ECLI:NL:RBAMS:2023:4324

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 juli 2023
Publicatiedatum
10 juli 2023
Zaaknummer
23-012594
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking op klaagschrift inzake inbeslagname van goederen in het kader van een Europees onderzoeksbevel

Op 5 juli 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een klaagschrift dat was ingediend door klager, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. M.L. van Gaalen. Het klaagschrift was ingediend naar aanleiding van de inbeslagname van verschillende goederen, waaronder laptops en telefoons, die waren uitgevoerd op basis van een Europees onderzoeksbevel (EOB) van 26 september 2022. De rechtbank heeft op 21 juni 2023 de zaak behandeld, waarbij zowel de raadsman als de officier van justitie, mr. K. van der Schaft, zijn gehoord. De raadsman betoogde dat de inbeslagname geen strafvorderlijk belang diende en dat het EOB niet aan hem was verstrekt, waardoor hij niet kon toetsen of de in beslag genomen goederen relevant waren voor de zaak. De officier van justitie stelde echter dat alle inbeslaggenomen goederen dienstig konden zijn voor het bewijs, en dat het EOB vertrouwelijk was en doorgaans niet aan de klager werd verstrekt.

De rechtbank overwoog dat het EOB in het dossier aanwezig was en dat de in beslag genomen voorwerpen het bewijsmateriaal betroffen waarop het EOB betrekking had. De rechtbank oordeelde dat de inbeslagname rechtmatig was en dat er geen gronden waren om de erkenning of uitvoering van het EOB te weigeren. De rechtbank verklaarde het klaagschrift ongegrond, waarmee de inbeslagname van de goederen werd bevestigd. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de voorzitter en de rechters op 5 juli 2023.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

RK nummer: 23-012594
Datum beschikking: 5 juli 2023
BESCHIKKING
op het klaagschrift
op grond van artikel 5.4.10 in verbinding met artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv)van:
[klager]
,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1979,
woonplaats kiezend aan [adres] ten kantore van zijn raadsman mr. M.L. van Gaalen,
klager.

1.Procesgang

Het klaagschrift is op 19 mei 2023 ingediend ter griffie van deze rechtbank.
De rechtbank heeft op 21 juni 2023 het klaagschrift behandeld en de door klager gemachtigd raadsman, mr. M.L. van Gaalen, advocaat in Amsterdam, en de officier van justitie, mr. K. van der Schaft, in openbare raadkamer gehoord.
Geheimhouding
De raadsman heeft betoogd dat niet getoetst kan worden of de in beslag genomen voorwerpen het bewijsmateriaal betreffen waarop het EOB betrekking heeft omdat het EOB niet aan hem is verstrekt.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat vanwege het onderzoeksbelang het EOB niet aan (de raadsman van) betrokkene kan worden verstrekt.
De rechtbank overweegt dat artikel 19 van de Richtlijn 2014/41/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende het Europees onderzoeksbevel in strafzaken (de Richtlijn) – onder andere – de geheimhouding van het EOB garandeert. Tegelijkertijd bepaalt artikel 23, vijfde lid, Sv dat het openbaar ministerie alle stukken die betrekking hebben op de zaak moet overleggen en dat alle procesdeelnemers bevoegd zijn om van de inhoud van deze stukken kennis te nemen. Deze bepaling is niet van toepassing, voor zover het belang van het onderzoek hierdoor ernstig wordt geschaad (artikel 23, zesde lid, Sv).
Het EOB bevindt zicht in het dossier. In het licht van de verplichting tot geheimhouding op grond van de Richtlijn en mede gelet op het standpunt van de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het belang van het onderzoek ernstig wordt geschaad als de betrokkene of zijn raadsman kennis neemt van het EOB. De rechtbank onthoudt daarom de (raadsman van de) betrokkene kennis te nemen van het EOB op grond van artikel 23, zesde lid, OLW.

2.Feiten en omstandigheden

Het Onderzoekskantoor van de Arrondissementsrechtbank van en te Luxemburg heeft door middel van een Europees onderzoeksbevel (EOB) van 26 september 2022 (onder meer) verzocht om huiszoeking met het oog op opsporing en inbeslagneming van voorwerpen/instrumenten/documenten/stukken/correspondentie/computermedia, mobiele telefoons, die door de verdachte zijn gebruikt en die verband houden met de in het Groothertogdom Luxemburg gepleegde strafbare feiten, in verband met een strafrechtelijk onderzoek tegen klager ter zake van de verdenking dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten zoals omschreven in het EOB.
Op 4 mei 2023 zijn ter uitvoering van het EOB – op grond van artikel 94 Sv – de volgende voorwerpen in beslag genomen onder klager:
- Sony laptop met goednummer 6336296
- IPhone met goednummer 6336277
- Autosleutels merkloos goednummer 6336267
- Telefoon goednummer 6336253
- Asus laptop goednummer 6336287
- HP laptop goednummer 6336283
- Mio dashcam goednummer 6336250
- uitlees apparaat goed nummer 6336262
- laptop en oplader goednummer 6336271
- Samsung telefoon goednummer 6336236
- afluisterapparatuur goednummer 6336275.

3.Inhoud klaagschrift en standpunt klager

Het klaagschrift strekt tot teruggave van de in beslag genomen goederen, omdat de inbeslagname geen strafvorderlijk belang dient, en niet althans onvoldoende kan bijdragen aan de waarheidsvinding. In aanvulling daarop heeft de raadsman in raadkamer aangevoerd dat het EOB niet aan hem wordt verstrekt, terwijl uit de wel verstrekte stukken niet kan worden afgeleid dat de in beslag genomen goederen als bewijs kunnen dienen. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2021:1940) volgt dat getoetst moet worden of de in beslag genomen voorwerpen het bewijsmateriaal betreffen waarop het EOB betrekking heeft en die de uitvaardigende autoriteit met dat bevel beoogt te verkrijgen. Het lijkt alsof er gewoon maar wat is meegenomen, terwijl het aan Luxemburg is om duidelijk te maken welke goederen zijn beoogd. Er is bijvoorbeeld een iPhone 14 in beslag genomen die pas sinds september 2022 op de markt is, terwijl het zou gaan om een feit uit 2021. Deze telefoon kan daarom niets bewijzen. Zonder het EOB kan een en ander niet worden getoetst. Daarom moet het klaagschrift gegrond worden verklaard. Subsidiair wordt verzocht om in ieder geval de iPhone 14 terug te geven aan klager.

4.Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het klaagschrift ongegrond moet worden verklaard, omdat alle inbeslaggenomen goederen dienstig kunnen zijn voor het bewijs, gelet op de verdenking. Dit geldt ook voor de iPhone 14, waarbij de officier van justitie geeft opgemerkt dat gegevens van een oudere telefoon op een nieuwe telefoon kunnen worden overgezet. Het EOB is een vertrouwelijk stuk en wordt doorgaans niet verstrekt aan een klager. Gelet op de beperkte toets die de Hoge Raad voorschrijft, bestaat geen aanleiding voor een gegrondverklaring van het klaagschrift.

5.Het oordeel van de rechtbank

Toetsingskader
Het systeem van het EOB is gestoeld op het beginsel van wederzijdse erkenning. Dat brengt met zich dat de ruimte om af te zien van erkenning en tenuitvoerlegging van een EOB beperkt is.
In (onder meer) zijn arrest van 21 december 2021 [1] heeft de Hoge Raad het toetsingskader in beklagzaken ex artikel 5.4.10 Sv in verbinding met artikel 552a Sv uiteengezet.
Bij de behandeling van een dergelijk klaagschrift wordt geen onderzoek gedaan naar de gronden voor het uitvaardigen van het EOB. Evenmin wordt de proportionaliteit van de inbeslagneming en van de daarop volgende overdracht van voorwerpen getoetst.
Daarentegen moet wel worden beoordeeld of zich – gelet op de artikelen 5.4.3, 5.4.4 en 5.4.6 Sv – een grond voordoet voor het weigeren van de erkenning of de uitvoering van het EOB. Daarnaast kan, indien aan de orde, ook worden beoordeeld of de bevoegdheid waarmee uitvoering is gegeven aan het EOB, rechtmatig is toegepast, welke beoordeling overigens is beperkt tot een onderzoek naar de formaliteiten waaraan de inbeslagneming moet voldoen. Verder staat aan de rechtbank ter beoordeling of de in beslag genomen voorwerpen het bewijsmateriaal betreffen waarop het EOB betrekking heeft en die de uitvaardigende autoriteit met dat bevel beoogt te verkrijgen.
Bij de beoordeling van een klaagschrift dat betrekking heeft op inbeslagneming op grond van een EOB is ten slotte niet de vraag aan de orde of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert. Aan het systeem van het EOB ligt immers ten grondslag dat met de uitvaardiging van een EOB het belang van strafvordering in de uitvaardigende staat wordt verondersteld aanwezig te zijn.
Voor zover de ter uitvoering van het EOB inbeslaggenomen voorwerpen gegevensdragers betreffen, is nog van belang dat deze gegevensdragers worden overgedragen aan de uitvaardigende autoriteit. Dat is slechts anders als uit de inhoud van het EOB blijkt of door de uitvaardigende autoriteit is aangegeven dat de overdracht van een kopie volstaat. Daarnaast is het niet aan de rechter die over het klaagschrift oordeelt, om te bepalen dat kopieën van de op inbeslaggenomen gegevensdragers opgeslagen gegevens aan klager ter beschikking worden gesteld.
Oordeel van de rechtbank
In het licht van het hiervoor geschetste toetsingskader overweegt de rechtbank als volgt.
De raadsman heeft betoogd dat niet getoetst kan worden of de in beslag genomen voorwerpen het bewijsmateriaal betreffen waarop het EOB betrekking heeft en die de uitvaardigende autoriteit met dat bevel beoogt te verkrijgen omdat het EOB niet is verstrekt. De rechtbank stelt in dit kader voorop dat zij – zoals hiervoor overwogen – wel beschikt over het EOB en op basis daarvan het geschetste toetsingskader kan toepassen.
Gelet op het EOB en de daarin omschreven verdenking is de rechtbank van oordeel dat de in beslag genomen voorwerpen het bewijsmateriaal betreffen waarop het EOB betrekking heeft en die de uitvaardigende autoriteit met dat bevel beoogt te verkrijgen. De rechtbank verwijst in dit kader naar overweging 4.2.3 van her hiervoor aangehaalde arrest van de Hoge Raad van 21 december 2021: “Daarbij is van belang dat de uitvaardigende staat het te verkrijgen bewijsmateriaal in het EOB globaal mag omschrijven, omdat het voor de uitvaardigende staat niet steeds op voorhand vaststaat welk bewijsmateriaal precies aanwezig is in de uitvoerende staat, terwijl het de autoriteiten van de uitvaardigende staat zijn die het best kunnen bepalen welke voorwerpen of gegevens relevant zijn voor het strafrechtelijk onderzoek aldaar.”
De goederen zijn dus in beslag genomen met het oog op de waarheidsvinding in het genoemde Luxemburgse strafrechtelijk onderzoek. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat dit ook geldt voor de in beslag genomen iPhone 14 met goednummer 6336277. Het is niet aan de rechtbank om te beoordelen of, en in hoeverre, deze goederen daadwerkelijk aan de waarheidsvinding kunnen bijdragen en evenmin of de inbeslagneming tot dat doel in een redelijke verhouding staat. Dat staat ter beoordeling van de Luxemburgse autoriteiten.
De rechtbank heeft ambtshalve beoordeeld of zich een grond voordoet voor het weigeren van de erkenning of de uitvoering van het EOB. Het bevel bevat de vereiste informatie en is dus in overeenstemming met de eisen die artikel 5.4.3 Sv stelt. Van een van de in artikel 5.4.4 Sv genoemde weigeringsgronden is daarnaast geen sprake. Ook stelt de rechtbank vast dat ten aanzien van de inbeslagname is voldaan aan de daarvoor in Nederland geldende formaliteiten.
Gelet hierop zal de rechtbank het klaagschrift ongegrond verklaren.

6.Beslissing

De rechtbank verklaart het beklag
ONGEGROND.
Deze beslissing is op 5 juli 2023 gegeven en in het openbaar uitgesproken door:
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. M.T.C. de Vries en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, griffier.