In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 7 juli 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiser, een inwoner van Amsterdam, en de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam. Eiser had op 7 september 2022 een beroepschrift ingediend tegen de uitspraak op bezwaar van 5 juli 2022. Op 19 december 2022 trok eiser het beroep in en verzocht om vergoeding van de proceskosten. Verweerder diende op 17 januari 2023 een verweerschrift in, waarop eiser op 31 januari 2023 reageerde. De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenvergoeding op 16 mei 2023 behandeld tijdens een zitting waar beide partijen aanwezig waren.
De rechtbank overwoog dat eiser recht had op vergoeding van de proceskosten, ondanks dat verweerder zijn standpunt ter zitting wijzigde. Dit wijzigende standpunt was in strijd met de goede procesorde, omdat eiser niet de kans had gekregen zich voor te bereiden op deze wijziging. De rechtbank stelde de proceskostenvergoeding vast op € 418,50 voor de beroepsprocedure, maar wees het verzoek om vergoeding van kosten in de bezwaarfase af, omdat eiser zich daar niet had laten bijstaan door een gemachtigde. De rechtbank concludeerde dat juridisch advies niet onder de proceskostenvergoeding valt, omdat dit niet in de opsomming van het Besluit proceskosten bestuursrecht voorkomt. Eiser kreeg ook het betaalde griffierecht van € 50,- vergoed.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij het gerechtshof in Amsterdam.