In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 13 juli 2023, wordt een vordering behandeld met betrekking tot de overname en tenuitvoerlegging van een in Canada opgelegde gevangenisstraf van dertien jaar. De zaak betreft een veroordeelde die in Canada is veroordeeld en thans in Nederland gedetineerd is. Tijdens de zitting op 29 juni 2023 heeft de officier van justitie gevorderd dat de tenuitvoerlegging van de straf in Nederland dient te geschieden door een gevangenisstraf van vier jaar en zes maanden op te leggen. De raadsman van de veroordeelde heeft echter verzocht om toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, met als doel de Canadese gevangenisstraf om te zetten naar 0 dagen. Subsidiair heeft hij verzocht om een gevangenisstraf van één jaar, waarvan zes maanden voorwaardelijk.
De rechtbank heeft in raadkamer besloten dat er meer informatie nodig is over de datum waarop de veroordeelde in Canada in het meest gunstige geval in vrijheid zou kunnen worden gesteld. Dit is van belang voor de beoordeling van de vordering, omdat de rechtbank moet onderzoeken of de veroordeelde door de in Nederland opgelegde straf in een nadeliger positie zou komen te verkeren. De rechtbank heeft daarom het onderzoek heropend en verzocht om nadere informatie van de Canadese autoriteiten.
De rechtbank heeft ook de identiteit van de veroordeelde vastgesteld en bevestigd dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft. De beslissing om het onderzoek te heropenen is genomen om ervoor te zorgen dat de rechtbank over voldoende informatie beschikt om een weloverwogen beslissing te nemen over de vordering van de officier van justitie. De rechtbank heeft de oproeping van de veroordeelde bevolen voor een nader te bepalen datum en tijdstip, met kennisgeving aan zijn raadsman.