ECLI:NL:RBAMS:2023:4390

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
12 juli 2023
Zaaknummer
13/067562-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met waarborgen voor rechtsgang en detentieomstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 mei 2023 uitspraak gedaan over een vordering tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Franse autoriteiten. De opgeëiste persoon, geboren in 1967 en met de Nederlandse nationaliteit, werd gevraagd om overgeleverd te worden voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van 18 maanden, opgelegd door de Correctional Court in Bayonne. De rechtbank heeft de procesgang en de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was en werd bijgestaan door zijn raadsman.

De rechtbank heeft de weigeringsgronden van de Overleveringswet (OLW) beoordeeld, waaronder de mogelijkheid om de overlevering te weigeren op basis van de Nederlandse nationaliteit van de opgeëiste persoon. De rechtbank concludeerde dat de overlevering niet geweigerd kon worden, omdat het EAB voldeed aan de eisen van de OLW en er voldoende garanties waren gegeven door de Franse autoriteiten met betrekking tot de rechtsgang en de detentieomstandigheden. De rechtbank heeft ook de argumenten van de raadsman en de officier van justitie overwogen, waarbij werd vastgesteld dat er geen reëel gevaar bestond voor onmenselijke behandeling in de Franse detentie.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, omdat er geen weigeringsgronden van toepassing waren en de opgeëiste persoon in staat zou zijn om zijn straf in Nederland uit te zitten indien hij werd veroordeeld. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/067562-22
Datum uitspraak: 17 mei 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 16 maart 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 19 november 2021 door
the Prosecutor’s Office of the Judicial Court in Bayonne(Frankrijk) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1967,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres], [plaats],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 9 mei 2023, in aanwezigheid van mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. R. van der Wal, advocaat te Zoetermeer.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
judgement dated October 25, 2016 issued by the Correctional Court in Bayonne,ref. no 1454/2016.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 18 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Op grond van artikel 6a, eerste lid, OLW kan de overlevering van een Nederlander onder de nader in die bepaling omschreven voorwaarde worden geweigerd, indien de overlevering is gevraagd ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een hem bij onherroepelijk vonnis opgelegde vrijheidsstraf.
Deze bepaling is echter niet van toepassing, indien het vonnis nog niet onherroepelijk is, omdat daartegen nog een rechtsmiddel kan worden ingesteld of daartegen een rechtsmiddel is ingesteld waarop nog niet onherroepelijk is beslist.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot het vonnis heeft geleid, en dat
- kort gezegd – is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering niet weigeren, als de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat
( i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
( ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
In de originele Franstalige tekst van het EAB is onderdeel 3.4 dikgedrukt, is een termijn ingevuld en is een nadere uitleg gegeven. In het dossier bevinden zich verschillende versies van de Engelse vertaling van het EAB. Gezien de Franse originele tekst van het EAB, gaat de rechtbank ervan uit dat het de bedoeling van de Franse uitvaardigende autoriteiten is om onderdeel 3.4 aan te kruisen.
In de Engelse vertaling zoals later aan het dossier toegevoegd (gekenmerkt 13297/11) is het volgende opgenomen:
3.4.
the person was not personally served with the decision, but
-
will be personally served with this decision without delay after the surrender; and
– when served with the decision, the person will be expressly informed of his or her right to a retrial or appeal, in which he or she has the right to participate and which allows the merits of the case, including fresh evidence, to be re-examined, and which may lead to the original decision being reversed; and
– the person will be informed of the timeframe within which he or she has to request a retrial or appeal, which willbe 10 days.
The accused may file an opposition plea, in which case this initial judgment shall be cancelled and the accused shall be tried again for the same charges. Moreover, he shall be presented to a Judge in charge of liberties and detention who shall rule on whether this person shall remain in detention until the new hearing or not, based on this arrest warrant.
Met de officier van justitie, en anders dan de raadsman, is de rechtbank van oordeel dat de verzetgarantie voldoet aan de eisen van artikel 12, sub d, OLW. Derhalve doet de in dit artikel bedoelde weigeringsgrond zich niet voor. Dit betekent dat de veroordeling niet onherroepelijk is zodat ook de weigeringsgrond van artikel 6a, eerste lid, OLW zich niet voordoet. In dit geval wordt, voor de toepassing van artikel 6, eerste lid, OLW, de overlevering geacht te strekken tot (verdere) vervolging (zie hierna onder 5.
Het verweer van de raadsman dat de opgeëiste persoon door de Franse autoriteiten opgeroepen is op het verkeerde adres en derhalve niet op de hoogte is geweest van de procedure behoeft gezien het voorgaande geen bespreking. Ook is er geen aanleiding hierover nadere vragen te stellen.

4.Strafbaarheid: feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Frankrijk een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom alleen worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van het feit waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De
Vice-Procureurvan het
Tribunal judiciaire de Bayonne(Frankrijk) heeft per e-mail-bericht op 27 april 2023 de volgende garantie gegeven:
I the undersigned, hereby state that [opgeëiste persoon], a Dutch national, will be able, if he is finally sentenced, to serve his custodial sentence in the Netherlands. This guarantee for the enforcement of his sentence will be implemented in accordance with the provisions and conditions laid down in Council Framework Decision 2008/909/JHA of 27 November 2008 on the application of the principle of mutual recognition to judgments in criminal matters imposing custodial sentences or measures involving deprivation of liberty for the purpose of their enforcement in the European Union.
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

6.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW

Het EAB ziet op een feit dat geacht wordt gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd. In zo’n situatie kan de rechtbank de overlevering weigeren. [4]
De officier van justitie verzoekt de rechtbank af te zien van deze weigeringsgrond en voert daartoe het volgende aan:
  • het onderzoek is in Frankrijk aangevangen en heeft aldaar plaats gevonden;
  • de bewijsmiddelen bevinden zich in Frankrijk;
  • het Nederlandse Openbaar Ministerie is niet voornemens om de opgeëiste persoon voor deze strafbare feiten te vervolgen.
De rechtbank stelt voorop dat:
- aan de regeling van het EAB ten grondslag ligt dat overlevering de hoofdregel is en weigering de uitzondering moet zijn;
- de gedachte achter deze facultatieve weigeringsgrond is, te voorkomen dat Nederland zou moeten meewerken aan overlevering voor een zogenoemd lijstfeit dat geheel of ten dele in Nederland is gepleegd en dat hier niet strafbaar is of hier niet pleegt te worden vervolgd.
Gelet op de door de officier van justitie aangevoerde argumenten vormt daarom het gegeven dat het feit wordt geacht gedeeltelijk in Nederland te zijn gepleegd naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanleiding om de weigeringsgrond toe te passen.

7.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

De rechtbank heeft in eerdere uitspraken in andere zaken (onder andere ECLI:NL:RBAMS:2017:3763) geoordeeld dat er op dit moment ten aanzien van de detentie-instelling in Nîmes een algemeen reëel gevaar bestaat dat personen die daar zijn gedetineerd onmenselijk of vernederend worden behandeld, in de zin van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest).
Door de
Vice-Procureurvan het
Tribunal judiciaire de Bayonneis bij e-mailbericht van
27 april 2023 het volgende meegedeeld:
“I, the undersigned, hereby state that in case of surrender pursuant to Council Framework Decision of 13 June 2002 on the European arrest warrant and the surrender procedures between Member States and in case of incarceration upon arrival in France, [opgeëiste persoon] would under no circumstances be incarcerated in Nîmes.”
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat bovenstaande garantie niet voldoende is nu niet duidelijk is in welke detentie-instelling de opgeëiste persoon na een eventuele feitelijke overlevering wel terecht zal komen en ook andere detentie-instellingen overbevolkt zijn. De mogelijkheid bestaat dat de opgeëiste persoon in een detentie-instelling in Frankrijk zal worden geplaatst waar hij onmenselijk of vernederend zal worden behandeld in de zin van artikel 4 Handvest. Daar doet niet aan af dat de Franse justitiële autoriteit gegarandeerd heeft dat de opgeëiste persoon niet gedetineerd zal worden in de detentie-instelling te Nîmes. Gelet op het voorgaande verzoekt de raadsman om van de overlevering af te zien dan wel de behandeling van de zaak aan te houden om nadere informatie op te vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de detentieomstandigheden niet aan overlevering in de weg staan, nu de rechtbank alleen een algemeen gevaar heeft aangenomen ten aanzien van de detentie-instelling in Nîmes en de Franse justitiële autoriteit heeft gegarandeerd dat de opgeëiste persoon niet in die detentie-instelling zal worden geplaatst.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is, gelet op de hiervoor vermelde garantie van de Franse justitiële autoriteit, van oordeel dat er voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat op onmenselijke of vernederende behandeling. Het algemene gevaar dat de rechtbank ten aanzien van de penitentiarie inrichting in Nîmes heeft aangenomen, wordt door de garantie immers uitgesloten ten aanzien van de opgeëiste persoon.
Hetgeen de raadsman zonder onderbouwing heeft aangevoerd over andere Franse detentie-instellingen bevat geen objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens op basis waarvan een algemeen reëel gevaar kan worden aangenomen op een onmenselijke of vernederende behandeling in die andere Franse detentie-instellingen. Er is dan ook geen aanleiding om van de overlevering af te zien of op dit punt nadere vragen te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit. Het aanhoudingsverzoek wordt afgewezen.
8. Artikel 21a OLW
Standpunt van de raadsman
De raadsman van de opgeëiste persoon heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering dient te worden geweigerd dan wel dat de behandeling van de zaak dient te worden aangehouden teneinde een advocaat in de uitvaardigende lidstaat aan te wijzen met het oog op het verlenen van bijstand ten behoeve van de procedure in Frankrijk. In de aanloop naar de zitting heeft de raadsman hiertoe een verzoek gedaan als bedoeld in artikel 21a van de OLW. Er is echter door het Openbaar Ministerie geen advocaat aangewezen dan wel voldoende informatie gegeven. De behandeling van het overleveringsverzoek dient te worden aangehouden zodat de opgeëiste persoon effectief over de bijstand van een Franse raadsman kan beschikken na een mogelijke overlevering.
Oordeel van de rechtbank
Krachtens richtlijn 2013/48 en artikel 21a OLW rust op Nederland de verplichting om de opgeëiste persoon te wijzen op zijn recht om een advocaat in de uitvaardigende lidstaat aan te wijzen en om, wanneer de opgeëiste persoon van dat recht gebruik wenst te maken, de autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat daarvan op de hoogte te brengen (artikel 10 leden 4 en 5 richtlijn 2013/48). De bepaling zoals neergelegd in artikel 21a OLW betreft een inspanningsverplichting, geen resultaatverplichting. Aan de inspanningsverplichting heeft het openbaar ministerie voldaan. Voor aanhouding van de behandeling bestaat naar het oordeel van de rechtbank daarom geen aanleiding.
De rechtbank verwerpt het verweer.

9.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en er een garantie is gegeven als bedoeld in artikel 12 sub d OLW. Ook is een garantie gegeven zoals bedoeld in artikel 6 lid 1.Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

10.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 OLW.

11.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Prosecutor’s Office of the Judicial Court in Bayonne(Frankrijk) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. O.P.M. Fruytier en B.M. Vroom-Cramer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.A. Potters, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 17 mei 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW.