4.2.Het oordeel van de rechtbank
De vordering van de officier van justitie is gebaseerd op artikel 36e lid 2 Wetboek van Strafrecht. Op basis van dat artikel kan geld van veroordeelde worden ontnomen als hij is veroordeeld voor een strafbaar feit en hij voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van dat feit of andere strafbare feiten, waarvoor voldoende aanwijzingen bestaan dat deze door de veroordeelde zijn begaan. De rechtbank acht op grond van het arrest van 11 augustus 2020 en het ontnemingsrapport en de daarin genoemde bewijsmiddelen aannemelijk dat veroordeelde voordeel heeft verkregen uit concrete strafbare feiten, namelijk flessentrekkerij en oplichting van [benadeelde partij] en verduistering van leaseauto’s. De rechtbank schat dat voordeel op € 26.789,43. Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank niet aannemelijk geworden dat veroordeelde voordeel heeft verkregen uit oplichting van [persoon 1] ter hoogte van zijn investering van € 114.700 in het bedrijf van veroordeelde.
De investering van [persoon 1] van € 114.700,-
Het ontnemingsrapport verwijst voor dit deel van de vordering naar de aangifte van [persoon 1]. De verdediging betwist dat sprake is geweest van oplichting van [persoon 1]. [persoon 1] heeft een bedrag van € 114.700,- geïnvesteerd in [naam bedrijf BV1]. Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat van dit investeringsbedrag niet zonder meer kan worden gesteld dat dit wederrechtelijk verkregen voordeel is. Het enige wat op dit punt aan de vordering ten grondslag ligt, is de aangifte van [persoon 1]. Mede gelet op de betwisting door de verdediging levert de enkele aangifte onvoldoende aanwijzingen op voor stelling dat het buiten redelijke twijfel is dat veroordeelde zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting. De officier van justitie heeft niet meer gedaan dan verwijzen naar het ontnemingsrapport waarin staat dat sprake is van een aangifte van oplichting door middel van valste stukken. Het had op de weg van het Openbaar Ministerie gelegen om meer feiten en omstandigheden aan te dragen die aannemelijk maken dat veroordeelde [persoon 1] heeft opgelicht, zeker nu veroordeelde dit betwist. Het bedrag van € 114.700,- wordt daarom niet als wederrechtelijk verkregen aangemerkt.
Het wederrechtelijk verkregen voordeel uit flessentrekkerij en oplichting van [benadeelde partij]
De berekende opbrengst uit de flessentrekkerij en oplichting van [benadeelde partij] Diemen bedraagt € 5.700,99. De berekende opbrengst uit de flessentrekkerij en oplichting van [benadeelde partij] Haarlem bedraagt € 2.688,44. Nu deze berekeningen de rechtbank aannemelijk voorkomen en deze verder niet zijn betwist, stelt de rechtbank het uit deze feiten te ontnemen bedrag vast op € 8.389,43.
Het wederrechtelijk verkregen voordeel uit verduistering van leaseauto’s
Volkswagen Bank GmbH heeft aangifte gedaan van verduistering van drie leaseauto’s van [naam bedrijf 2]. Op basis van de aangifte en de verklaring van veroordeelde, zoals samengevat in de ontnemingsrapportage, is voldoende aannemelijk geworden dat veroordeelde op naam van [naam bedrijf BV1] een Fiat 500, een Volkswagen Polo en een Audi A3 heeft geleased. Van deze leaseauto’s is de huurprijs niet dan wel slechts gedeeltelijk betaald en de leaseauto’s zijn niet ingeleverd. Twee auto’s, de Fiat 500 en de Volkswagen Polo zijn teruggevonden. De Audi A3 is nooit teruggevonden. Veroordeelde heeft voor twee van de drie voertuigen aanbetalingen gedaan. De rechtbank vindt net als de raadsman en anders dan de officier van justitie dat de aanbetalingen volledig in mindering moeten worden gebracht op het voordeel. Immers, de ontnemingsmaatregel strekt ertoe het daadwerkelijk genoten voordeel te ontnemen. Dat betekent dat bij het bepalen van het wederrechtelijk verkregen voordeel gemaakte kosten in mindering worden gebracht op de opbrengst van de criminele activiteit. De volledige aanbetalingen zijn gemaakte kosten en moeten dus van de opbrengst worden afgetrokken. Per auto leidt dit tot het volgende voordeel. Voor de Fiat 500 is € 8.500,- aanbetaald. De berekende opbrengst bedraagt € 1.769,50. Daarmee komt het wederrechtelijk verkregen voordeel voor de Fiat 500 op nihil. Voor de Volkswagen Polo is ook € 8.500,- aanbetaald. De berekende opbrengst bedraagt € 4.039,88. Daarmee komt het wederrechtelijk verkregen voordeel voor de Volkswagen Polo op nihil. Voor de Audi A3 is € 12.500,- aanbetaald. De berekende opbrengst is de aanschafwaarde van € 30.900,-. Daarmee komt het wederrechtelijk verkregen voordeel uit verduistering van de Audi A3 op € 18.400,-. De verdediging heeft nog aangevoerd dat verschillende kosten die [naam bedrijf BV1] heeft gemaakt in mindering moeten worden gebracht op het wederrechtelijk verkregen voordeel. Het gaat daarbij om kosten voor het opstarten en voeren van het bedrijf, zoals de telefoonaansluiting, notariskosten en een akte van statutenwijziging. De rechtbank verwerpt dit verweer, omdat onvoldoende duidelijk is gemaakt dat deze kosten in verband staan met de Audi A3.
Het toerekenen van het wederrechtelijk verkregen voordeel aan veroordeelde
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat veroordeelde als natuurlijk persoon wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten. Op basis van rechtspraak van de Hoge Raad brengt de enkele omstandigheid dat iemand (nagenoeg) enig aandeelhouder van een B.V. is, niet mee dat het door de B.V. genoten wederrechtelijk verkregen voordeel heeft te gelden als voordeel dat door diegene als natuurlijk persoon is verkregen.In deze zaak zijn echter omstandigheden die maken dat het door de onderneming genoten voordeel kan worden toegerekend aan veroordeelde. Veroordeelde was enig bestuurder en enige tijd enig aandeelhouder en de enige werknemer van [naam bedrijf BV1] Door de B.V. zijn blijkens belastingdienstgegevens nooit loonbelasting en/of premies afgedragen voor veroordeelde. Hij heeft een geldlening van € 10.000,- van 9 februari 2018 voor [naam bedrijf BV1] naar zijn privérekening [rekeningnummer 1] overgemaakt. Van diverse overschrijvingen van rekening [rekeningnummer 2] t.n.v. [naam bedrijf BV1] is aannemelijk dat dit privébetalingen betreffen. Het gaat blijkens de omschrijvingen van deze overboekingen onder andere om terugbetaling van een lening van veroordeelde, een aanbetaling voor een horloge, pinbetalingen bij supermarkten, alimentatie voor de (ex)vrouw van veroordeelde en overboekingen naar zijn moeder. In de periode van 23 oktober 2017 tot en met 2 maart 2018 is 22 keer contant geld gestort op de privé rekening van veroordeelde voor een bedrag van € 21.410,-. Aangezien er geen andere inkomsten van veroordeelde bekend zijn, is het aannemelijk dat dit geld (deels) afkomstig is uit de verhuur van de auto’s door [naam bedrijf BV1] Veroordeelde gebruikte kennelijk zijn privérekening voor inkomsten uit [naam bedrijf BV1] De leaseauto’s zijn dus weliswaar geleased via [naam bedrijf BV1], maar vast staat dat veroordeelde als enige volledig beslissingsbevoegd was en dat hij in privé beschikte over geld van [naam bedrijf BV1] Het door [naam bedrijf BV1] genoten wederrechtelijk verkregen voordeel uit de verduistering van de leaseauto’s was dus voor hem beschikbaar. Aangezien veroordeelde alle relevante beslissingen heeft genomen en rechtshandelingen heeft verricht die hebben geleid tot het verkrijgen van het wederrechtelijk verkregen voordeel en tot verbetering van de vermogenspositie van [naam bedrijf BV1], kan dat voordeel aan hem worden toegerekend. Dat de bedrijfsvoering van [naam bedrijf BV1] doorging in de periode dat veroordeelde in detentie zat, maakt dat niet anders.
Vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De rechtbank komt op basis van het voorgaande tot de volgende berekening:
[benadeelde partij] Diemen € 5.700,99
[benadeelde partij] Haarlem € 2.688,44
Audi A3 € 18.400,00
-------------- -/-
Wederrechtelijk verkregen voordeel € 26.789,43