ECLI:NL:RBAMS:2023:4331

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 juni 2023
Publicatiedatum
11 juli 2023
Zaaknummer
13-153836-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorhanden hebben van vuurwapens en munitie in de openbare ruimte

In deze strafzaak heeft de rechtbank Amsterdam op 22 juni 2023 uitspraak gedaan tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van drie zware automatische vuurwapens, een pistool en munitie. De verdachte werd beschuldigd van het bezit van deze wapens op 18 december 2021 in Amsterdam. De rechtbank heeft het standpunt van de verdediging verworpen dat de observaties van getuigen niet voor het bewijs mochten worden gebruikt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met een zwarte sporttas uit de woning van een medeverdachte kwam, in een auto stapte en deze tas later uit de auto werd gegooid tijdens een achtervolging door de politie. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wetenschap had van de wapens en munitie in de tas en dat hij beschikkingsmacht had over deze wapens. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 36 maanden op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan. De rechtbank oordeelde dat het voorhanden hebben van vuurwapens een ernstige inbreuk op de rechtsorde vormt en dat de verdachte een potentieel gevaarlijke situatie had gecreëerd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Team Strafrecht
Parketnummer: 13-153836-22 (Promis)
Datum uitspraak: 22 juni 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1994 in [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
opgegeven verblijfsadres: [adres 1] ,
gedetineerd in [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 7 februari 2023 en 22 juni 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. L.S. van Haeringen, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. Y. Bouchikhi, naar voren hebben gebracht.
De zaak is op de zitting van 7 februari 2023 inhoudelijk behandeld. In raadkamer is de rechtbank gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest. De rechtbank heeft op 21 februari 2023 tussenvonnis gewezen en daarin de stukken in de handen van de rechter-commissaris gesteld om een getuige, verbalisant [nummer 1] , te horen. De getuige is op 17 mei 2023 gehoord. Op de zitting van 22 juni 2023 is de inhoudelijke behandeling voortgezet, het onderzoek gesloten en op diezelfde dag is uitspraak gedaan.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt er – na wijziging van de tenlastelegging op de zitting van 7 februari 2023 – kort gezegd van beschuldigd dat hij op 18 december 2021 in Amsterdam, samen met anderen, een zwarte sporttas met vuurwapens en (bijbehorende) munitie van categorie II en/of III voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Inleiding
Uit informatie van het Team Criminele Inlichtingen (TCI) kwam naar voren dat [medeverdachte] (hierna: medeverdachte) zeer waarschijnlijk in het bezit is van twee actieve bakens, die mogelijk gebruikt zullen worden voor criminele doeleinden en dat hij op [adres 2] verblijft. Naar aanleiding van deze informatie zijn er observaties uitgevoerd. Op 18 december 2021 ziet het observatieteam de medeverdachte samen met een onbekende man uit de woning aan [adres 2] komen. De onbekende man draagt een zwarte sporttas, die gevuld en zwaar lijkt. De onbekende man stapt in een grijze Mini Cooper met [nationaliteit] kenteken en rijdt weg, terwijl zich een andere, witte, Mini Cooper met [nationaliteit] kenteken daarbij voegt. De auto’s worden verder onder observatie genomen. De grijze Mini Cooper is na het negeren van een stopteken hard weggereden, waarna een achtervolging ontstond. Tijdens die achtervolging is uit deze auto op de Rijksweg A2 een zwarte sporttas gegooid. Deze tas bleek gevuld met vuurwapens en munitie. De onbekende man is later geïdentificeerd als verdachte.
De rechtbank buigt zich over de vraag of bewezen kan worden dat verdachte de tas met vuurwapens en munitie voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen.
3.2.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie vindt dat het feit bewezen kan worden en heeft hiertoe het volgende aangevoerd. Door het observatieteam wordt gezien dat verdachte uit de woning van de medeverdachte komt met een zwarte gevulde sporttas, dat hij in de grijze Mini Cooper stapt met de tas en dat de medeverdachte terug de flat in gaat. Uit de observaties kan ook worden opgemaakt dat in de grijze Mini Cooper één persoon zat. Getuige [nummer 1] is hierover gehoord bij de rechter-commissaris en heeft op de belangrijkste vragen antwoord gegeven. Hiermee kan worden vastgesteld dat verdachte diegene was die met de tas naar buiten liep en in de grijze Mini Cooper is gestapt. De verklaring van verdachte dat hij een tas met verdovende middelen naar een andere auto heeft gebracht en niet in de grijze Mini Cooper is gestapt heeft geen enkele bevestiging gekregen en is dan ook niet geloofwaardig. Verder blijkt uit het dossier dat de tas met wapens die later langs de snelweg wordt aangetroffen lijkt op de tas die verdachte droeg. Op de tas wordt ook een DNA spoor met een match van de medeverdachte aangetroffen. Hieruit kan worden afgeleid dat dit de tas is die verdachte uit de woning droeg. Ook kan bewezen worden dat verdachte wetenschap had van de wapens en munitie in de tas. Na de overdracht van de tas vindt er namelijk een achtervolging plaats, waarbij de tas uit de grijze Mini Cooper wordt gegooid en de politie beide auto’s kwijtraakt. Het feit dat de tas uit de auto werd gegooid, maakt dat verdachte moet hebben geweten wat er in zat. Ook het medeplegen kan bewezen worden. Uit de gedragingen en het rijgedrag van de auto's kan worden afgeleid dat verdachte en de medeverdachten gezamenlijk op pad waren.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken, omdat niet bewezen kan worden dat verdachte een tas met vuurwapens en munitie voorhanden heeft gehad of heeft overgedragen. Op grond van het dossier kan namelijk niet worden vastgesteld dat verdachte in de grijze Mini Cooper heeft gezeten van waaruit de tas met vuurwapens is gegooid. De verdediging is van mening dat verbalisanten [nummer 2] en [nummer 1] vanuit hun positie bij de observaties niet gezien kunnen hebben dat verdachte in deze auto is gestapt. Tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris van 17 mei 2023 heeft getuige [nummer 1] op veel vragen echter geen antwoord gegeven of aangegeven iets niet meer te weten. Hierdoor heeft de verdediging geen behoorlijke en effectieve mogelijkheid gehad om het ondervragingsrecht uit te oefenen. De processen-verbaal van observatie, waarin door de getuige wordt omschreven dat verdachte in de grijze Mini Cooper is gestapt, kunnen daarom niet voor het bewijs worden gebruikt.
Verder hebben de verbalisanten geen specifieke, onderscheidende kenmerken van de zwarte sporttas benoemd op grond waarvan kan worden vastgesteld dat de tas met wapens dezelfde tas is als die verdachte droeg. Daarnaast zijn er geen vingerafdrukken of DNA-materiaal van verdachte aangetroffen op de tas met de wapens, de wapens zelf of in de grijze Mini Cooper. De telefoon van verdachte is ook niet meegereisd met de route die de grijze Mini Cooper heeft afgelegd. Voorts kan uit het enkele vasthouden van een zwarte sporttas, waarvan de inhoud niet zichtbaar is, niet worden afgeleid dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van vuurwapens en munitie. In dit verband wordt verwezen naar een uitspraak van de Hoge Raad van 23 november 2010, ECLI:NL:HR:2010:BN7725. Tot slot is er onvoldoende bewijs voor medeplegen. Van een gezamenlijke uitvoering of wezenlijke bijdrage is geen sprake.
3.4.
Het oordeel van de rechtbank
3.4.1.
Omdat de raadsman heeft aangevoerd dat de verdediging geen behoorlijke en effectieve mogelijkheid heeft gehad om het ondervragingsrecht uit te oefenen, zal de rechtbank eerst beoordelen of sprake is geweest van een beperking in het ondervragingsrecht. Als die vraag bevestigend wordt beantwoordt, wordt vervolgens beoordeeld of dit een ontoelaatbare beperking oplevert, ten gevolge waarvan geen sprake zou zijn van een eerlijk proces wanneer de rechtbank de verklaringen van getuige [nummer 1] voor het bewijs zou gebruiken.
Enerzijds stelt de rechtbank vast dat de getuige, verbalisant [nummer 1] , in het verhoor bij de rechter-commissaris een aantal vragen niet heeft beantwoordt vanwege tactische overwegingen. Hierdoor is sprake van een beperking in het ondervragingsrecht van de verdediging. Anderzijds stelt de rechtbank vast dat de getuige wel antwoord heeft gegeven op essentiële materiële onderdelen, namelijk op de vragen over wat de getuige op 18 december 2021 heeft gezien. De beperking van het ondervragingsrecht is naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet zodanig dat de verklaringen van de getuige (de processen-verbaal van observatie en zijn verhoor bij de rechter-commissaris) niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt. Het standpunt van de verdediging dat de observaties van de getuige niet voor het bewijs mogen worden gebruikt wordt dus verworpen.
3.4.2.
Vervolgens komt de rechtbank toe aan de vraag of bewezen kan worden dat verdachte de tas met wapens en munitie voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen. De rechtbank vindt dat het voorhanden hebben van (vuur)wapens en munitie bewezen kan worden. Uit het dossier komt namelijk naar voren dat verdachte met een zwarte gevulde sporttas uit de woning van de medeverdachte komt, met deze tas in de grijze Mini Cooper stapt en wegrijdt. De auto wordt gevolgd en krijgt een stopteken van de politie, waarna de auto met hoge snelheid wegrijdt, waarbij een zwarte tas uit de auto wordt gegooid. In die zwarte tas worden (vuur)wapens en munitie aangetroffen. Gelet op deze bevindingen, wordt de verklaring van verdachte – inhoudende dat hij een tas met drugs droeg, deze tas aan een ander heeft overhandigd en niet in de grijze Mini Cooper is gestapt – als onaannemelijk terzijde geschoven. Uit voornoemde omstandigheden – met name het snelle wegrijden en het weggooien van de tas – leidt de rechtbank ook af dat verdachte wetenschap had van de (vuur)wapens en munitie in de tas en dat hij daar beschikkingsmacht over had. De verweren van de raadsman worden dan ook verworpen.
Hoewel er aanwijzingen bestaan dat verdachte niet alleen werkte, wordt het medeplegen niet bewezen verklaard, omdat verdachte alleen in de auto zat met de tas met wapens.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte op 18 december 2021 te Amsterdam,
voorhanden heeft gehad een zwarte sporttas met daarin vuurwapen en munitie van categorie II en III, te weten:
a. een automatisch aanvalsgeweer (merk Ceska Zbrojovka, model Vz58 V, kaliber 7,62×39mm) en
b. een automatisch aanvalsgeweer (merk Staatsarsenaal Roemenië, model PM mod 63, kaliber 7,62×39mm) en
c. twee patroonmagazijnen, bestemd voor voornoemde automatische aanvalsgeweren (merk Ceska Zbrojovka, model Vz58 V en merk Staatsarsenaal Roemenië, model PM mod 63), met daarin patronen en
d. een pistoolmitrailleur (merk Sten, model MK II, kaliber 9×19mm) en
e. twee patroonmagazijnen, bestemd voor voornoemde pistoolmitrailleur (merk Sten, model MK II) en
f. een pistool (merk Heckler & Koch, model USP Compact, kaliber 9×19mm) en
g. in voornoemd pistool (merk Heckler & Koch, model USP Compact) een patroonmagazijn, met daarin patronen en
h. patronen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezengeachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezengeachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, met aftrek van voorarrest.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om aan verdachte een (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de duur van het voorarrest. Verder heeft hij verzocht om in de strafmaat mee te wegen dat verdachte als [nationaliteit] onderdaan niet in aanmerking komt voor voorwaardelijke invrijheidstelling en om rekening te houden met zijn medische omstandigheden.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezengeachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich in de openbare ruimte schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van drie zware automatische vuurwapens met bijbehorende patroonmagazijnen, een pistool met bijbehorende patroonmagazijnen en een doosje met munitie. Vuurwapens vormen een groot gevaar voor de samenleving. Het onbevoegd voorhanden hebben daarvan maakt een ernstige inbreuk op de rechtsorde en leidt tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Met het voorhanden hebben van verschillende (vuur)wapens heeft verdachte een potentieel gevaarlijke situatie gecreëerd, omdat bezit van (vuur)wapens maar al te vaak leidt tot het gebruik daarvan, met alle mogelijke gevolgen van dien. Gelet op het kaliber, het aantal (vuur)wapens en de bijbehorende munitie lijken de (vuur)wapens naar hun aard ook bestemd te zijn om ernstige misdrijven mee te plegen. Het bezit van dergelijke (vuur)wapens en munitie rechtvaardigt dan ook de oplegging van een forse gevangenisstraf.
Verder is acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 13 april 2023. Hieruit blijkt dat verdachte (in Nederland) nog niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank ook gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting (LOVS) die de rechtbanken hebben vastgesteld. Het oriëntatiepunt voor het voorhanden hebben van één automatisch vuurwapen in de openbare ruimte is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 15 maanden en voor één pistool 8 maanden. Verder wordt rekening gehouden met de eendaadse samenloop van het voorhanden hebben van de wapens en de munitie. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte geen aanleiding om van de oriëntatiepunten af te wijken.
Alles afwegende vindt de rechtbank een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden. Onder het voorarrest vallen ook de dagen die verdachte in overleveringsdetentie in [land van herkomst] heeft doorgebracht.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
eendaadse samenloop van
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
36 (zesendertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.C.J. Klaver, voorzitter,
mrs. M. Smit en G.H. Marcus, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van der Mark, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 juni 2023.