Beoordeling
6. In dit kort geding dient te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vorderingen van partijen in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Het navolgende behelst niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
7. De spoedeisendheid ligt in de aard van de vordering tot, kort samengevat, wedertewerkstelling besloten. Het daartegen gevoerde verweer door Elsevier wordt derhalve verworpen.
8. Beoordeeld dient te worden of Elsevier gehouden is om [eiser] tewerk te stellen. De kantonrechter overweegt dat als uitgangspunt dient te worden genomen dat van een werkgever, als goed werkgever, gevergd mag worden dat hij de werknemer tegen diens wil slechts de mogelijkheid mag onthouden om de overeengekomen arbeid te verrichten wanneer de werkgever daarvoor een redelijke grond heeft en dat die grond voldoende zwaar weegt, gelet op het in beginsel zwaarwegend te achten belang van de werknemer om de bedongen arbeid te blijven verrichten.
9. De kantonrechter stelt voorop dat Elsevier er op zichzelf, naar aanleiding van de klacht van [naam 3] , goed aan heeft gedaan om een onderzoek in te stellen naar het gedrag van [eiser] . Beschuldigingen op het gebied van (al dan niet seksueel) grensoverschrijdend gedrag dienen serieus te worden genomen en moeten goed en zorgvuldig worden onderzocht. Dit vloeit voort uit de op de werkgever rustende verplichting een veilig werkklimaat te scheppen en te onderhouden. Daarbij dient recht wordt gedaan aan alle betrokken partijen en waarbij de voor hen geldende waarborgen in acht worden genomen. Ten aanzien van zo’n onderzoek is met name van belang of het beginsel van hoor en wederhoor op juiste wijze toepassing heeft gevonden. Elsevier heeft hier toepassing aan gegeven, maar er is wel sprake van onvolkomenheden. Dit geldt met name met betrekking tot het kennisnemen van [eiser] van de klacht zelf en het tijdstip van kennisneming van het onderzoeksrapport. [eiser] heeft het onderzoeksrapport eerst op 28 december 2022 ontvangen en ook eerst toen kennis kunnen nemen van de oorspronkelijke klacht van [naam 3] , terwijl zij deze klacht al op 15 september 2022 bij Elsevier had ingediend. Daarmee heeft Elsevier inbreuk gemaakt op zijn belang om op een aanvaardbare termijn te weten te komen waar hij door de betreffende collega precies van wordt beschuldigd. Eerst dan is hij immers in staat om zich adequaat te verdedigen.
10. De kantonrechter is daarom voorshands van oordeel dat er bij de onderzoeksresultaten en de wijze waarop het onderzoek is uitgevoerd zeker kanttekeningen zijn te plaatsen. Tegelijkertijd staat wel vast dat [eiser] ruim in de gelegenheid is gesteld om zijn visie te geven op wat is voorgevallen en van die gelegenheid ook gebruik heeft gemaakt. Elsevier heeft verschillende gesprekken met [eiser] gevoerd, heeft hem de gelegenheid gegeven om opmerkingen en aanvullingen te geven op de gespreksverslagen en heeft deze opmerkingen integraal overgenomen. Op basis hiervan ziet de kantonrechter in het kader van onderhavig kort geding niet voldoende redenen om de uitkomsten van het onderzoek geheel terzijde te schuiven.
11. Het voorgaande geldt te meer nu [eiser] op een aantal belangrijke punten zelf feiten heeft bevestigd die hem worden verweten. Dat betreft feiten waarover in Whatsapp berichten melding wordt gemaakt of die [eiser] mondeling heeft bevestigd.
12. [eiser] heeft ter rechtvaardiging van zijn gedragingen en uitingen aangevoerd dat hij dacht dat [naam 3] méér met hem wilde dan alleen een goed collega zijn. Hij verwijst daarbij, kort samengevat, naar haar gedrag in de lift in een Gents hotel op 15 juni 2022 en naar het hartje in een Whatsapp bericht van 10 augustus 2022 (ro. 1.11). Over de gestelde gedraging van [naam 3] in de lift is niets vast komen te staan. Het hartje is minst genomen multi-interpretabel (zie in dit verband het oordeel van de Amsterdamse kantonrechter in de zogenaamde Primark-zaak, ECLI:NL:RBAMS:2022:7677). Wat wel vaststaat is dat [eiser] [naam 3] op 12 augustus 2022 via Whatsapp een bericht heeft gestuurd met in het Pools de tekst “ik mis je”. Dat is op zichzelf niet verboden of ongepast, zij het dat de grens van het betamelijk snel wordt bereikt wanneer de één hoger in de hiërarchie van het bedrijf staat dan de ander. Dat was hier het geval. [eiser] had een streep moeten trekken toen [naam 3] daarop antwoordde dat zij de relatie professioneel wenst te houden. 13. Vervolgens heeft [eiser] tijdens de werkzaamheden in Denemarken nogmaals een uiting gedaan waaruit blijkt dat hij de relatie juist niet professioneel wilde houden. Ook zou hij toen [naam 3] hebben vastgepakt of tenminste aangeraakt, maar dat is niet komen vast te staan. Hoewel van aanranding of ernstige aantasting van de lichamelijke integriteit van [naam 3] niet is gebleken, had van [eiser] mogen worden verwacht dat hij een nieuwe toenadering achterwege had gelaten. Zeker gelet op de omstandigheden waaronder een en ander plaatsvond. [naam 3] was alleen met hem, was voor een deel werkafhankelijk van hem en had al eerder aangegeven niet méér te willen dan een professionele relatie. Die uitkomst wilde [eiser] kennelijk niet respecteren. Uit de stukken, waaronder verklaringen van collega’s met wie [naam 3] kort na het gebeuren contact zocht, is voldoende naar voren gekomen dat de uitingen van [eiser] een behoorlijke impact hebben gehad op [naam 3] . Dat wordt bevestigd door de overgelegde verklaring van de bedrijfsarts.
14. [eiser] wil zijn werkzaamheden hervatten. Hij komt daarmee in het vaarwater van [naam 3] , gelet op de overlap in hun werkzaamheden. [naam 3] is niet in staat is om de samenwerking met [eiser] te hervatten. Elsevier heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat [naam 3] mogelijk zou kunnen uitvallen als [eiser] weer wordt tewerkgesteld in zijn functie. Gelet op al het voorgaande acht de kantonrechter de beslissing van Elsevier dat in dit geval [eiser] zal moeten wijken in het licht van alle omstandigheden, en met name gelet op wie uiteindelijk de problemen in de onderlinge samenwerking heeft veroorzaakt, redelijk. Anders gezegd, Elsevier beschikte naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter over een voldoende zwaarwegende grond om [eiser] op non-actief te stellen en hem een andere functie aan te bieden. Daarbij weegt mee dat er een reëel dreigend nadeel voor Elsevier ontstaat bestaat bij voortzetting van de werkzaamheden door [eiser] , te weten de te verwachten uitval van [naam 3] .
15. Elsevier heeft [eiser] intussen een aantal andere functies aangeboden, waarvan er in ieder geval één passend lijkt te zijn geweest, maar deze zijn door [eiser] geweigerd. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter is het derhalve mede aan [eiser] zelf te wijten dat hij op dit moment geen werk bij Elsevier kan verrichten. In het kader van de ontbindingsprocedure zal aan de orde komen of Elsevier aan hetgeen is voorgevallen een redelijke grond voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst kan ontlenen en of zij voldoende inspanningen heeft gepleegd om [eiser] te herplaatsen. Uit het voorgaande is niet meer af te leiden dan dat de kantonrechter in het kader van dit kort geding geen aanleiding ziet de beslissing van Elsevier om [eiser] niet toe te staan in zijn oorspronkelijke werk te hervatten te schorsen. Of een en ander ook voldoende zal zijn voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst acht de kantonrechter zeer de vraag, ook gelet op het prima arbeidsverleden bij Elsevier van [eiser] . Partijen doen er naar zijn oordeel daarom goed aan alsnog een oplossing in der minne te zoeken.
16. De conclusie is dat de vordering tot schorsing van het besluit van 25 oktober 2022 en de gevorderde wedertewerkstelling zullen worden afgewezen.
17. Ten aanzien van de subsidiaire vordering van [eiser] oordeelt de kantonrechter als volgt. [eiser] heeft onvoldoende onderbouwd op welke grond Elsevier gehouden is mee te werken aan een extern en onafhankelijk onderzoek. Er bestaat geen algemeen recht op een extern en onafhankelijk onderzoek, hoewel zo’n onderzoek in de praktijk, zeker in de afgelopen jaren, wel vaak plaatsvindt. Ook deze vordering zal daarom worden afgewezen.
18. De vordering tot betaling van Elsevier van de buitengerechtelijke kosten betreft in feite een vordering van de volledige proceskosten, mede gelet op de door [eiser] overgelegde facturen van zijn gemachtigde(n). Voor een veroordeling in de volledige proceskosten bestaat alleen aanleiding in buitengewone omstandigheden, met name in geval van misbruik van procesrecht (HR, 15 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2366). De vordering tot betaling van deze kosten zal worden afgewezen nu [eiser] niet of onvoldoende heeft onderbouwd dat sprake is van bedoelde buitengewone omstandigheden. 19. [eiser] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld.