ECLI:NL:RBAMS:2023:4439

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 mei 2023
Publicatiedatum
13 juli 2023
Zaaknummer
13/060488-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake Europees Aanhoudingsbevel van Italië met betrekking tot de opgeëiste persoon

Op 11 mei 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door Italië. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Roemenië, die momenteel in Nederland gedetineerd is. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 9 mei 2023 gehoord, waarbij de officier van justitie, mr. C.L.E. McGivern, aanwezig was, evenals de raadsvrouw van de opgeëiste persoon, mr. T. Mustafazade. De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak over de overlevering met 30 dagen verlengd.

De rechtbank heeft vragen geformuleerd aan de uitvaardigende justitiële autoriteit in Italië over de verjaring van de tenuitvoerlegging van de opgelegde straf, die in het EAB niet duidelijk zijn beantwoord. De rechtbank wil weten wanneer de verjaringstermijn van de tenuitvoerlegging van het vonnis verstrijkt en of het EAB gehandhaafd blijft als deze termijn is verstreken. Daarnaast heeft de rechtbank vragen over eventuele hoger beroep procedures die tegen het vonnis zijn ingesteld en hoe de verdediging van de opgeëiste persoon in dat geval is gewaarborgd.

De rechtbank heeft besloten het onderzoek te heropenen en te schorsen tot een nader te bepalen zittingsdatum, zodat de officier van justitie de gestelde vragen aan de Italiaanse autoriteiten kan voorleggen. De beslissing over de overlevering van de opgeëiste persoon is aangehouden tot deze informatie is verkregen. De rechtbank heeft bepaald dat de vordering opnieuw op zitting moet worden gepland, met inachtneming van de beslistermijn die op 27 mei 2023 verstrijkt.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/060488-23 (EAB V)
Datum tussenuitspraak: 11 mei 2023
TUSSENUITSPRAAK
op de vordering van 14 maart 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 30 juli 2015 door
the Office of the Prosecutor of the Republic of Forli(Italië) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren in onbekend (Roemenië) op [geboortedag] 1960,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans uit andere hoofde gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 9 mei 2023. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.L.E. McGivern, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. T.Mustafazade, advocaat te Amsterdam, die waarneemt voor haar collega, M.A.C. de Vilder-van Overmeire, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
enforceable judgment of the District Court of Rome -1st Division -n. 17736/99-P dated 26 October 1999, irrevocable on 17 October 2001 (referentienummer Judgment n. 17736/99-P – n. 20159/99 Reg. Gen. – n. 34757/95 R.N.R).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 1 jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde opgelegd.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [3]
Verjaring van de tenuitvoerlegging
De raadsvrouw van de opgeëiste persoon heeft geen verweer gevoegd en de officier van justitie heeft betoogd dat de overlevering moet worden toegestaan nu aan alle vereisten is voldaan.
Oordeel van de rechtbank
Verjaring naar het recht van de uitvaardigende lidstaat is geen weigeringsgrond. Het toesturen van het EAB door de uitvaardigende justitiële autoriteit impliceert
in beginseldat deze autoriteit bij haar beoordeling of de overlevering nog steeds gewenst is ook de verjaring naar het recht van haar lidstaat heeft beoordeeld. [4] Niettemin moet overlevering achterwege blijven, indien na de uitvaardiging van het EAB de aan dat EAB ten grondslag liggende nationale rechterlijke beslissing niet meer voor tenuitvoerlegging vatbaar is vanwege verjaring. [5] In een dergelijk geval voldoet het EAB immers niet aan de in artikel 2, tweede lid, aanhef en onder c, OLW bedoelde eis. In het onderhavige EAB gaat het om een vonnis van 1999 terwijl in het EAB in onderdeel F niet is opgenomen wanneer de tenuitvoerlegging van dat vonnis verjaart. Bovendien is het EAB op 30 juli 2015 – reeds bijna 8 jaar geleden - uitgevaardigd. Deze omstandigheden maken dat de rechtbank niet zonder meer van de hiervoor geformuleerde hoofdregel kan uitgaan. De rechtbank wenst daarom bij de uitvaardigende justitiële autoriteit na te gaan wanneer de verjaringstermijn van de tenuitvoerlegging van het vonnis naar Italiaans recht verloopt.
Aan de uitvaardigende justitiële autoriteit dienen daarom de officier van justitie de volgende vragen te worden gesteld:
  • Kan onderdeel f) van het EAB ingevuld worden waarbij wordt vermeld wanneer de tenuitvoerleggingstermijn van de opgelegde straf zal verstrijken (dan wel is verstreken)?
  • Blijft het EAB gehandhaafd in het geval de tenuitvoerleggingstermijn is verstreken?

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Uit het EAB volgt dat tussen de datum waarop het vonnis is gewezen (26 oktober 1999) en de datum waarop dat vonnis onherroepelijk is geworden (17 oktober 2001) bijna twee jaren zijn verstreken. Dit roept bij de rechtbank de vraag op of er tegen het voornoemde vonnis hoger beroep is ingesteld waarin is geoordeeld over de schuld en de straf van de opgeëiste persoon en, zo ja, op welke wijze de opgeëiste persoon in dat hoger beroep zijn verdedigingsrechten heeft uitgeoefend. Om daar duidelijkheid over te krijgen dienen ,voorzover de tenuitvoerleggingstermijn als hiervoor in de vragen onder 3 bedoelt niet al is verstreken, ook de volgende vragen te worden gesteld aan de uitvaardigende justitiële autoriteit:
  • Is tegen het vonnis van de District Court of Rome -1st Division -n. 17736/99-P hoger beroep ingesteld?
  • Zo ja, is in de procedure in hoger beroep definitief uitspraak gedaan over de schuld van de opgeëiste persoon en de aan hem opgelegde straf als bedoeld in HvJ EU van 10 augustus 2017, C270/17 PPU, ECLI:EU:C:2017:628 (Tupikas)?
  • Zo ja, kan onderdeel D) van het EAB worden ingevuld voor die procedure in hoger beroep?

5.Slotsom

Gelet op de in rechtsoverweging 3 en 4 geformuleerde vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit heropent de rechtbank het onderzoek, om dit vervolgens te schorsen tot een nader te bepalen zittingsdatum en -tijd.

6.Beslissing

HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek tot een nader te bepalen zittingsdatum en -tijd om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de in rechtsoverweging 3 en 4 geformuleerde vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit te stellen.
HOUDT AANde beslissing over de overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Office of the Prosecutor of the Republic of Forli(Italië) voor het feit zoals is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
BEPAALTdat de vordering opnieuw op zitting moet worden gepland, enige tijd vóór het aflopen van de beslistermijn op 27 mei 2023.
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsvrouw.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. O.P.M. Fruytier en B. Vroom-Cramer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.A. Potters, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 11 mei 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Rechtbank Amsterdam 5 oktober 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:7307.
5.Vergelijk: rechtbank Amsterdam 9 februari 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:668.