Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
gevestigd in het Verenigd Koninkrijk,
gevestigd in het Verenigd Koninkrijk,
1.De procedure
Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig:
11 juli 2023 heeft de griffier geantwoord dat de voorzieningenrechter er bij het wijzen van haar vonnis dan ook vanuit zal gaan dat de gelegde beslagen niet zijn opgeheven.
2.De feiten
business-to-businessdistributie.
Investment Committeevan Torqx haar goedkeuring diende te verlenen aan de koopovereenkomsten en dat die goedkeuring ontbrak.
2.23 Bij e-mail van 13 januari 2023 heeft PDG (onder meer) het volgende aan [gedaagden] bericht:
“
Als het goed is, staan er nu nog 3 zaken open:1. (…)2. (…)3. Goedkeuring van het Torqx Investment Committee (IC). Het kan twee kanten op vallen en is nu above my paygrade, zoals ik gisteren zei tegen Ingo. Ik heb Ingo beloofd dat wij aanstaande maandag iedereen zullen informeren zodra we een beslissing hebben van het Torqx IC (…)”.
2.24 Op 15 januari 2023 heeft de advocaat van [gedaagden] zijn definitief akkoord gegeven op de onder 2.22 genoemde SPA’s.
2.25 Op 16 januari 2023 heeft PDG telefonisch aan [gedaagden] laten weten dat het Torqx IC geen goedkeuring heeft verleend. Dit heeft PDG bevestigd in een e-mail van 17 januari 2023 (…).
a. de handelingen uit te voeren ten behoeve van de overdracht van de aandelen als bedoeld in artikel 5 en bijlage 5 van de SPA’s,
b. betaling van de vaste koopprijs voor, naar de voorzieningenrechter begrijpt, VDM Parts van € 5.560.000,00,
c. betaling van de vaste koopprijs voor MSP van € 1.940.000,00,
d. de bedragen onder b en c te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over de koopprijs vanaf 31 januari 2023;
LoI’s,van € 1.500,00 per dag te rekenen vanaf 1 januari 2023 tot aan de
closing.
LoI’sde (gewijzigde)
LoI’szonder het voorbehoud (dat het
Investment Committeevan Torqx haar goedkeuring diende te verlenen aan de koopovereenkomsten) heeft geaccepteerd en dat [gedaagden] ook niet had hoeven te begrijpen dat die voorwaarde toch bleef gelden, mede omdat dit voorbehoud ook niet was opgenomen in de concepten van de SPA’s. In r.o. 4.7 is geconcludeerd dat de primaire vordering tot nakoming wordt toegewezen en dat aan de subsidiaire vorderingen niet wordt toegekomen.
a. de handelingen uit te voeren ten behoeve van de overdracht van de aandelen als bedoeld in artikel 5 en bijlage 5 van de SPA’s;
b. betaling van de vaste koopprijs voor VDM Parts van € 5.560.000,00;
c. betaling van de vaste koopprijs voor MSP van € 1.940.000,00;
d. de bedragen onder b en c te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over de koopprijs vanaf 31 januari 2023,
LoI’ste betalen van € 1.500,00 te rekenen vanaf 1 januari 2023 tot aan de
closingvoor iedere dag dat niet aan de onder 5.1 uitgesproken veroordeling is voldaan,
waarover overeenstemming is bereikt[zijn] overgelegd als productie 21
” (randnummer 42 van de dagvaarding in eerste aanleg). Het gaat niet aan nakoming te vorderen van de SPA’s van 11 januari 2023 omdat deze “finaal” zouden zijn om vervolgens (toch) aanpassingen te willen doorvoeren waar PDG nooit mee akkoord is gegaan. De beslissing in het vonnis geeft hiervoor ook geen aanleiding. (…).”
3.Het geschil in conventie
1. [gedaagden] te gebieden de executie van het vonnis en het arrest te staken en gestaakt te houden
closingin overeenstemming met bijlage 5 van de SPA's,
2. alle beslagen op te heffen en [gedaagden] te verbieden uit hoofde van het vonnis en het arrest nieuwe beslagen te leggen
closingin overeenstemming met bijlage 5 van de SPA's,
3. aan de onder 1 en 2 gevorderde veroordeling de verplichting te verbinden voor [gedaagden] tot het betalen van een dwangsom van € 25.000,00, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag, voor iedere dag dat [gedaagden] geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen;
4. [gedaagden] te veroordelen tot betaling van de kosten van dit geding, te vermeerderen met de nakosten, vooraf (voorwaardelijk) te begroten op € 173,00 zonder betekening, dan wel € 263,00 in het geval van betekening, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en – voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen die termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf veertien dagen na dagtekening van het vonnis, dan wel, voor zover het gaat om de kosten van betekening van het vonnis, vanaf veertien dagen na die betekening.
Verkopers vrijwaren Koper tegen en stellen Koper schadeloos ten aanzien van alle Schade die Koper, dan wel de Vennootschap direct of indirect lijdt als gevolg van of in verband met: (…) g. ongeoorloofd gebruik van intellectuele eigendomsrechten van derden (inclusief, maar niet beperkt tot, het gebruik van het [naam 4] handelsmerk als watermerk) door de Vennootschap”). Dat het dictum op die manier moet worden uitgelegd volgt onder meer uit de feiten die onder 2.22 en 2.24 van het vonnis van 13 april 2023 zijn vastgesteld (zie hiervoor onder 2.5). In de vastgestelde feiten is met geen woord gerept over de kennelijke bedoeling van [gedaagden] om de IE-vrijwaring uit de MSP SPA te willen schrappen. [gedaagden] heeft in de procedures bij de voorzieningenrechter en bij het gerechtshof ook niet gevorderd dat die vrijwaring niet zou gelden.
closingover te gaan. Dit betekent hoe dan ook dat de boetes en rente niet verder oplopen na 23 juni 2023. Uit het voorgaande volgt tevens dat [gedaagden] geen grondslag heeft voor executie van het vonnis en het arrest en de beslagen moet opheffen. PDG heeft hierbij een spoedeisend belang omdat die beslagen leiden tot een
event of defaultonder de financieringsovereenkomst van PDG, indien zij niet voor 6 juli 2023 zijn opgeheven. De schade als gevolg hiervan is niet te overzien. Twee van de beslagen zijn bovendien gelegd op aandelen die niet door PDG worden gehouden. Het spoedeisend belang bij toewijzing van vordering 1 is erin gelegen dat PDG in het vonnis is veroordeeld tot betaling van boetes en rente van in totaal ongeveer
€ 6.000,00 per dag. Zolang [gedaagden]
closingbelet, blijven die boetes en rente verder oplopen.
closingniet frustreert en dat (dus) geen sprake is van schuldeisersverzuim. Dat het vonnis van 13 april 2023 niet wordt nagekomen, ligt aan PDG zelf. Met betrekking tot de IE-vrijwaring voert [gedaagden] aan dat die door PDG is verwijderd uit de VDM SPA. De werkwijze tussen partijen was aldus dat de VDM SPA als ‘werkdocument’ werd gezien en dat de daarin gemaakte afspraken,
mutatis mutandis, werden overgenomen in de MSP SPA. Toen in die laatste MSP SPA toch de vrijwaring was opgenomen – en het lastig voorstelbaar was dat PDG wel akkoord was met verwijdering van die vrijwaring uit de VDM SPA maar niet met verwijdering daarvan uit de MSP SPA – ging [gedaagden] er vanuit dat het ging om een kennelijke verschrijving van PDG. Waar PDG uit de dagvaarding van 13 maart 2023 citeert, en stelt dat [gedaagden] zelf zegt dat de SPA’s van 11 januari 2023 definitief waren, gaat zij zeer selectief te werk. In randnummers 43-45 van die dagvaarding staat namelijk expliciet dat partijen het erover eens waren dat de IE-vrijwaring niet in de MSP SPA zou worden opgenomen. Wat MSP betreft moet dus worden uitgegaan van de SPA van 11 januari 2023,
zonderde IE-vrijwaring. Zowel in de procedure bij de voorzieningenrechter als in de procedure bij het gerechtshof heeft PDG hierop niet gereageerd, laat staan dat zij deze stelling heeft weersproken. Voor het geval PDG die stelling wel had weersproken (wat zij dus niet heeft gedaan), had [gedaagden] in het eerste kort geding een subsidiaire vordering ingesteld (zie onder 2.7) die erop neerkwam dat over de IE-vrijwaring nog verder had moeten worden onderhandeld. Die vordering is echter in het geheel niet ter sprake gekomen omdat PDG al haar pijlen richtte op het ontbreken van de goedkeuring van het
Investment Committeevan Torqx. Het is PDG thans ook helemaal niet te doen om de IE-vrijwaring; die vrijwaring gebruikt zij in dit executiegeschil slechts als een stok om mee te slaan.
4.Het geschil in reconventie
I. aan hetgeen in het vonnis van 13 april 2023 is bevolen in 5.1 van het dictum, aanhef en onder a (te weten de veroordeling tot het verrichten van de verplichtingen ten behoeve van de aan- en verkoop van de aandelen in VDM Parts en MSP, waaronder begrepen het uitvoeren van de handelingen ten behoeve van de overdracht van de aandelen als bedoeld in artikel 5 en bijlage 5 van de SPA’s) en aan de verplichting van PDG tot het verlenen van de medewerking die noodzakelijk is om tot
closingvan de overdracht te komen als bedoeld in 5.2 van het dictum van het vonnis, de verplichting verbindt voor PDG tot het betalen van een dwangsom van € 25.000,00, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag, voor iedere dag of dagdeel dat PDG geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft aan deze verplichting te voldoen, met een maximum van € 1.000.000,00, althans met een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen maximum;
II. PDG veroordeelt schriftelijk inlichtingen te verschaffen aan de deurwaarder althans aan [gedaagden] over de (binnenlandse en buitenlandse) bank of banken die geldmiddelen van haar onder zich heeft of hebben, alsmede de bronnen van inkomsten, haar inkomens- en vermogenspositie en haar voor verhaal vatbare goederen, voorzien van justificatoire bescheiden, waaronder begrepen het verschaffen van inzage omtrent:
a. de bancaire instellingen in binnen- en buitenland die geldmiddelen van PDG onder zich hebben, waaronder begrepen opgaaf van alle (voorwaardelijke) aanspraken van PDG jegens bancaire instellingen, met vermelding van de grondslag van deze afspraken waaronder onder meer begrepen rekening-courant verhoudingen;
f. alle overige activa in bezit van PDG, indien van toepassing onder vermelding van eventueel daarop rustende rechten van derden, inclusief vermelding van de boekwaarde van de activa en voorzien van alle op enig moment opgestelde waarderingsrapporten, die op deze activa betrekking hebben;
III. aan de onder II gevorderde veroordeling de verplichting verbindt voor PDG tot het betalen van een dwangsom van € 25.000,00, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag, voor iedere dag of dagdeel dat PDG geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 1.000.000,00, althans met een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen maximum;
VI. PDG veroordeelt in de werkelijke kosten van dit geding in conventie en reconventie, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis en – voor het geval voldoening daarvan niet tijdig plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente.
5.De beoordeling in conventie
“
Deze overeenkomst, de overeenkomst m.b.t. de koop en verkoop van de aandelen in VDM Parts en de daarin neergelegde transacties zullen tegelijkertijd worden ondertekend en afgerond.”
Het verweer van [gedaagden] dat thans geen discussie bestaat over de VDM SPA en dat PDG die SPA al lang hadden kunnen nakomen, snijdt dan ook geen hout.
“
veroordeelt PDG en PDG Finance tot nakoming van hun verplichtingen uit de SPA’s, althans de verplichtingen ten behoeve van de aan- en verkoop van de aandelen in VDM Parts en MSP, uiterlijk binnen 15 dagen na betekening van dit vonnis, onder de voorwaarden als overeengekomen (…).”
Het verschil van mening tussen partijen spitst zich toe op de vraag hoe de zinsnede “
onder de voorwaarden als overeengekomen” dient te worden uitgelegd.
De uitleg van een dictum dient te geschieden in het licht van en met inachtneming van de overwegingen in het vonnis die tot de beslissing hebben geleid.
“
Op 15 januari 2023 heeft de advocaat van PDG zijn definitief akkoord gegeven op de onder 2.22 genoemde SPA’s.”
De “
onder 2.22 genoemde SPA’s” zijn de SPA’s die de advocaat van PDG op 11 januari 2023 aan de (transactie)advocaat van [gedaagden] heeft verzonden. Dit blijkt uit de begeleidende e-mail van die datum van mr. K.P.W. van der Sanden, een van de advocaten van PDG, aan de (transactie)advocaat van [gedaagden] Het gaat dan wat MSP betreft om de SPA met daarin opgenomen artikel 7.1.g (de IE-vrijwaring). De e-mail van 15 januari 2023 van de (transactie)advocaat van [gedaagden] , waarin hij zijn akkoord geeft, is niet geciteerd in het vonnis. De tekst daarvan (die uiteraard bij partijen bekend was) luidt als volgt:
“
(…). Ik ben akkoord met beide concepten, waarvoor dank, met dien verstande dat ik de garanties en de extra vrijwaringen inzake MSP nog specifiek moet bespreken met cliënten.”
Met “
de extra vrijwaringen inzake MSP” is bedoeld de IE-vrijwaring in artikel 7.1.g.
De formulering “
met dien verstande” in de e-mail van 15 januari 2023 duidt erop dat de advocaat van [gedaagden] een voorbehoud heeft willen maken op zijn akkoord. Dit voorbehoud is tussen partijen “in de lucht blijven hangen” omdat reeds één dag later (zie onder 2.25 van het vonnis van 13 april 2023) bekend werd dat het
Investment Committeevan Torqx geen goedkeuring gaf aan de transactie, waardoor die gehele transactie plotseling op losse schroeven kwam te staan. Vanaf dat moment richtte de discussie tussen partijen zich op de vraag of PDG zich kon beroepen op het ontbreken van goedkeuring van het
Investment Committeevan Torqx. (Enkel) deze discussie heeft geleid tot de eerdere kortgedingprocedure.
nietop te nemen. Kort gezegd komt het standpunt van [gedaagden] zoals opgenomen in randnummers 44 en 45 van de dagvaarding erop neer dat hij ervan uitging dat de IE-vrijwaring
geenonderdeel uitmaakte van de MSP SPA. In het eerste kort geding heeft [gedaagden] vervolgens nakoming van de SPA’s “
onder de voorwaarden als overeengekomen” gevorderd. Het staat buiten kijf dat [gedaagden] hiermee heeft bedoeld nakoming van de op 11 januari 2023 door de advocaat van PDG toegezonden SPA’s (zie hierboven), met weglating van de IE-vrijwaring (artikel 7.1.g) in de MSP SPA. Die bedoeling blijkt eveneens uit hetgeen [gedaagden] in het eerste kort geding
subsidiairheeft gevorderd, te weten verder onderhandelen over de IE-vrijwaring in de MSP SPA. [gedaagden] heeft die subsidiaire vordering ingesteld met het oog op een mogelijk verweer van PDG dat geen sprake was van definitieve wilsovereenstemming omdat de IE-vrijwaring in de MSP SPA nog in de lucht was blijven hangen. Indien dit verweer zou slagen, zou de primaire vordering mogelijk volgens [gedaagden] niet kunnen worden toegewezen; reden voor [gedaagden] om de subsidiaire vordering in te stellen. PDG heeft het in de dagvaarding in dit executiegeschil dus ten onrechte doen voorkomen dat [gedaagden] in het eerste kort geding nakoming heeft gevorderd van twee ‘tekenklare’ overeenkomsten (SPA’s) van 11 januari 2023 (de overeenkomsten die PDG thans in het geding heeft gebracht als producties 1 en 2 en die destijds door [gedaagden] in het geding waren gebracht als productie 21). Zo was de vordering van [gedaagden] in het eerste kort geding niet ingestoken.
niethet verweer gevoerd dat geen sprake was van definitieve wilsovereenstemming omdat de IE-vrijwaring in de MSP SPA nog in de lucht was blijven hangen. PDG heeft met geen enkel woord de in randnummers 44 en 45 van de dagvaarding van [gedaagden] weergegeven gang van zaken (die aan zijn vordering ten grondslag lag) weersproken. Er is ook
geenverweer gevoerd tegen toewijzing van de subsidiaire vordering die direct betrekking had op de IE-vrijwaring. Dit blijkt uit de spreekaantekeningen van de advocaat van PDG voor de kortgedingzitting van 22 maart 2023. PDG heeft tijdens de mondelinge behandeling van dit kort geding op 4 juli 2023 ook niet gesteld dat zij dat wél heeft gedaan en dat de voorzieningenrechter daar (ten onrechte) aan voorbij is gegaan. Het komt erop neer dat de IE-vrijwaring in de MSP SPA überhaupt niet ter sprake is gekomen op de mondelinge behandeling van het eerste kort geding. Zoals hiervoor reeds is overwogen, stond de gehele kortgedingprocedure in het teken van de vraag of PDG zich kon beroepen op het goedkeuringsvoorbehoud van het
Investment Committeevan Torqx. Omdat de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat dit niet het geval was, is de primaire vordering toegewezen op de wijze zoals door [gedaagden] geformuleerd, dus met de zinsnede “
onder de voorwaarden als overeengekomen”. Uit het voorgaande volgt dat op grond van het vonnis en de onderliggende dagvaarding die zinsnede aldus moet worden uitgelegd dat de IE-vrijwaring van artikel 7.1.g
geenonderdeel uitmaakt van de MSP SPA. Dit oordeel is bekrachtigd door het gerechtshof na een schriftelijke ronde en een mondelinge behandeling waarin PDG niet is ingegaan op deze vaststelling van de feiten in het vonnis en wederom met geen woord heeft gerept over de IE-vrijwaring (artikel 7.1.g) in de MSP SPA. [gedaagden] wordt derhalve gevolgd in zijn standpunt dat PDG moet meewerken aan overdracht van de aandelen in VDM Parts en MSP, zonder de desbetreffende IE-vrijwaring in de MSP SPA. Omdat
diemedewerking tot nu toe aan de zijde van PDG heeft ontbroken, verkeert [gedaagden] niet in schuldeisersverzuim en is [gedaagden] terecht overgegaan tot het treffen van executiemaatregelen, waaronder het leggen van beslag. Dit leidt tot afwijzing van de vorderingen van PDG.
closingdoorgang vindt (in de hiervoor bedoelde zin, dus met ondertekening van de MSP SPA zonder de IE-vrijwaring en met ondertekening van de VDM SPA) – en overigens al hetgeen staat in 5.1 van het dictum van het vonnis van 13 april 2023 – en PDG heeft voldaan aan al haar financiële verplichtingen (betaling koopsommen, rente en boetes tot aan de dag van
closingen betaling van proceskostenveroordelingen), en [gedaagden] de aandelen in VDM Parts en MSP heeft overgedragen, [gedaagden] alsnog dient over te gaan tot opheffing van alle ten laste van PDG gelegde beslagen. Verder wordt [gedaagden] geacht vrijwillig zo spoedig mogelijk die beslagen op te heffen die mogelijk rusten op aandelen die niet door PDG worden gehouden.
in dit executiegeschilwél verweer heeft gevoerd tegen de zienswijze van [gedaagden] dat in de MSP SPA geen IE-vrijwaring is overeengekomen, maakt het voorgaande niet anders. Zo heeft PDG
thansaangevoerd dat de advocaat van [gedaagden] in een commentaar van 28 december 2022 op een versie van de SPA van 16 december 2022 zelf heeft geschreven dat de IE-vrijwaring alleen in de MSP SPA zou moeten worden opgenomen. Ook heeft PDG
thanshet verweer gevoerd dat uit het
due diligence-onderzoek naar voren kwam dat MSP merkenrechten van derden ( [naam 4] ) schendt, dat PDG daarom een groot belang heeft bij de door haar gewenste IE-vrijwaring, dat dit altijd duidelijk is geweest voor [gedaagden] , en dat PDG dit punt dus nooit heeft “weggegeven”. Deze verweren kunnen in een executiegeschil, dat niet kan dienen als een verkapt hoger beroep, niet aan de orde worden gesteld, te meer nu PDG deze verweren in het ‘echte’ hoger beroep (de procedure bij het gerechtshof) niet heeft gevoerd.
€ 1.619,00. Dit is het liquidatietarief dat geldt in een complex kort geding. De kosten aan de zijde van [gedaagden] worden dan begroot op:
1.619,00
6.De beoordeling in reconventie
closingin de weg stond is beslecht, mag worden aangenomen dat PDG spoedig zal meewerken aan uitvoering van de veroordelingen uit het vonnis van 13 april 2023. Dit blijkt ook uit de e-mailcorrespondentie tussen de raadslieden en de griffier die is gevoerd na de mondelinge behandeling van dit kort geding. Daaruit blijkt dat partijen alles in gereedheid aan het brengen zijn om op 13 juli 2023 tot
closingover te gaan en dat PDG ook bereid is hiertoe over te gaan met ondertekening van de MSP SPA zonder de IE-vrijwaring, mocht de voorzieningenrechter in deze zin oordelen. Onder die omstandigheden heeft [gedaagden] onvoldoende (spoedeisend) belang bij toewijzing van zijn vorderingen. Niet kan worden aangenomen dat PDG de
closingna het wijzen van dit vonnis op zijn beloop laat, aangezien haar dit ongeveer € 6.000,00 per dag aan boetes en rente kost, en de beslagen (waarvan PDG – waarschijnlijk terecht – stelt serieuze hinder te ondervinden) zullen blijven liggen totdat PDG aan haar verplichtingen heeft voldaan. Van dit alles moet voorshands een voldoende prikkel uitgaan. Bovendien vertrouwt de voorzieningenrechter erop dat PDG – nu de tekst van de beslissing van het vonnis is verduidelijkt – eenvoudigweg zal nakomen. Dit alles betekent ook dat de vordering tot het geven van inzage in de vermogenspositie van PDG prematuur wordt geacht.