4.3Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de feiten 1 en 3De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het onder 1 en 3 tenlastegelegde.
Verdachte heeft deze feiten volledig bekend en de raadsman heeft hiervan geen vrijspraak bepleit, daarom zal de rechtbank volstaan met het benoemen van de bewijsmiddelen. Naast de bekennende verklaring van verdachte volgt uit de kennisgevingen van inbeslagneming en de laboratoriumrapporten dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd. Op grond van artikel 359 derde lid Sv kan met de hierna genoemde opgave van bewijsmiddelen worden volstaan:
1.
De bekennende verklaring die verdachte ter terechtzitting van 8 juni 2023 heeft afgelegd zoals neergelegd in het proces-verbaal van die terechtzitting.
2.
Een kennisgeving van inbeslagneming met nummer PL1300-2023055277-5, doorgenummerde pag. 31-34.
3.
Een kennisgeving van inbeslagneming met nummer PL1300-2023055277-8, doorgenummerde pag. 17-26.
4.
Een geschrift, te weten een laboratoriumrapport met nummer 0301N23 van 20 maart 2023, opgemaakt door ing. [persoon 1] , doorgenummerde pag. 72.
5.
Een geschrift, te weten een laboratoriumrapport met nummer 0303N23 van 27 maart 2023, opgemaakt door drs. [persoon 2] , doorgenummerde pag. 68-69.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank is van oordeel dat is bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van € 16.506,17.
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte is in zijn slaapkamer een geldbedrag van in totaal € 19.506,17 aangetroffen.
Uit financieel onderzoek is gebleken dat verdachte de afgelopen jaren geen hoge legale inkomsten heeft gehad.Het legale inkomen van verdachte kan het contante geldbedrag niet verklaren. Daar komt bij dat een deel van het geldbedrag bestond uit coupures van € 100,- en € 200,-. Deze coupures worden niet veel gebruikt in het Nederlandse betalingsverkeer. Verder zijn bij verdachte, zoals uit de feiten 1 en 3 is gebleken, verdovende middelen aangetroffen, zowel op zijn slaapkamer als in een sok in het beenkleed van zijn scooter, in verschillende soorten en eenheden.
Gelet op bovengenoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden dat het bij verdachte aangetroffen geldbedrag van misdrijf afkomstig is.
Op grond van dit witwasvermoeden mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft over de herkomst van het geldbedrag. Deze verklaring moet concreet, verifieerbaar en op voorhand niet hoogst onwaarschijnlijk zijn.
Verdachte heeft door middel van een schriftelijke verklaring onderbouwd dat een bedrag ter hoogte van € 3.000,00 spaargeld betrof dat hij van zijn ouders had ontvangen. De officier van justitie heeft dit bedrag vervolgens in mindering gebracht op het aangetroffen bedrag van totaal € 19.506,17 en dit bedrag is uiteindelijk ook niet tenlastegelegd. Ten aanzien van het resterende bedrag van € 16.506,17 heeft verdachte zich bij de politie en ter zitting beroepen op zijn zwijgrecht.
Concluderend kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat het resterende geldbedrag van € 16.506,17 – onmiddellijk of middellijk – uit enig misdrijf afkomstig is en dat verdachte dat wist. Door het geldbedrag voorhanden te hebben gehad heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan opzetwitwassen.