ECLI:NL:RBAMS:2023:4444

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 juli 2023
Publicatiedatum
13 juli 2023
Zaaknummer
10263810 / CV EXPL 23-15
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de kantonrechter in geschil over VvE-bijdragen en verwijzing naar civiele rechter

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, heeft de Vereniging van Eigenaren (VvE) een vordering ingesteld tegen [gedaagde] wegens achterstallige VvE-bijdragen. De VvE vorderde een bedrag van € 25.000,-, maar [gedaagde] betwistte de bevoegdheid van de kantonrechter, omdat de totale achterstand hoger was dan € 25.000,-. De kantonrechter heeft vastgesteld dat, hoewel de VvE haar vordering had beperkt, de vordering in zijn geheel boven de competentiegrens van de kantonrechter ligt. Hierdoor verklaarde de kantonrechter zich onbevoegd en verwees de zaak naar de civiele rechter van de rechtbank Amsterdam. De kantonrechter heeft ook de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] toegewezen, omdat de VvE in het ongelijk werd gesteld. Daarnaast werd de reconventionele vordering van [gedaagde] gesplitst en voortgezet als verzoekschriftprocedure, waarbij de kantonrechter de nodige aanwijzingen gaf over het griffierecht dat verschuldigd was voor deze procedure.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10263810 \ CV EXPL 23-15
Vonnis van 18 juli 2023
in de zaak van
VERENIGING VAN EIGENAREN [eiser],
te [vestigingsplaats] ,
eisende partij in conventie,
verweerder in reconventie,
hierna te noemen: VvE,
gemachtigde: C.P. Doelman,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. S.A. van Doren.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 12 december 2022 met producties,
- de incidentele conclusie van onbevoegdheid, tevens houdende conclusie van antwoord in conventie en eis in reconventie, met producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] is eigenaar van het appartementsrecht behorende bij het adres [adres] en zodoende lid van de VvE.
2.2.
Volgens de administratie van de VvE heeft [gedaagde] een achterstand van totaal
€ 30.182,87 aan maandelijkse VvE-bijdragen, gerekend tot en met 31 juli 2022.

3.Het geschil

3.1.
De VvE vordert in conventie – samengevat – dat de kantonrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [gedaagde] veroordeelt tot betaling van
€ 25.000,-,
wettelijke rente over € 23.697,04 vanaf 12 december 2022 tot de dag van betaling,
en de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert dat de kantonrechter niet bevoegd is, omdat de vordering van de VvE de competentiegrens van € 25.000,- te boven gaat. Hoewel de VvE haar vordering heeft beperkt tot dat bedrag, heeft zij zich uitdrukkelijk het recht voorbehouden om later nog het meerdere te vorderen. Dat maakt dat de kantonrechter niet bevoegd is en de zaak moet worden verwezen naar de rechtbank, sector civiel.
3.3.
[gedaagde] verzoekt in reconventie dat de kantonrechter vervangende machtiging geeft voor bepaalde werkzaamheden, op kosten van de eigenaren (naar rato van hun aandeel).
3.4.
De VvE heeft niet op de exceptie van onbevoegdheid gereageerd.

4.De beoordeling

conventie
4.1.
In geschil is de bevoegdheid van de kantonrechter. Op grond van artikel 93 aanhef en onder a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) worden zaken betreffende vorderingen met een beloop van ten hoogste € 25.000,-, door de kantonrechter behandeld en beslist.
4.2.
De hoofdzaak heeft betrekking op achterstallige VvE-bijdragen die de VvE van [gedaagde] vordert. Tussen partijen staat vast dat de achterstand hoger is dan € 25.000,-. Dit betekent dat voor de gehele achterstand niet de kantonrechter, maar de rechtbank, sector civiel, bevoegd is om van de vordering van de VvE kennis te nemen. De VvE heeft haar vordering beperkt tot € 25.000,-, maar anders dan de VvE kennelijk voorstaat, is het niet mogelijk om een vordering van meer dan € 25.000,- als het ware op te knippen in kleinere bedragen, om zo binnen de competentie van de kantonrechter te blijven. [1] Nu de VvE zich uitdrukkelijk het recht voorbehoud om het meerdere alsnog te vorderen, en zij dus geen afstand heeft gedaan van het meerdere, zal de kantonrechter zich onbevoegd verklaren om van de vordering van de VvE kennis te nemen.
4.3.
De kantonrechter zal de zaak voor wat betreft de conventionele vorderingen in de stand waarin die zich bevindt verwijzen naar de rechtbank Amsterdam, sector civiel, conform artikel 71 lid 1 Rv.
4.4.
Bij deze uitkomst wordt de VvE als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten in het incident aan de zijde van [gedaagde] . Deze worden tot op heden begroot op € 264,-. De nakosten worden begroot en zijn toewijsbaar op de wijze als bij de beslissing vermeld.
reconventie
4.5.
In artikel 138 lid 2 Rv is bepaald dat de zaak in conventie en de zaak in reconventie van elkaar moeten worden gesplitst indien één van beide conform artikel 71 lid 1 Rv is verwezen naar een andere kamer dan de kamer voor kantonzaken. Dat is hier het geval, want de zaak in conventie wordt verwezen naar de rechtbank. De zaken worden dus gesplitst en de reconventionele vorderingen blijven aanhangig bij de kantonrechter.
4.6.
Bovendien is er in de reconventie sprake van een verzoek dat bij verzoekschrift aanhangig gemaakt had moeten worden. De kantonrechter zal dan ook een spoorwissel toepassen, waardoor de reconventie als verzoekschriftprocedure bij de kantonrechter wordt voortgezet.
4.7.
De kantonrechter wijst [gedaagde] erop dat zij het toepasselijke tarief aan griffierecht voor een verzoekschriftprocedure bij de kantonrechter nog is verschuldigd (€ 86,00).
4.8.
De kantonrechter houdt de beoordeling van de proceskosten en nakosten in reconventie aan.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
5.1.
verklaart zich onbevoegd om van het geschil in conventie kennis te nemen,
5.2.
splitst de inhoudelijke behandeling van de reconventie,
5.3.
verwijst de zaak in conventie in de stand waarin zij zich bevindt naar de rol van de sector civiel van de rechtbank Amsterdam van
woensdag 2 augustus 2023,
5.4.
wijst partijen erop dat zij voor wat betreft het vervolg van de procedure slechts door tussenkomst van een advocaat proceshandelingen kunnen verrichten,
5.5.
veroordeelt de VvE in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] , welke tot heden zijn begroot op € 264,00 en de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 132,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat de VvE niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van de uitspraak;
5.6.
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.7.
beveelt dat de procedure zal worden voortgezet volgens de regels die gelden voor een verzoekschriftprocedure,
5.8.
wijst [gedaagde] erop dat zij het griffierecht binnen vier weken na ontvangst van de nota van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR) zal moeten voldoen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.R. Jöbsis, kantonrechter, bijgestaan door mr. L. Schwalb, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2023.

Voetnoten

1.Rechtbank Amsterdam, 3 juli 2013, ECLI:NL:RBAMS:2013:4075