord bij de ingang van de parkeeraccommodatie wordt voorafgaand aan het naar binnenrijden het geldende dagtarief van € 13,50 vermeld en wordt verwezen naar de (toepasselijkheid van de) algemene voorwaarden.
1.4.
Art. 6.3 van de algemene voorwaarden bepaalt onder meer:
“Het zonder voorafgaande betaling van het verschuldigde parkeergeld met het voertuig verlaten van de parkeerfaciliteit, bijvoorbeeld door middel van het zogenoemde “treintje rijden” waarbij de parkeerder direct achter zijn voorganger onder de slagboom doorrijdt, is onder geen beding toegestaan. De parkeerder is in dat geval het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd (afhankelijk van de parkeerfaciliteit bedraagt dit éénmaal, tweemaal of driemaal het geldende dagtarief), vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 300,- en zulks onverminderd de rechten van Q-Park tot het vorderen van overige daadwerkelijk geleden (gevolg)schade. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om de parkeerder de werkelijke parkeerkosten in rekening te brengen mochten die hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”.”
1.5.
Door de in de parkeeraccommodatie aanwezige camera’s is geconstateerd dat het voertuig met kenteken [kenteken] vier maal (te weten op 5 en 15 november 2017 en op 3 en 4 december 2017) de parkeeraccommodatie heeft verlaten door bumper-klevend achter een voorganger onder c.q. langs de slagboom te rijden (het zogenoemde ‘treintje rijden’).
1.6.
Q-Park heeft bij brieven van 8 en 29 december 2017 [gedaagde] aangeschreven en gesteld dat het kenteken op naam van [gedaagde] staat geregistreerd. Q-Park heeft [gedaagde] vervolgens gesommeerd om binnen zestien dagen per overtreding € 40,50 aan tarief ‘verloren kaart’ en € 300,00 aan schadevergoeding te betalen.

Vordering

2. Q-Park vordert dat [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
a. € 162,00 aan tarief verloren kaart;
b. € 1.200,00 aan schadevergoeding;
c. € 204,30 aan buitengerechtelijke incassokosten;
d. vermeerderd met rente;
e. de proceskosten.
3. Q-Park stelt hiertoe, samengevat en zakelijk weergegeven, dat [gedaagde] toerekenbaar tekort geschoten is in de nakoming van de tussen partijen tot stand gekomen overeenkomsten. [gedaagde] heeft vier maal zonder voorafgaande betaling van het verschuldigde parkeergeld met zijn voertuig middels “treintje rijden” de parkeeraccommodatie verlaten. [gedaagde] is op grond van de algemene voorwaarden gehouden per overtreding het geldende tarief verloren kaart van € 40,50 en de aanvullende schadevergoeding van € 300,00 aan Q-Park te voldoen. Daarnaast is [gedaagde] de buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd, te vermeerderen met de wettelijke rente en de proceskosten.

Verweer

4. [gedaagde] heeft aangevoerd, samengevat en zakelijk weergegeven, dat op de camerabeelden niet te zien is dat hij in de auto zit. [gedaagde] weet ook niet of dit kenteken van hem was. Hij had destijds een bouwbedrijf en heeft wel 8 tot 9 van dit soort auto’s gehad. Daarnaast mocht hij van de gemeente gratis parkeren en is het goed mogelijk dat zijn werknemers hierdoor dachten dat ze de parkeeraccommodatie op deze wijze mochten verlaten. De boete is buitensporig hoog. [gedaagde] maakt tot slot aanspraak op vergoeding van zijn kosten die hij heeft gemaakt om verweer ter zitting te voeren.

Beoordeling

5. Tegenover de stelling dat het kenteken op naam van [gedaagde] stond geregistreerd heeft [gedaagde] slechts aangevoerd dat hij het niet weet. [gedaagde] heeft hiermee onvoldoende weersproken dat hij destijds het kentekenhouder was.
6. Hoewel er geen wettelijke grondslag is op grond waarvan de kentekenhouder zonder meer als contractspartij van Q-Park is aan te merken kan uit de registratie als kentekenhouder wel het gerechtvaardigd vermoeden worden afgeleid dat de kentekenhouder ook de bestuurder van het voertuig is. Het ligt dan op de weg van de kentekenhouder om dat vermoeden te weerleggen door aan te tonen dat een derde in het voertuig reed. [gedaagde] heeft enkel aangevoerd dat op de camerabeelden niet te zien is dat hij in de auto zit en dat het mogelijk zijn werknemers zijn geweest. Dit verweer is echter onvoldoende concreet om het vermoeden dat hij bestuurder is te weerleggen. Daarmee staat in deze procedure vast dat tussen partijen vier maal een overeenkomst tot stand is gekomen. Deze overeenkomsten moeten als handelsovereenkomsten worden aangemerkt omdat uit het verweer van [gedaagde] volgt dat er in het kader van het uitvoeren van een opdracht door zijn bedrijf is geparkeerd, en er dus bedrijfsmatig is gehandeld.
7. Niet in geschil is dat op de overeenkomsten de algemene voorwaarden van toepassing zijn. Q-Park vordert op grond van artikel 6.3 van die algemene voorwaarden vanwege het ‘treintje rijden’ een gefixeerde schadevergoeding van € 300,00 en een tarief ‘verloren kaart’ van € 40,50 per overtreding. [gedaagde] heeft het ‘treintje rijden’ niet weersproken zodat hij in beginsel gehouden is € 340,50 per overtreding te betalen. [gedaagde] heeft echter aangevoerd dat het gevorderde bedrag buitensporig is. De kantonrechter leest in het verweer van [gedaagde] een beroep op matiging. Artikel 6:94 BW bepaalt dat voor matiging slechts reden kan zijn indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist. Dit betekent dat de rechter pas van zijn bevoegdheid tot matiging gebruik mag maken als de toepassing van een boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt (vgl. HR 27 april 2007, ECLI:NL:PHR:2007:AZ6638).
8. Q-Park heeft - kort samengevat - aangevoerd dat de gefixeerde schadevergoeding en het tarief ‘verloren kaart’, de schade moet vergoeden die zij ten gevolge van het treintje rijden lijdt. Zo registreert het systeem van de parkeergarage door het ‘treintje rijden’ niet dat een bezette plaats is verlaten en Q-Park loopt zodoende inkomsten mis. Ook loopt zij inkomsten mis omdat [gedaagde] niet heeft betaald. Q-Park maakt daarnaast kosten om overtreders te achterhalen en ook kan er schade ontstaan aan apparatuur. Q-Park heeft verder aangevoerd dat ‘treintje rijden’ een gevaar kan opleveren voor de voorganger en andere weggebruikers. Q-Park heeft er bovendien groot belang bij dat parkeerfraude wordt tegengegaan. De hoogte van de boete staat in redelijke verhouding tot het belang van Q-Park om het fenomeen ‘treintje rijden’ tegen te gaan. Daar komt bij dat [gedaagde] door het meerdere keren ‘treintje rijden’ ernstig tekortgeschoten is in de nakoming van zijn verplichtingen. De kantonrechter ziet dan ook geen aanleiding om tot matiging van de boete over te gaan. Aangezien [gedaagde] vier overtredingen heeft begaan, zal het gevorderde bedrag van in totaal € 1.362,00 worden toegewezen.
9. De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf datum verzuim, te weten de dag na het verstrijken van de betaaltermijn zoals vermeld in de aanmaningen. Voor de eerste twee overtredingen is dat 25 december 2017 en voor de laatste twee overtredingen is dat 15 januari 2018.
10. Q-Park heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag voldoet aan het in het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten gestelde tarief en zal dan ook worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de kosten zal worden toegewezen vanaf datum dagvaarding. Gesteld noch gebleken is dat Q-Park deze kosten al in een eerder stadium aan haar gemachtigde heeft betaald en als zodanig vermogensschade heeft geleden.
11. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van Q-Park tot op heden begroot op:
  • dagvaardingskosten € 107,84
  • griffierecht € 365,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 870,84

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Q-Park van:
- € 1.362,00 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 681,00 vanaf 25 december 2017 en over een bedrag van € 681,00 vanaf 15 januari 2018 tot aan de voldoening;
- € 204,30 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 maart 2023 tot aan de voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Q-Park tot op heden begroot op € 870,84, voor zover van toepassing inclusief btw;
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 66,00 aan salaris gemachtigde, voor zover van toepassing inclusief btw;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Walraven, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 20 juli 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.