Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
Zaak B
Zaak C
3.Voorvragen
4.Vrijspraken en bewijsmotiveringen
‘He wacht effe, we zijn met die hele groeppa voor die tv, ik zie gewoon mijn eigen kojo kop op die [naam 1] . Mannen beginnen mij raar aan te kijken. Het is, zeg maar, in die aflevering, je weet toch. Het is niet die zaak. Je moet die aflevering zelf checken’.Het dossier bevat geen informatie over welke explosies tijdens die aflevering zijn uitgezonden. De informatie die de officier van justitie heeft aangehaald kan de rechtbank niet verifiëren. De rechtbank kan daarom niet zonder meer vaststellen dat verdachte op de beelden van de explosie bij Café [naam café] zichzelf heeft herkend. Gelet op het voorgaande kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte een rol heeft gehad bij de explosie die hem als medepleger kan worden aangerekend. Verdachte wordt daarom van het ten laste gelegde vrijgesproken.
‘Verdachte in onderzoek naar reeks explosies is 15-jarige Amsterdammer’. ‘ [naam 2] ’ zegt vervolgens dat verdachte moet uitzoeken wie is aangehouden. Verdachte reageert hierop dat hij twijfelt: hij had een ‘speler’ uit ‘ginna’ (vermoedelijk wordt hiermee [plaats] in Amsterdam Zuidoost bedoeld). Volgens verdachte is deze persoon ‘van het zelfde bouwjaar’, maar hij is in Spanje en reageert niet meer op de berichten van verdachte. Uit het dossier blijkt dat [naam 1] (ten tijde van de explosie 15 jaar en woont in [plaats] ) op dat moment op vakantie was in Spanje en bij terugkomst op Schiphol is aangehouden. Op 21 december belt verdachte met ‘ [medeverdachte] ’. Tijdens dit gesprek heeft verdachte het over een (andere) kleine man uit [plaats] die niet heeft gepraat. Verdachte vindt diegene een ‘kankersoldaat’. Tot slot heeft [naam 1] in een telefoongesprek met zijn moeder gezegd dat hij voor deze explosie door iemand is benaderd, iets met zwaar vuurwerk, voor geld.
[persoon 3] is na het afleggen van zijn (bekennende) verklaring langdurig bedreigd door verschillende jongeren. Het dossier bevat een aantal tapgesprekken van verdachte in de periode van 10 oktober 2022 tot en met 30 december 2022 waaruit blijkt dat verdachte ‘kankerparra’ is op [persoon 3] en dat hij mensen heeft benaderd om [persoon 3] te vinden. Tijdens deze gesprekken geeft verdachte aan dat hij ‘een buit wil zetten op [persoon 3] ’, omdat hij door de verklaring van [persoon 3] gedetineerd is geraakt. Ook wordt [persoon 3] door verdachte ‘kanker snitch’ genoemd en zou [persoon 3] ‘zijn jaar hebben verpest’. De dreiging was op enig moment zo heftig dat [persoon 3] steeds ergens anders werd geplaatst en zijn verblijfplaats geheim werd gehouden.
5.Bewezenverklaring
6.Bewijs
7.7. Strafbaarheid van de feiten
8.Strafbaarheid van verdachte
9.Motivering van de straf en maatregel
- het Pro Justitia rapportage, bestaande uit een rapport opgemaakt door drs. R.A. Sterk, psycholoog, op 9 maart 2023 en een rapport, opgemaakt door drs. A.M. de Jong, psychiater, op 10 maart 2023;
- het meest recente rapport van de Raad van 13 juni 2023;
- de rapporten van JBRA, waaronder het strafadvies van 15 juni 2023.
Er is bij verdachte sprake van een normoverschrijdende gedragsstoornis en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling in antisociale richting. Hier was sprake van ten tijde van het ten laste gelegde. Van een dergelijke beïnvloeding lijkt sprake te zijn geweest, maar de mate en ernst van de beïnvloeding kon niet bepaald worden.
Het is waarschijnlijk dat er sprake is van een doorwerking van zijn lacunaire gewetensfunctie op zijn gedrag ten tijde van de ten laste gelegde feiten indien bewezen. Hoe en in welke mate dit heeft doorgewerkt is echter niet duidelijk geworden. In hoeverre mogelijk andere aspecten van de geconstateerde psychische problematiek hebben doorgewerkt is evenmin duidelijk geworden.
Ten aanzien van de geconstateerde psychische problematiek is vanuit forensisch oogpunt behandeling geïndiceerd. Deze behandeling dient zich te richten op zijn gedragsstoornis, die zowel oppositioneel opstandig als antisociaal van aard is. Indien de ten laste gelegde feiten bewezen worden geacht neemt blijkbaar vooral de antisociale ontwikkeling fors toe. De behandeling dient zich dan ook te richten op deze antisociale gedragsontwikkeling. De geconstateerde psychische problematiek is fors, al lang bestaand en hij is voorts zelfbepalend, ervaart hij geen lijdensdruk. Er is nauwelijks sprake van ziekte inzicht en besef. Voornoemde brengt met zich mee dat een ambulante behandelingsetting als ontoereikend wordt ingeschat. Geadviseerd wordt een forensisch klinische behandelsetting.
Een kader waarbij intrinsieke motivatie voor behandeling nodig is wordt niet aangewezen geacht. Behandeling als bijzondere voorwaarde bij een (deels)voorwaardelijk strafdeel valt af, omdat verdachte geen intrinsieke motivatie ervaart voor behandeling. Dit geldt ook voor de gedragsbeïnvloedende maatregel, omdat verdachte bij deze modaliteiten uiteindelijk kan kiezen voor detentie. Hetgeen resteert is behandeling binnen een PIJ-maatregel. Het ontbreken van intrinsieke behandelmotivatie brengt met zich mee dat een voorwaardelijke PIJ maatregel als ontoereikend wordt ingeschat. De onvoorwaardelijke PIJ maatregel, waarbij verdachte geplaatst wordt binnen een PIJ-instelling, wordt het meest aangewezen geacht.
Ter onderbouwing van de onvoorwaardelijk PIJ maatregel is ook de wegingslijst PIJ-indicatie ingevuld. De gedragsstoornis brengt disfunctioneren op meerdere levensgebieden met zich mee en het ten laste gelegde, indien bewezen, lijkt samen te hangen met deze problematiek. De behandeling dient ter vermindering van de antisociale gedragsstoornis van verdachte. Er is sprake van ernstige geweldsdelicten. De kans op herhaling wordt duidelijk verhoogd ingeschat. Er lijkt duidelijk sprake van ernstig gevaar voor crimineel ontsporen, waarbij er sprake is van gevaar voor anderen. Er lijken bij verdachte ontwikkelingsmogelijkheden aanwezig. De kans op een succesvolle ambulante behandeling wordt als laag ingeschat en een klinische behandeling in een gesloten forensische setting wordt het meest aangewezen geacht. Er worden momenteel geen andere behandelalternatieven aanwezig geacht. Het geheel overziend wordt vanuit deze wegingslijst een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel aangewezen geacht.
psychiaterkomt tot de volgende conclusie.
Uitgaande van bovenstaande behoeft verdachte om de kans op recidive te minimaliseren, een intensieve en langdurige, klinische behandeling. De hoop is dat hiermee zijn persoonlijkheidsontwikkeling nog gunstig beïnvloed kan worden. Hierbij moet aandacht zijn voor zijn coping (manieren om met stress en spanningen om te gaan), emotie- en agressieregulatie, negatieve opvattingen richting hulpverlening en autoriteiten, zijn gewetensontwikkeling en de nare gebeurtenissen uit zijn verleden (conflicten tussen ouders, scheiding) die hij mogelijk wegstopt. In de behandeling moet er ook aandacht zijn voor het opstellen van een delictanalyse en het betrekken van zijn familie bij de behandeling. Verdachte is nog niet intern gemotiveerd voor bovenstaande klinische behandeling. Hij toont weinig ziekte-inzicht en ervaart weinig lijdensdruk. Hij zegt (mogelijk vanuit sociaal wenselijk oogpunt) wel te zullen meewerken aan ambulante behandeling als hem dit wordt opgelegd, maar hij ziet het nut er niet van in. Een klinische behandeling ziet hij niet zitten. Tot slot is het belangrijk dat hij zijn scholing gaat oppakken (toont zich hier gemotiveerd voor). Ook is het belangrijk om in deze klinische behandeling aandacht te houden voor de ontwikkeling van zijn geweten en persoonlijkheid. Er wordt geadviseerd bovenstaande behandeling in een forensisch psychiatrische setting te laten plaatsvinden, zoals de [instelling] in Eindhoven, of een soortgelijke instelling. Deze maatregel kan in het belang worden geacht van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte, omdat door middel van het opleggen van een langdurig, gedwongen behandeling de persoonlijkheidsontwikkeling van verdachte nog positief beïnvloed zou kunnen worden, evenals zijn gewetensontwikkeling. Hierdoor kan verdachte uiteindelijk (mits de behandeling slaagt en hij niet verder zal verharden) adequaat functioneren in de maatschappij, een baan gaan zoeken na het afronden van scholing en hierdoor kan eveneens voorkomen worden dat hij uit het criminele circuit blijft. Gezien de beperkte (maar niet volledig afwezige) ontwikkelings- en behandelmogelijkheden, zijn randvoorwaarden voor het slagen hiervan een gesloten justitiële setting en een gedwongen kader.
de deskundigen Sterk en De Jonghet voorgaande bevestigd en daarop - samengevat - het volgende toegevoegd. Tijdens de gesprekken werd het duidelijk dat verdachte geen hulpvraag heeft. Hij beseft dat hij verkeerde keuzes heeft gemaakt en kan dit ook goed benoemen, maar verdachte is verder niet gemotiveerd voor de behandelingen in het PIJ-kader. De houding van verdachte (tijdens de gesprekken, maar ook ter zitting) wordt met name door deskundige Sterk zorgelijk gevonden. Ondanks dat verdachte al verhard lijkt zien beide deskundigen wel de mogelijkheid om de gedragsstoornis de goede kant op te laten ontwikkelen gelet op zijn leeftijd. Tot slot hebben de deskundigen benadrukt dat het recidiverisico nog steeds als hoog wordt geschat, waardoor een klinische behandeling in het forensische kader essentieel is om recidive te voorkomen. De deskundige de Jong heeft haar advies tot plaatsing van verdachte in bijvoorbeeld de instelling de [instelling] ingetrokken nu zij het aldaar geldende kader met verloven gelet op het hoge recidiverisico bij verdachte niet passend en verantwoord acht.
10.Beslag
11.Toepasselijke wettelijke voorschriften
12.Beslissing
[verdachte], daarvoor strafbaar.
1 (één) jaar.
de maatregel van Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen.
[naam café-restaurant] B.V.niet-ontvankelijk in haar vordering.