ECLI:NL:RBAMS:2023:4407

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 juni 2023
Publicatiedatum
12 juli 2023
Zaaknummer
13/068253-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met waarborg voor terugkeer naar Nederland

Op 8 juni 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 2002, die wordt verdacht van deelname aan een criminele organisatie en andere strafbare feiten. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot overlevering beoordeeld en vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW). De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit, wat betekent dat zijn overlevering kan worden toegestaan mits er garanties zijn voor zijn terugkeer naar Nederland na een eventuele veroordeling in België. De rechtbank heeft de garantie van de Belgische autoriteiten als voldoende beoordeeld, waarbij is bevestigd dat de opgeëiste persoon na veroordeling in België naar Nederland zal terugkeren om zijn straf daar uit te zitten. De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in België beoordeeld en geconcludeerd dat er geen reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling. Uiteindelijk heeft de rechtbank de overlevering toegestaan, omdat er geen weigeringsgronden aanwezig waren en het EAB aan de wettelijke eisen voldeed.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/068253-23
Datum uitspraak: 8 juni 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 30 maart 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 15 maart 2023 door de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen (België) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 2002,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 25 mei 2023, in aanwezigheid van mr. C.L.E. McGivern, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.L. van Gessel, advocaat in Amsterdam.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB en de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit vermelden een aanhoudingsbevel bij verstek van 15 maart 2023 van de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen, afdeling Antwerpen (dossier nr.: 2022/123).
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Belgisch recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1
Genoegzaamheid
De raadsman heeft aangevoerd dat het EAB niet genoegzaam is. In de feitsomschrijving staat dat hij ervan wordt verdacht betrokken te zijn geweest bij een schietpartij op een woning, waarbij hij is aangemerkt als degene die de opdracht daartoe heeft aangenomen. Vervolgens is vermeld dat hij op basis daarvan wordt verdacht van drie strafbare feiten, waaronder deelname aan een criminele organisatie. Dit laatste feit is ook als lijstfeit aangekruist. Het is evenwel volstrekt onduidelijk waarom hij op basis van betrokkenheid bij dit ene summier omschreven feit wordt verdacht van deelname aan een criminele organisatie. Zonder deze informatie kan het specialiteitsbeginsel niet worden gewaarborgd en moet de overlevering worden geweigerd. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om aanhouding van de zaak om op dit punt nadere vragen te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het EAB genoegzaam is, met name nu het strafrechtelijk onderzoek nog in volle gang is.
De rechtbank overweegt dat het EAB gegevens moet bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht. Verder moet het voor de rechtbank duidelijk zijn of het verzoek voldoet aan de in de OLW genoemde vereisten. Zo moet het EAB een beschrijving bevatten van de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn gepleegd, met vermelding van, in ieder geval, het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten. Die beschrijving moet ook de naleving van het specialiteitsbeginsel kunnen waarborgen.
De rechtbank is van oordeel dat met de in het EAB gegeven omschrijving aan genoemde vereisten is voldaan. De omschrijving van de feiten hoeft niet de gronden van de verdenking te bevatten en de uitvaardigende justitiële autoriteit hoeft de verdenking van deelname aan een criminele organisatie ook niet concreet uit te werken of te onderbouwen. Het oordeel over de gegrondheid van de verdenking of over het bewijs is voorbehouden aan de rechter in de uitvaardigende lidstaat. De rechtbank merkt nog op dat het een vervolgings-EAB betreft en het onderzoek dus nog gaande is en de verdenking op dit moment nog niet volledig uitgekristalliseerd hoeft te zijn. Dit betekent echter niet, zoals de raadsman betoogt, dat, indien er uit dat onderzoek nog allemaal andere strafbare feiten naar voren komen, deze onder de verdenking van deelname aan een criminele organisatie kunnen worden geschaard. De opgeëiste persoon kan op basis van dit EAB slechts worden vervolgd voor de in het EAB genoemde strafbare feiten, waaronder deelname aan een criminele organisatie in relatie tot de in de feitsomschrijving genoemde schietpartij.

4.Strafbaarheid

De feiten die aan het EAB ten grondslag liggen, leveren volgens het EAB naar Belgisch recht de volgende kwalificaties op:
  • ‘inbreuk op de wapenwet’;
  • ‘criminele organisatie’, en
  • ‘vernieling van een afsluiting’.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft deze strafbare feiten deels aangemerkt als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen volgens de uitvaardigende justitiële autoriteit op deze lijst onder nummer 1, te weten:
deelneming aan een criminele organisatie.
Uit het EAB en de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit bij email van 4 mei 2023 blijkt dat op de feiten naar Belgisch recht een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld. Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van deze feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.
Verder blijkt dat op de feiten voor zover die naar Belgisch recht worden gekwalificeerd als ‘vernieling van een afsluiting’ een vrijheidsstraf met een maximum van zes maanden is gesteld. Dat betekent dat deze feiten vanwege een te laag strafmaximum niet als lijstfeit kunnen worden aangemerkt. Dat deze feiten, ondanks het oordeel van de uitvaardigende justitiële autoriteit, geen lijstfeit opleveren, kan echter niet tot weigering van de overlevering voor deze feiten leiden. In zo’n geval moet de rechtbank namelijk nagaan of deze feiten strafbaar zijn naar Nederlands recht. [4] Dat is het geval, want deze feiten leveren naar Nederlands recht op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Gelet op het bepaalde in artikel 7, lid 4, van de OLW kan de overlevering ook voor deze feiten worden toegestaan.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
De procureur des Konings van het Parket van de procureur des Konings Antwerpen afdeling Turnhout heeft bij brief van 4 mei 2023 de volgende garantie gegeven:
Overeenkomstig artikel 5 §3 van het kaderbesluit van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel, bied ik u de garantie voor de terugkeer naar Nederland van de door u over te leveren Nederlandse onderdaan of ingezetene, in casu [opgeëiste persoon] .
Deze garantie houdt in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar Nederland zal terugkeren om zijn straf of maatregel aldaar te ondergaan. De terugkeer zal gebeuren op basis van het Europees Kaderbesluit inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op de vrijheidsbenemende straffen of maatregelen uitgesproken in een lidstaat van de Europese Unie (2008/909/JBZ).
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

6.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden in België

In een uitspraak van 14 december 2022 [5] heeft de rechtbank geoordeeld dat er voor alle gevangenissen in België een algemeen gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en dat de door België afgegeven algemene detentiegarantie niet langer voldoet.
Op 4 mei 2023 heeft het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele rechten en Vrijheden, dienst internationale samenwerking in strafzaken, centrale autoriteit, de volgende garantie gegeven:

1.In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?

[opgeëiste persoon] zal worden opgesloten in de gevangenis van Mechelen indien na overlevering door de bevoegde gerechtelijke autoriteit wordt beslist dat de persoon in voorlopige hechtenis dient te blijven.

2. Welke waarborgen worden gegarandeerd inzake de detentieomstandigheden in de detentie-instelling?
België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel.
In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waar [opgeëiste persoon] aan zal worden onderworpen na overlevering:
- De opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan 3m2 individuele levensruimte. Dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten.
- De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9,9 m2 inclusief vast meubilair.
o De sanitair blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is afgescheiden van de rest van de cel door een muur of scherm
o Het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast, bed en bureau.
- De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op grond hoeven te slapen.
- Er worden verschillend dagactiviteiten buiten de cel voorzien. Deze activiteiten omvatten in ieder geval zijn minstens dagelijkse wandelingen in een open koer en regelmatige familiebezoeken. Er is een wisselende programma van aanvullende activiteiten dewelke werken via een inschrijvingssysteem. Sport en arbeid zijn onderhevig aan aanzienlijke wachtlijsten.

3.Sanitaire en hygiëne omstandigheden

Als algemene regel, voorziet de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in algemene rechten en plichten voor gedetineerden, o.a. het recht op dagelijkse persoonlijke hygiëne, het recht op toegang tot gezondheidszorg en -bescherming evenredig aan dewelke wordt voorzien buiten de gevangenismuren. In dit verband, is een penitentiaire gezondheidsraad opgericht bij wet die adviseert bij het verbeteren van de kwaliteit de gezondheidszorg binnen de gevangenismuren. De medische zorg binnen de gevangenismuren is van gelijke kwaliteit als de medische zorg die wordt verstrekt buiten de gevangenismuren.

Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [6] De rechtbank is van oordeel dat er, gezien deze garantie, voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 350 van het Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 6 en 7 van de Overleveringswet.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen (België) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.J. Scheijde, voorzitter,
mrs. O.P.M. Fruytier en B.M. Vroom-Cramer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M. Rus, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 8 juni 2023.
De oudste rechter is buiten staat mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.HvJ EU 3 maart 2020, C-717/18, ECLI:EU:C:2020:142 (
5.Rechtbank Amsterdam 14 december 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:7536, rechtsoverweging 5.
6.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, ML, ECLI:EU:C:2018:589.