ECLI:NL:RBAMS:2023:438

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 februari 2023
Publicatiedatum
2 februari 2023
Zaaknummer
13/320840-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens meerdere diefstallen en poging tot diefstal, met bijkomende feiten en strafoplegging

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 februari 2023 uitspraak gedaan in een meervoudige kamer tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen in vereniging, alsook een poging tot diefstal. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S.J. Wirken, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. J.G.D. Rutten. De tenlastelegging omvat zeven diefstallen en drie ad informandum gevoegde feiten, waarbij de verdachte op verschillende data in 2021 in Amsterdam en Landsmeer inbraken heeft gepleegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de bewezenverklaring van de feiten, waarbij hij in sommige gevallen samen met anderen handelde. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn zorg voor zijn 9-jarige zoon en zijn recente stabiliteit in leven, wat heeft geleid tot een afwijking van de eis van de officier van justitie. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen behandeld, waarbij de rechtbank de vordering van [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk heeft verklaard en de vordering van [slachtoffer 5] heeft toegewezen. De rechtbank heeft de verbeurdverklaring van een in beslag genomen telefoontoestel gelast en de teruggave van een geldbedrag aan de verdachte bevolen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/320840-21
Datum uitspraak: 1 februari 2023
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
wonende op het adres [adres verdachte] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 januari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S.J. Wirken, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J.G.D. Rutten, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
1. Diefstal door middel van braak/verbreking in vereniging van een doosje met daarin (gouden) siera(a)d(en) en/of een horloge uit een woning gelegen aan de [adres 1] te Amsterdam op 25 september 2021 (zaak A);
2. Poging tot diefstal door middel van braak/verbreking/inklimming in vereniging uit een woning gelegen aan de [adres 2] te Amsterdam op 25 september 2021 (zaak A);
3. Diefstal door middel van braak/verbreking in vereniging van een Apple Imac, een drone, (gouden) siera(a)d(en), een zakje met oud Nederlands geld en/of een rekenliniaal uit een woning gelegen aan de [adres 3] te Landsmeer op 18 september 2021 (zaak B);
4. Diefstal door middel van braak/verbreking/inklimming in vereniging van een geldbedrag van € 400,00 en/of 50 tot 60 Amerikaanse dollars uit een woning gelegen aan de [adres 4] te Amsterdam op 10 september 2021 (zaak C);
5. Diefstal door middel van braak/verbreking in vereniging van een geldbedrag van € 4.000,00, siera(a)d(en), (blauwe) doosje(s) met daarin Swarovski, VVV-bon(nen), damestas(sen) en/of parfum(s) uit een woning gelegen aan het [adres 5] te Amsterdam op 17 augustus 2021 (zaak D);
6. Diefstal door middel van braak/verbreking van een Apple Macbook en/of een geldbedrag van € 550,00 uit het bedrijfspand van [naam bedrijf] gelegen in winkelcentrum [naam winkwelcentrum] te Amsterdam op 6 september 2021 (zaak E);
7. Diefstal door middel van braak/verbreking van autosleutel(s) en/of een Sonos One box uit een woning gelegen aan de [adres 6] te Amsterdam op 29 augustus 2021 (zaak G).
Daarnaast heeft de officier van justitie ter terechtzitting de navolgende drie feiten ad informandum gevoegd:
8. Het voorhanden hebben van munitie uit categorie II en III
(de rechtbank begrijpt: van de Wet Wapens en Munitie)te Amsterdam op 2 december 2021;
9. Het aanwezig hebben van twee stoffen van lijst I
(de rechtbank begrijpt: van de Opiumwet)te Amsterdam op 2 december 2021;
10. Het opzettelijk binnen Nederland brengen van professioneel vuurwerk voor particuliergebruik te Amsterdam op 2 december 2021.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het ten laste gelegde feit geen bewijsverweren gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat alle ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden. De verdachte heeft ten aanzien van (het pogen tot) het plegen van alle inbraken ter terechtzitting een bekennende verklaring afgelegd. Ondanks het feit dat verdachte zich ter terechtzitting ten aanzien van het in verenging plegen van de inbraken op zijn zwijgrecht heeft beroepen dan wel dit heeft ontkend, acht de rechtbank inzake feit 1, 2, 3, 4, 5 en 7 ook hiervoor voldoende bewijs in het dossier voorhanden.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
1
op 25 september 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, uit een woning gelegen aan de [adres 1] een doosje, met daarin gouden sieraden en een horloge, die aan [slachtoffer 1] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak op een slot van een toegangsdeur van voornoemde woning;
2
op 25 september 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om uit een woning gelegen aan de [adres 2] één of meerdere goed(eren) van hun gading, dat/die aan [slachtoffer 2] toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van verbreking, waarna hij, verdachte en zijn mededader door een raam voornoemde woning zijn binnen geklommen en in voornoemde woning kasten hebben geopend en doorzocht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
op 18 september 2021 te Landsmeer, tezamen en in vereniging met een ander, uit een woning gelegen aan de [adres 3] een Apple Imac en een drone (merk DJI Phantom 4 Pro Plus obsidian quadcopter) en gouden sieraden en een zakje met oud Nederlands geld (guldentijd) en een rekenliniaal, die aan [slachtoffer 3] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak op een toegangsdeur van voornoemde woning;
4
op 10 september 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, uit een woning gelegen aan de [adres 4] een geldbedrag van 400 euro en ongeveer 50 tot 60 Amerikaanse dollars, die aan [slachtoffer 4] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak op en inklimming door een keukenraam van voornoemde woning;
5
op 17 augustus 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, uit een woning gelegen aan het [adres 5] een geldbedrag van 4000 euro en sieraden en Swarovski en tegoedbonnen en damestassen en parfums, die aan [slachtoffer 5] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak op een raam van voornoemde woning;
6
op 6 september 2021 te Amsterdam, uit een bedrijfspand gelegen in winkelcentrum [naam winkwelcentrum] een laptop (merk Apple, type Macbook) en een geldbedrag van 550 euro, die aan [naam bedrijf] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak op een glazen toegangsdeur van voornoemd bedrijfspand;
7
op 29 augustus 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, uit een woning gelegen aan de [adres 6] een autosleutel en een box (merk Sonos, type One), die aan [slachtoffer 6] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak op een slot van een toegangsdeur van voornoemde woning.
Ad informandum gevoegde strafbare feiten:
8
Plaats: Amsterdam, gemeente Amsterdam
Datum en tijd: 02 december 2021
Omschrijving feit: Voorhanden hebben munitie categorie II en III van de Wet Wapens en Munitie.
9
Plaats: Amsterdam, gemeente Amsterdam
Datum en tijd: 02 december 2021
Omschrijving feit: Aanwezig hebben van twee stoffen lijst I van de Opiumwet.

6.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten, en rekening houdend met de ad informandum gevoegde feiten, zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De officier van justitie heeft hiertoe aangevoerd dat een andere strafmodaliteit dan een lange (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet aan de maatschappij te verantwoorden is gelet op de hoeveelheid inbraken die verdachte in een kort tijdsbestek heeft gepleegd en zijn recidive. Het belang van de maatschappij weegt in dit geval volgens de officier van justitie daarom zwaarder dan het belang van verdachte om de zorg over zijn 9-jarige zoon [naam] uit te oefenen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de eis van de officier van justitie passend, maar niet geboden is. De verdediging heeft bij strafoplegging verzocht om verdachte geen (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen vanwege zijn zwaarwegende persoonlijke omstandigheden. Verdachte heeft de feiten gepleegd toen hij per augustus 2021 de zorg over zijn 9-jarige zoon [naam] kreeg. Hij had destijds geen inkomen. Verdachte kreeg de zorg over zijn zoon, omdat de moeder van [naam] niet in staat is om voor hem te zorgen. Het is voor [naam] ’s ontwikkeling van belang dat hij duidelijkheid, stabiliteit en voorspelbaarheid heeft. Als verdachte gedetineerd raakt, heeft [naam] geen ouders meer om op terug te vallen. Daar komt bij dat het recidivegevaar van verdachte in verminderde mate aanwezig is. Verdachte is namelijk al 1,5 jaar niet gedetineerd en is niet opnieuw in aanraking gekomen met politie en justitie. De oorzaak van het plegen van strafbare feiten is weg, omdat verdachte nu een baan en aldus inkomen heeft. Als verdachte opnieuw gedetineerd raakt, werkt dat averechts.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich (in verenging) zes keer schuldig gemaakt aan een diefstal door middel van inbraak in een woning/bedrijfspand en heeft een keer een poging daartoe ondernomen. Verdachte heeft door zijn handelen geen respect getoond voor andermans eigendom, noch voor de persoonlijke leefomgeving van anderen. Een woninginbraak (en ook een poging daartoe) kan nog lange tijd voor gevoelens van angst en onveiligheid zorgen bij de bewoners van de betreffende woning. Verdachte heeft geen rekening gehouden met deze gevolgen, maar slechts aan zijn eigen financiële gewin gedacht. De rechtbank vindt aldus dat sprake is van ernstige feiten en rekent dit verdachte aan.
Bij het opleggen van de straf heeft de rechtbank twee van de drie door de officier van justitie ad informandum gevoegde feiten meegewogen. Ter terechtzitting zijn deze feiten behandeld en heeft de rechtbank vastgesteld dat verdachte in het voorbereidend onderzoek en ter terechtzitting heeft bekend deze feiten te hebben gepleegd. De rechtbank zal met betrekking tot de strafmaat hiermee rekening houden.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 13 december 2022. Hieruit blijkt dat verdachte in het verleden vaker is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van het reclasseringsadvies van 20 december 2022 van Reclassering Nederland. Daarin staat - kort gezegd - dat verdachte is gediagnosticeerd met een antisociale persoonlijkheid. De reclassering ziet dat als een risicofactor. De reclassering ziet het feit dat verdachte de volledige zorg voor zijn zoon heeft als beschermende factor. Daarnaast is er momenteel sprake van stabiliteit in het leven van verdachte. Zo beschikt verdachte over een fulltime baan, huisvesting, een stabiele partnerrelatie en is hij sinds drie jaar abstinent van alcohol. Gelet op deze stabiliteit, de zorg voor zijn zoon en het ontbreken van een hulpvraag op psychosociaal gebied, ziet de reclassering op dit moment onvoldoende aanknopingspunten ten aanzien van reclasseringsinterventies. De reclassering adviseert bij een veroordeling negatief over het opleggen van een gevangenisstraf, omdat verdachte dan de zorg voor zijn zoon niet meer kan dragen. Daarnaast is verdachte kostwinner voor zijn gezin. Als hij een gevangenisstraf moet uitzitten, dan kan hij de huur niet meer betalen en zullen verdachte en zijn gezin mogelijk de huurwoning verliezen. Verdachte is in staat en bereid om een taakstraf uit te voeren.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank acht – met de reclassering en de verdediging – een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. De rechtbank overweegt hiertoe dat een gevangenisstraf niet bijdraagt aan het strafdoel van speciale preventie. Verdachte lijkt inmiddels structuur te hebben opgebouwd in zijn leven. In het geval dat verdachte een gevangenisstraf moet uitzitten, verliest hij naar verwachting zijn woning en zijn baan, en heeft zijn 9-jarige zoon [naam] geen ouder meer om op terug te vallen. Deze omstandigheden verhogen het recidiverisico als verdachte vervolgens uit detentie komt. Het belang van de samenleving is hiermee niet gediend. Het voorwaardelijke strafdeel strekt ertoe verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan het plegen van strafbare feiten schuldig te maken.
Verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, met aftrek van voorarrest, en een gevangenisstraf van 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.

9.Beslag

Onder verdachte zijn diverse voorwerpen in beslag genomen, te weten:
2175 EUR ibg 02/12/21 (omschrijving: G6127517 (16x100; 10x50; 2x20; 2x10; 3x5));
1 STK Telefoontoestel (omschrijving: PL1300-2021196597-G6102182, Zwart, merk: Apple).
De officier van justitie heeft gevorderd dat het in beslag genomen geld wordt teruggegeven aan verdachte en dat het in beslag genomen telefoontoestel verbeurd wordt verklaard. De raadsman heeft geen standpunt ten aanzien van het beslag ingenomen.
Teruggave
De rechtbank gelast de teruggave aan [verdachte] van:
2175 EUR ibg 02/12/21 (omschrijving: G6127517 (16x100; 10x50; 2x20; 2x10; 3x5)).
Verbeurdverklaring

1 STK Telefoontoestel (omschrijving: PL1300-2021196597-G6102182, Zwart, merk: Apple)

Het in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp dat aan verdachte toebehoort, dient te worden verbeurd verklaard en is daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van dat voorwerp de onder 1, 2, 3, 4, 5 en 7 bewezen geachte feiten zijn begaan.

10.De vorderingen van de benadeelde partijen

10.1 Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert ten aanzien van feit 1 € 1.061,64 aan vergoeding van materiële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaring in zijn vordering.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering. De vordering is incompleet – onder meer het schadebedrag en de handtekening ontbreken – en onvoldoende onderbouwd. De behandeling van de vordering levert hierdoor een onevenredige belasting van het strafgeding op, omdat het toelaten van completering en nadere bewijslevering betekent dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De benadeelde partij en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.

10.2 Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 5]

De benadeelde partij [slachtoffer 5] vordert ten aanzien van feit 5 € 3.034,37 aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij geheel dient te worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft verzocht dat de vordering hoofdelijk wordt toegewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman conformeert zich aan het voorstel van de officier van justitie.
Het oordeel van de rechtbank
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 5 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, te weten op 17 augustus 2021. De rechtbank is van oordeel dat de toegewezen vordering hoofdelijk dient te worden opgelegd nu verdachte het feit samen met een ander heeft gepleegd. Verdachte en zijn medeverdachte zijn ieder afzonderlijk verplicht om het totale bedrag aan de benadeelde te betalen, tenzij de ander het hele bedrag al heeft betaald.
Verdachte wordt verder veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met deze vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
In het belang van [slachtoffer 5] wordt als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36f, 45, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1, 3, 4, 5 en 7:
telkens: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
Ten aanzien van feit 2:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking en inklimming
Ten aanzien van feit 6:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 (honderdtwintig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
6 (zes) maanden.
Beveelt dat deze
straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Gelast de teruggave aan [verdachte] van:
2175 EUR ibg 02/12/21 (omschrijving: G6127517 (16x100; 10x50; 2x20; 2x10; 3x5)).
Verklaart verbeurd:
1 STK Telefoontoestel (omschrijving: PL1300-2021196597-G6102182, Zwart, merk: Apple).
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1)
Verklaart [slachtoffer 1]
niet-ontvankelijkin zijn vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 5] (feit 5)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] toe tot een bedrag van € 3.034,37 aan vergoeding van materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 17 augustus 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 5] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 5] , aan de Staat € 3.034,37 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 40 (veertig) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.W.H.G. Loyson, voorzitter,
mrs. R.A. Overbosch en S.J. Mees-Bolle, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.L. Scheeren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 februari 2023.