ECLI:NL:RBAMS:2023:4404

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 mei 2023
Publicatiedatum
12 juli 2023
Zaaknummer
13/060488-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op basis van verjaring in het kader van een Europees aanhoudingsbevel

Op 25 mei 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door Italië. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Roemenië, die op dat moment gedetineerd was in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 9 mei 2023 gestart, waarbij de officier van justitie, mr. C.L.E. McGivern, aanwezig was. De opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. T. Mustafazade, die waarnam voor haar collega, mr. M.A.C. de Vilder-van Overmeire. Tijdens de zitting op 25 mei 2023 heeft de opgeëiste persoon afstand gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn.

De rechtbank heeft in een tussenuitspraak op 11 mei 2023 de mogelijkheid van verjaring van de straf in Italië onderzocht. De raadsvrouw van de opgeëiste persoon stelde dat het recht tot tenuitvoerlegging van de straf zeer waarschijnlijk was verjaard, maar de Italiaanse autoriteiten hadden geen duidelijkheid gegeven over deze kwestie. De rechtbank oordeelde dat verjaring naar het recht van de uitvaardigende lidstaat geen weigeringsgrond is, maar dat de overlevering niet kan plaatsvinden als de nationale rechterlijke beslissing niet meer voor tenuitvoerlegging vatbaar is vanwege verjaring.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geconcludeerd dat er onvoldoende informatie was om te bepalen of de nationale rechterlijke beslissing voor tenuitvoerlegging vatbaar was. Gezien het feit dat de Italiaanse autoriteiten geen antwoorden hadden gegeven op de gestelde vragen, heeft de rechtbank besloten de overlevering te weigeren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overleveringsdetentie van de opgeëiste persoon is geëindigd. Deze uitspraak is gedaan door de rechters A.J. Scheijde, A.K. Glerum en M.C.M. Hamer, in aanwezigheid van griffier mr. F.A. Potters.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/060488-23 (EAB V)
Datum uitspraak: 25 mei 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 14 maart 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 30 juli 2015 door
the Office of the Prosecutor of the Republic of Forli(Italië) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren in onbekend (Roemenië) op [geboortedag] 1960,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans uit andere hoofde gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 9 mei 2023
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 9 mei 2023. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.L.E. McGivern, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. T. Mustafazade, advocaat te Amsterdam, die heeft waargenomen voor haar collega, M.A.C. de Vilder-van Overmeire, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tussenuitspraak 11 mei 2023
Op 11 mei 2023 heeft de rechtbank een tussenuitspraak gewezen. Daarbij is het onderzoek heropend en voor onbepaalde tijd geschorst om aanvullende vragen in het kader van de mogelijke tenuitvoerleggingsverjaring en in het kader van de toets aan artikel 12 OLW aan de uitvaardigende justitiële autoriteit voor te leggen.
Zitting 25 mei 2023
De behandeling van het EAB heeft, met instemming van partijen, in gewijzigde samenstelling plaatsgevonden op de zitting van 25 mei 2023. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is niet verschenen en vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw, mr. T. Mustafazade, advocaat te Amsterdam, die heeft waargenomen voor haar collega, M.A.C. de Vilder-van Overmeire, advocaat te Amsterdam. De opgeëiste persoon heeft op 25 mei 2023 afstand gedaan van zijn recht ter terechtzitting aanwezig te zijn.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak 11 mei 2023

De rechtbank verwijst naar haar tussenuitspraak van 11 mei 2023. Hierin heeft de rechtbank in overweging 3. de grondslag en de inhoud van het EAB al beoordeeld. Deze overwegingen dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.

4.Verjaring van het recht tot tenuitvoerlegging

De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het recht tot tenuitvoerlegging van de straf in Italië zeer waarschijnlijk is verjaard. De Italiaanse autoriteiten hebben niet geantwoord op de in de tussenuitspraak gestelde vragen en geen uitsluitsel gegeven of sprake is van verjaring.
De officier van justitie heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Zoals de rechtbank al in de tussenuitspraak heeft overwogen, is verjaring naar het recht van de uitvaardigende lidstaat geen weigeringsgrond. Het toesturen van het EAB door de uitvaardigende justitiële autoriteit impliceert
in beginseldat deze autoriteit bij haar beoordeling of de overlevering nog steeds gewenst is ook de verjaring naar het recht van haar lidstaat heeft beoordeeld. [3] Niettemin moet overlevering achterwege blijven, indien na de uitvaardiging van het EAB de aan dat EAB ten grondslag liggende nationale rechterlijke beslissing niet meer voor tenuitvoerlegging vatbaar is vanwege verjaring. [4] In een dergelijk geval voldoet het EAB immers niet aan de in artikel 2, tweede lid, aanhef en onder c, OLW bedoelde eis.
In het EAB dat hier voorligt gaat het om een vonnis van 1999 terwijl in onderdeel F van het EAB niet is opgenomen wanneer de tenuitvoerlegging van dat vonnis verjaart. Daarbij is het EAB op 30 juli 2015 – reeds bijna acht jaar geleden - uitgevaardigd. Deze omstandigheden maken dat de rechtbank niet zonder meer van de hiervoor geformuleerde hoofdregel kan uitgaan.
Op grond van het vorenstaande heeft de rechtbank bij tussenuitspraak van 11 mei 2023 het onderzoek heropend om de officier van justitie de gelegenheid te bieden bij de uitvaardigende justitiële autoriteit na te gaan wanneer de verjaringstermijn van de tenuitvoerlegging van het vonnis naar Italiaans recht verloopt. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting op 25 mei 2023 heeft de officier van justitie laten weten dat hij geen antwoorden heeft gekregen op de voorgelegde vragen.
De rechtbank ziet geen aanleiding in het kader van de beoordeling van het EAB de gevraagde nadere informatie af te wachten. De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de gelegenheid gekregen die alsnog te verschaffen. Daarbij komt dat de beslistermijn op dusdanig korte termijn verstrijkt dat niet verwacht kan worden dat de (vertaalde) antwoorden op de vragen (alsnog) tijdig ontvangen zullen worden.
Nu niet duidelijk is of de nationale rechterlijke beslissing, die aan het EAB ten grondslag ligt, voor tenuitvoerlegging vatbaar is vanwege verjaring, kan de rechtbank niet vaststellen of aan de eis van artikel 2, tweede lid, aanhef en onder c, OLW is voldaan.
Gelet op het bovenstaande weigert de rechtbank de overlevering.

5.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Office of the Public Prosecutorin Rome (Italië) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
STELT VASTdat de overleveringsdetentie is geëindigd.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.J. Scheijde, voorzitter,
mrs. A.K. Glerum en M.C.M. Hamer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.A. Potters, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 25 mei 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Rechtbank Amsterdam 5 oktober 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:7307.
4.Vergelijk: rechtbank Amsterdam 9 februari 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:668.