ECLI:NL:RBAMS:2023:4161

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 juli 2023
Publicatiedatum
5 juli 2023
Zaaknummer
13.220514.22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van ontploffingen bij horecagelegenheden en een woning met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor personen

Op 4 juli 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk veroorzaken van drie ontploffingen bij horecagelegenheden in Amsterdam en bij de voordeur van een galerijwoning in Schiedam. De ontploffingen vonden plaats in augustus 2022 en veroorzaakten gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor omstanders. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 2004 en thans gedetineerd, betrokken was bij het aansteken van explosieven en het geven van instructies aan uitvoerders. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten wegens gebrek aan bewijs, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan de overige feiten. Gezien de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, heeft de rechtbank een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel opgelegd, naast een jeugddetentie van één jaar. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de psychische problematiek van de verdachte en het hoge recidiverisico. De zaak is behandeld op tegenspraak, waarbij de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging heeft gehoord.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Parketnummers: 13.220514.22 (zaak A), 13.000939.23 (zaak B) en 13.130960.23 (zaak C)
Datum uitspraak: 4 juli 2023
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2004,
thans gedetineerd te: [detentieadres 1] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 juni 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Modder en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. T.H.L. Kneepkens, naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat door mevrouw [persoon 1] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), mevrouw [persoon 2] , namens Jeugdbescherming Regio Amsterdam (hierna: JBRA) en door de ouders van verdachte naar voren is gebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van wat door de deskundigen mevrouw A.M. de Jong, psychiater, en de heer R.A. Sterk, psycholoog ter zitting naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is - kort gezegd - ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
Zaak A
1. het in vereniging opzettelijk teweeg brengen van een ontploffing bij een pand, gelegen aan de [adres 1] , terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor anderen en/of zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was, gepleegd op 5 augustus 2022 te Amsterdam;
2. het in vereniging opzettelijk teweeg brengen van een ontploffing bij een pand, gelegen aan het [adres 2] , te weten bij café-restaurant [naam café-restaurant] , terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor anderen en/of zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was, gepleegd op 13 augustus 2022 te Amsterdam;
3. het in vereniging opzettelijk teweeg brengen van een ontploffing bij een pand, gelegen aan de [adres 3] , terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor anderen en/of zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was, gepleegd op 15 augustus 2022 te Amsterdam;

Zaak B

het in vereniging opzettelijk teweeg brengen van een ontploffing bij een pand, gelegen aan de [adres 4] , te weten bij [naam club] , terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor anderen en/of zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was, gepleegd op 10 augustus 2022 te Amsterdam;
het in vereniging opzettelijk teweeg brengen van een ontploffing bij de woning aan de [adres 5] , terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor anderen en/of zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was, gepleegd op 29 augustus 2022 te Schiedam;

Zaak C

het in vereniging opzettelijk teweeg brengen van een ontploffing bij een pand, gelegen aan het [adres 6] , te weten bij Café [naam café] , terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor anderen en/of zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was, gepleegd op 8 augustus 2022 te Amsterdam.
De tekst van de integrale tenlasteleggingen is opgenomen in de bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaardingen zijn geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Vrijspraken en bewijsmotiveringen

Inleiding
In de afgelopen jaren zijn en worden met name de grote steden geteisterd door explosies. In mediaberichten wordt dit fenomeen aangeduid als ‘afrekeningen tussen criminelen’ en ‘het grote misdaadprobleem’. Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het teweegbrengen van vijf explosies in Amsterdam en een explosie in Schiedam in de maand augustus van het jaar 2022. De werkwijze van deze explosies is bijna steeds hetzelfde. In de nachtelijke uren wordt een met tape ingebonden pakket neergelegd voor een horecazaak of woning, waar vermoedelijk “flitspoeder” in zit. Het ontstekingsmechanisme dat in het pakket is geplaatst, wordt via lange elektriciteits/stroomdraden verbonden met een 9 Volt batterij. Door de uiteinde van de snoeren in contact te brengen met de batterij wordt het pakket tot ontploffing gebracht. De naam van verdachte komt in iedere zaak op een bepaalde manier naar voren. Hij zou het pakket (vervoerd in een plastic tas of vuilniszak) zelf tot ontploffing brengen, dan wel geven aan de persoon die het pakket daadwerkelijk tot ontploffing brengt en daarbij die persoon naar de plaats delict brengen en van een afstand in de gaten houden. Daarbij zou verdachte steeds vanuit Amsterdam Zuidoost (specifiek [locatie] ) vertrekken naar de plaats delict en na de explosie ook weer terug naar toe gaan. De politie vermoedt dat verdachte zich al langere tijd bezig houdt met criminele activiteiten, waarbij hij met name anderen benadert, aanstuurt en aanwijzingen geeft voor het plaatsen van explosies bij woningen en horecagelegenheden. In tapgesprekken noemt verdachte de door hem betrokken personen ‘my man’, ‘mijn spelers’ en ‘soldaten’. In telio gesprekken (opgenomen vanuit de jeugdgevangenis) die verdachte heeft gevoerd met anderen wordt gesproken over “[bijnaam 2]” en “[bijnaam 3]” die vastzitten in België in verband met explosies en beschietingen die in Antwerpen hebben plaatsgevonden. Verdachte heeft “[bijnaam 3] nodig voor iets moois, hetzelfde als waarvoor hij nu vastzit” en verdachte zegt dat [bijnaam 3] vastzit omdat “ja, omdat ik had hem die [naam 1] gegeven toch. Gewoon diezelfde om, voor wat ik tiz (zit).” Verdachte ontkent iedere verantwoordelijkheid voor het teweegbrengen van de explosies: hij is naar eigen zeggen bij twee van de zes explosies slechts medeplichtig geweest door anderen te ‘helpen’ bij het teweegbrengen van een ontploffing door ze naar de plaats delict te brengen. Van de vele chat-, tap- en teliogesprekken die verdachte heeft gevoerd en volgens de politie zien op het plegen van strafbare feiten, waaronder de tenlastegelegde feiten, kan hij zich niet veel herinneren. Tot slot zijn in de telefoon van verdachte onder andere foto’s van drugs, wapens, geld en zwaar vuurwerk aangetroffen.
Voor de leesbaarheid zal de rechtbank de verschillende verdenkingen in chronologische volgorde bespreken. Daardoor wordt afgeweken van de volgorde zoals die op de verschillende tenlasteleggingen is opgenomen.
Ten aanzien van het in zaak A onder 1 ten laste gelegde (explosie [adres 1] ):
De officier van justitieheeft bewezenverklaring van feit 1 onder A gevorderd. Er staat één persoon op beeld die het explosief laat afgaan. Voor de hand ligt dat dit verdachte was: alleen zijn DNA is op de plaats delict aangetroffen, wel steeds in een mengprofiel waarbij hij verantwoordelijk is voor het hoofdprofiel. Het telefoonnummer van verdachte peilt daarnaast omstreeks het tijdstip van de explosie in de omgeving van de plaats delict uit en heeft daar dus gebruikgemaakt van een zendmast. Gelet op het voorgaande concludeert de officier van justitie dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het teweegbrengen van een ontploffing, met gemeen gevaar voor goederen en personen. Van levensgevaar is geen sprake geweest. Voor dat onderdeel dient vrijspraak te volgen. Tot slot heeft zij verzocht om verdachte vrij te spreken van het medeplegen, omdat in het dossier onvoldoende concrete feiten en omstandigheden aanwezig zijn voor de bewezenverklaring van dit bestanddeel van de tenlastelegging.
De raadsmanheeft vrijspraak bepleit. Er zijn geen sterke aanwijzingen dat verdachte betrokken is geweest bij het (mede)plegen van de explosie op 5 augustus 2022. Daarvoor is meer nodig dan het DNA spoor van verdachte op de aangetroffen batterij en het draad, de historische gegevens van de telefoon van verdachte en het feit dat verdachte al in beeld was bij de politie in verband met andere explosies. Ook al is verdachte de donor van het celmateriaal op de batterij en draad geweest, dan bevestigen deze sporen louter dat op enig moment een (direct of indirect) contact is geweest. Dat hoeft niet persé op
5 augustus 2022 te zijn geweest. Het is voor de raadsman niet duidelijk door wie het draad en de batterij zijn achtergelaten bij de plaats delict. Tot slot zijn de historische gegevens van verdachte geen redengevende feiten en omstandigheden die kunnen bijdragen aan het bewijs van het ten laste gelegde, dan wel in samenhang bezien tot een dragende bewijsconstructie kunnen leiden. Verdachte woont namelijk in de buurt van de [adres 1] (waar de explosie heeft plaatsgevonden) en de masten die aangestraald zijn liggen ook in de buurt van zijn woning. Het is dan ook niet verassend dat verdachte mogelijk in de buurt van de plaats delict is geweest. Tot slot heeft de raadsman in alle zaken vrijspraak bepleit voor ‘te duchten levensgevaar of zwaar lichamelijk letsel’.
De rechtbankoverweegt als volgt. Op de door de politie beschreven camerabeelden is te zien dat een persoon op 5 augustus 2022 om 05:34 uur op de Robijnstraat in Amsterdam loopt in de richting van [adres 1] en even later de [adres 1] op loopt in de richting van de Van Woustraat. Deze persoon heeft een witkleurige tas bij zich. Enkele minuten daarna is een lichtflits te horen en een knal te zien. Direct daarna rent deze persoon terug in de richting van waaruit hij gekomen is. Hij heeft dan geen witte tas meer bij zich. De explosie blijkt veroorzaakt door een geïmproviseerd explosief waarbij een negen volts batterij en een snoer zijn gebruikt om het explosief te ontsteken. Tegen verdachte pleit dat zowel op de batterij als op het snoer zijn DNA wordt aangetroffen en dat zijn telefoon rond het tijdstip van de explosie ook uitpeilt in de omgeving van de [adres 1] . Deze omstandigheden vragen om uitleg. Ter zitting heeft verdachte zijn eerder afgelegde verklaring herhaald, namelijk dat hij de batterij en het draad voor een ander op een eerder tijdstip heeft gekocht. Als verklaring dat zijn telefoon nabij de plaats delict heeft uitgepeild (4.36 -5.39 uur Amsteldijk), heeft verdachte er op gewezen dat hij in de buurt woont. Opvalt dat verdachte om 3.50 uur in Amsterdam Zuidoost is en om 5.59 uur weer terug in Amsterdam Zuidoost is. Verdachte kan zich naar eigen zeggen niet meer herinneren wat hij heeft gedaan en waarom hij midden in de nacht heen en weer is gegaan vanuit Zuidoost naar de Pijp. Dit roept vragen op bij de rechtbank. Het is echter naar het oordeel van de rechtbank niet zo dat de verklaring van verdachte, gelet op de bewijsmiddelen in het dossier, niet kan kloppen. Uit het DNA-onderzoek blijkt namelijk dat meerdere DNA-sporen zijn aangetroffen van personen die direct of indirect in contact zijn geweest met de batterij en het snoer. Ook bevat het dossier geen steunbewijs - zoals herkenningen van verdachte op de beelden van de explosie of chat- of tapgesprekken van verdachte over deze verdenking - waaruit zijn betrokkenheid duidelijk blijkt. Het feit dat hij omstreeks het tijdstip van de explosie in de omgeving van de plaats delict is geweest, acht de rechtbank onvoldoende voor een bewezenverklaring van het ten laste gelegde. Deze explosie is ook de eerste in de rij van explosies die verdachte worden verweten, waardoor eventueel schakelbewijs niet kan worden meegewogen bij de beoordeling van dit feit. Gelet op het voorgaande kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte degene is geweest die de ten laste gelegde explosie heeft veroorzaakt en/of dat hij een andere rol heeft gehad bij het veroorzaken van deze explosie. Verdachte wordt daarom vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Ten aanzien van het in zaak C ten laste gelegde (explosie café [naam café] 8/8/22):
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het aan verdachte ten laste gelegde kan worden bewezen. Het telefoonnummer van verdachte peilt omstreeks het tijdstip van de explosie uit in de omgeving van het café en heeft daar dus gebruikgemaakt van een zendmast. Wat verder opvalt is dat [persoon 3] over de explosie bij [naam café-restaurant] (in zaak A onder 2 ten laste gelegde) die vijf dagen na deze explosie heeft plaatsgevonden heeft verklaard dat hij denkt dat hij het explosief niet bij het goede pand heeft neergelegd. Hij kreeg van verdachte de opdracht om het bij een café te doen, maar dat kon hij op dat moment niet vinden. Naast [naam café-restaurant] is gevestigd Café [naam café] . Dit bedrijf heeft aan de gevel het woord ‘CAFÉ’ hangen dat is verlicht met lampen. Op het moment van de explosie was Café [naam café] gesloten en stond de verlichting in het woord ‘CAFÉ’ aan de gevel uit. Mogelijk dat [persoon 3] dit niet heeft gezien en daardoor het explosief bij [naam café-restaurant] heeft laten afgaan. Tot slot is in het onderzoek hulp gezocht van het publiek middels een uitzending van Opsporing Verzocht op 25 oktober 2022. Tijdens deze uitzending zijn vier zaken met betrekking tot explosies getoond, waaronder de explosie bij Café [naam café] . In een telefoongesprek van verdachte, opgenomen vanuit de penitentiaire inrichting waar hij op dat moment in detentie zat, bespreekt verdachte een dag later dat hij gisteren, dus op 25 oktober 2022, voor de televisie zat en zichzelf heeft herkend op de beelden. Een van de vier explosies die tijdens deze aflevering is getoond kan verdachte niet gepleegd hebben, omdat hij toen al in detentie zat. Van de overige drie explosies blijkt uit de gegevens van zijn telefoon dat hij alleen bij de explosie van Café [naam café] uitpeilt in de omgeving van de plaats delict. Gelet op het voorgaande kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een ontploffing, met gemeen gevaar voor goederen en personen.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit, omdat de verdenking tegen verdachte veel te ‘dun’ en niet gebaseerd is op feiten en omstandigheden die objectiveerbaar zijn. Het dossier bestaat met name uit veronderstellingen en conclusies. De gedachte van de officier van justitie dat verdachte in een telefoongesprek een bekentenis heeft afgelegd gaat te ver en staat niet in verhouding tot wat verder in dat gesprek is gezegd.
De rechtbank overweegt als volgt. Op basis van de camerabeelden kan worden vastgesteld dat door twee personen een explosief bij Café [naam café] is neergelegd en dat deze personen het explosief ook hebben laten afgaan. Het dossier bevat één concrete aanwijzing voor de betrokkenheid van verdachte, namelijk dat zijn telefoonnummer omstreeks het tijdstip van de explosie uitpeilt in de omgeving van het café (3.56 uur Leidsekade) en daar dus heeft gebruikgemaakt van een zendmast. Ook in deze zaak valt op dat verdachte om 3.33 uur in Amsterdam Zuidoost is en om 4.43 uur weer terug in Zuidoost is. Verdachte kan zich naar eigen zeggen niet meer herinneren wat hij heeft gedaan en waarom hij midden in de nacht heen en weer is gegaan vanuit Zuidoost naar het Leidseplein. Dit roept ook in deze zaak vragen op bij de rechtbank, maar deze enkele omstandigheid is op zichzelf onvoldoende om vast te stellen dat verdachte één van de twee personen is geweest die de explosie bij het café heeft neergelegd of dat hij nauw en bewust met hen heeft samengewerkt. De verklaring van [persoon 3] - dat hij een explosie moest laten afgaan bij ‘een café’, maar het café op dat moment niet kon vinden en dat hij daarom de explosie heeft neergelegd bij [naam café-restaurant] - en het telefoongesprek van verdachte op 26 oktober 2022 over de aflevering van Opsporing Verzocht kunnen gezien worden als belastende omstandigheden die vragen oproepen, maar deze aanwijzingen zijn volstrekt onvoldoende concreet om de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde feit te kunnen vaststellen. Er zit vijf dagen tussen de twee explosies en niet vastgesteld kan worden wat [persoon 3] heeft bedoeld met ‘een café’. Dat is een algemene omschrijving. Tot slot ziet de rechtbank het telefoongesprek van verdachte op 26 oktober 2022 niet als een bekentenis voor zijn betrokkenheid bij dit feit. In dit gesprek zegt verdachte namelijk:
‘He wacht effe, we zijn met die hele groeppa voor die tv, ik zie gewoon mijn eigen kojo kop op die [naam 1] . Mannen beginnen mij raar aan te kijken. Het is, zeg maar, in die aflevering, je weet toch. Het is niet die zaak. Je moet die aflevering zelf checken’.Het dossier bevat geen informatie over welke explosies tijdens die aflevering zijn uitgezonden. De informatie die de officier van justitie heeft aangehaald kan de rechtbank niet verifiëren. De rechtbank kan daarom niet zonder meer vaststellen dat verdachte op de beelden van de explosie bij Café [naam café] zichzelf heeft herkend. Gelet op het voorgaande kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte een rol heeft gehad bij de explosie die hem als medepleger kan worden aangerekend. Verdachte wordt daarom van het ten laste gelegde vrijgesproken.
Ten aanzien van het in zaak B onder 1 ten laste gelegde (explosie horecagelegenheid [naam club] 10/8/22):
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd van het ten laste gelegde. Uit de bewijsmiddelen in het dossier blijkt dat [naam 1] , NN1 op de beelden, het explosief bij horecagelegenheid [naam club] in opdracht van verdachte heeft geplaatst. De officier van justitie gaat ervan uit dat verdachte NN2 is op de beelden. Er is niet alleen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [naam 1] , maar de rol van verdachte bij deze explosie is ook aansturend geweest. Verdachte heeft zich daarom door zijn handelen schuldig gemaakt aan het medeplegen van het teweegbrengen van een ontploffing, met gemeen gevaar voor goederen.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit, omdat de rol van verdachte op grond van het dossier niet vastgesteld kan worden. Ook heeft verdachte geen uitvoeringshandelingen verricht.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij niets te maken heeft met de explosie bij [naam club] . Hij kent [naam 1] niet en hij kan zich niet herinneren dat hij het telefoonnummer van [naam 1] als ‘ [naam 1] ’ heeft opgeslagen in zijn telefoon. Ook kan hij de telefoongesprekken die hij met anderen heeft gevoerd over vermoedelijk [naam 1] niet herinneren.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank het volgende af. Op 10 augustus 2022 omstreeks 02:39 uur is op de camerabeelden van het bedrijf [naam bedrijf] in Amsterdam te zien dat twee personen over de Th. K. van Lohuizenlaan in de richting van de Cruquiusweg lopen. NN2 loopt vervolgens weg en draagt zwarte kleding. NN1 (grijskleurig vest met capuchon) loopt omstreeks 02:44 uur richting [naam club] . Op de beelden van [naam club] is te zien dat NN1 een explosief voor de deur legt van [naam club] : hij haalt iets uit de vuilniszak die hij bij zich draagt, hangt wat aan de deur en rolt vervolgens een ontstekingsdraad uit. Hier is hij enige tijd mee bezig en vervolgens gaat hij op enkele meters van het pand staan en ontsteekt kennelijk de ontstekingsraad. Korte tijd later, omstreeks 02:47 uur, vindt een explosie plaats die de ingang van [naam club] verwoest en waardoor glassplinters en scherven in de rondte vliegen. Op de plaats delict is een elektriciteitskabel en een 9 Volt batterij gevonden.
[naam 1] is inmiddels onherroepelijk veroordeeld als medepleger van deze explosie. Door de rechtbank is aangenomen dat [naam 1] de persoon is die als NN1 wordt aangeduid en waarvan duidelijk op beeld staat dat hij het explosief heeft doen afgaan. Het voornaamste bewijs voor zijn betrokkenheid vloeit voort uit het feit dat zijn DNA wordt aangetroffen in de kleding die deze NN1 gedragen heeft en die in een vuilnisbak gedumpt is bij een bedrijf in de omgeving. In die vuilnisbak wordt eveneens een afwijkende vuilniszak in beslag genomen. Op beelden van [naam club] is te zien dat [naam 1] bij [naam club] een grijze vuilniszak in zijn rechterzak stopt. Als deze in beslag genomen vuilniszak op sporen wordt onderzocht, blijken daar zowel vingerafdrukken van [naam 1] als van verdachte op te staan. Het telefoonnummer van verdachte peilt ook uit in de omgeving van de plaats delict rondom het tijdstip van de explosie (2.42 uur en 2.44 uur Diemerzeedijk). Voor en na de explosie is verdachte die nacht in Amsterdam Zuidoost. Dit blijkt de enige keer te zijn in een periode van een half jaar dat het telefoonnummer van verdachte daar uit peilt. Ook hebben [naam 1] en verdachte vlak voor en na de explosie telefonisch contact met elkaar gehad.
De telefoon van verdachte (een rode Iphone met goednummer 6229254) is in beslag genomen en door de politie onderzocht. In de telefoon is een Snapchat-gesprek aangetroffen tussen [verdachte] (verdachte) en ‘ [naam 2] ’. Op 29 augustus 2022 te 19:05:12 ontving verdachte een screenshot van een nieuwsbericht met de tekst:
‘Verdachte in onderzoek naar reeks explosies is 15-jarige Amsterdammer’. ‘ [naam 2] ’ zegt vervolgens dat verdachte moet uitzoeken wie is aangehouden. Verdachte reageert hierop dat hij twijfelt: hij had een ‘speler’ uit ‘ginna’ (vermoedelijk wordt hiermee [plaats] in Amsterdam Zuidoost bedoeld). Volgens verdachte is deze persoon ‘van het zelfde bouwjaar’, maar hij is in Spanje en reageert niet meer op de berichten van verdachte. Uit het dossier blijkt dat [naam 1] (ten tijde van de explosie 15 jaar en woont in [plaats] ) op dat moment op vakantie was in Spanje en bij terugkomst op Schiphol is aangehouden. Op 21 december belt verdachte met ‘ [medeverdachte] ’. Tijdens dit gesprek heeft verdachte het over een (andere) kleine man uit [plaats] die niet heeft gepraat. Verdachte vindt diegene een ‘kankersoldaat’. Tot slot heeft [naam 1] in een telefoongesprek met zijn moeder gezegd dat hij voor deze explosie door iemand is benaderd, iets met zwaar vuurwerk, voor geld.
Gelet op het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde explosie. De verklaring van verdachte - dat hij [naam 1] niet kent - acht de rechtbank, gelet op de bewijsmiddelen in het dossier waaronder het feit dat het telefoonnummer van [naam 1] in zijn telefoon is opgeslagen, ongeloofwaardig. Verdachte heeft verder geen enkele uitleg gegeven waarom hij die nacht op het moment van de explosie in de buurt van de [naam club] was en zijn vingerafdruk is gevonden op een vuilniszak die daar is gevonden nadat [naam 1] die vuilniszak daar heeft geplaatst. Ook over de gesprekken die hebben plaatsgevonden geeft verdachte geen enkele uitleg waar die over zouden gaan. Dat hij het niet weet is gelet op alle bewijsmiddelen in samenhang bezien onvoldoende. Het had op de weg van verdachte gelegen om een verifieerbare verklaring te geven voor deze omstandigheden, maar hij heeft dat niet gedaan. Verdachte was er die nacht bij toen [naam 1] de explosie teweeg heeft gebracht en [naam 1] heeft deze explosie in opdracht van verdachte gepleegd. Verdachte duidt in de tapgesprekken [naam 1] aan als zijn ‘speler’ en ‘soldaat’. Als gevolg van de explosie bij [naam club] is gevaar voor goederen ontstaan. Van gevaar voor personen is onvoldoende sprake geweest, nu geen andere personen (dan [naam 1] ) in de buurt van de explosie zijn geweest.
Ten aanzien van het in zaak A onder 2 ten laste gelegde (explosie café [naam café-restaurant] 13/8/22):
De officier van justitieheeft bewezenverklaring van feit 2 in zaak A gevorderd van het medeplegen van teweegbrengen van een ontploffing, met gemeen gevaar voor goederen en personen. Gezien de aanwezigheid van verdachte en [persoon 3] ten tijde van de explosie bij café [naam café-restaurant] , de (bekennende) verklaring van [persoon 3] over de rol van verdachte, de vingerafdrukken van verdachte op de vuilniszak die op de plaats delict is aangetroffen, de tapgesprekken in het dossier over deze explosie en de leugenachtige verklaring van verdachte meent de officier van justitie dat voldoende wettig en overtuigend bewijs is voor de veroordeling van verdachte.
De raadsmanheeft bepleit dat verdachte geen uitvoeringshandelingen heeft verricht en het ten laste gelegde daarom niet bewezen kan worden. Gelet op de rol die verdachte zegt te hebben gehad, kan hoogstens medeplichtigheid aan de laste gelegde explosie worden bewezen, maar dat is niet aan verdachte ten laste gelegd. Hij dient daarom van deze verdenking te worden vrijgesproken.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij een opdracht heeft gekregen van een bekende van hem, waarvan hij de naam niet heeft willen zeggen, om [persoon 3] op de bewuste nacht naar het Leidseplein te brengen. Verdachte heeft dit gedaan, omdat hij geen ‘nee’ durfde te zeggen. Hij was bang, want deze persoon heeft volgens verdachte een reputatie op straat. Verdachte wist dat het om een explosie ging bij [naam café-restaurant] . Er is hem verteld dat hij [persoon 3] daar heen moest brengen en vervolgens moest hij op een afstand blijven wachten tot hij een knal zou horen. Waarom hij moest blijven wachten, is onduidelijk gebleven. Op de vraag van de rechtbank hoe verdachte zijn rol ziet bij deze explosie, heeft hij geantwoord dat hij medeplichtig is geweest. Verdachte vindt dat hij [persoon 3] heeft geholpen en meer heeft hij niet gedaan. Verdachte heeft verder verklaard dat hij [persoon 3] voor het eerst heeft gezien op de dag van de explosie. De verklaring van [persoon 3] dat verdachte hem uitleg en instructies heeft gegeven klopt niet. Verdachte kan zich verder niet herinneren of hij de aangetroffen vuilniszak op de plaats delict heeft vastgehouden. Hij denkt van niet en heeft daarom geen idee hoe zijn vingerafdrukken daar zijn terechtgekomen. Tot slot heeft verdachte ten aanzien van de tapgesprekken in het dossier aangegeven dat hij zich de gesprekken met de jongens niet kan herinneren.
De rechtbankoverweegt als volgt. Op zaterdag 13 augustus 2022 rond 04:00 uur heeft een explosie plaatsgevonden bij café/restaurant [naam café-restaurant] . Op de beelden zijn twee jongens te zien: NN1 (de jongen die het explosief heeft neergelegd) en NN2 (de jongen die wegliep en op afstand stond te wachten). Ook getuige [getuige] heeft gezien hoe een jongen iets op de grond legde, een draad uitrolde en daarna afstand nam. Daarop volgt een enorme knal en de jongen die het explosief heeft neergelegd is daarna weggerend. Op de plaats delict zijn stukken tape, stukken van een vuilniszak, stroomdraden en een 9 Volt batterij gevonden. [persoon 3] heeft verklaard dat hij degene is geweest die het explosief voor [naam café-restaurant] heeft neergelegd. Hij heeft zichzelf ook herkend op de beelden van de explosie als NN1. Verdachte heeft zichzelf herkend als NN2 op de beelden. De rechtbank stelt daarom vast dat verdachte NN2 is geweest. [persoon 3] heeft verklaard dat hij in die periode schulden had en dat hij door verdachte is benaderd om een explosief af te laten gaan. [persoon 3] zou hier ongeveer € 6.000,- voor krijgen, zodat hij zijn schulden kon afbetalen. Op de bewuste dag hebben [persoon 3] en verdachte afgesproken bij een parkeerplaats in de buurt van Kikkenstein (Amsterdam Zuidoost). Daar stond een auto en in de kofferbak van die auto lagen meerdere vuilniszakken. Hij kreeg van verdachte een vuilniszak mee. Vervolgens zijn ze samen met een taxi naar het Leidseplein gegaan. Verdachte heeft aan hem uitgelegd hoe hij de explosie tot stand moest brengen door middel van een batterij en een draad. Verdachte keek naar hem toen hij het explosief neerlegde en bleef wachten tot het afging.
De verklaring van [persoon 3] vindt steun in de beschrijving van de beelden van de explosie, het sms-bericht van verdachte dat hij op de bewuste nacht om 03:23:20 uur aan een snorder, genaamd ‘ [naam 4] ’, heeft gestuurd met de vraag of hij opgehaald kan worden bij een parkeerplaats in Kikkenstein, de verkenning van [persoon 3] en de politie naar de plaats bij Kikkenstein waar verdachten zijn vertrokken, de vingerafdrukken van verdachte op de vuilniszak die op de plaats delict is aangetroffen en de tapgesprekken in het dossier. Op 12 oktober 2022 is een bevel afgegeven om de telefoongesprekken van [persooon] (hij was op dat moment samen met verdachte gedetineerd in de JJI ‘ [detentieadres 2] ’) op te nemen. Op 13 oktober 2022 heeft [persooon] een gesprek gevoerd met [persoon 4] en later ook met verdachte. In dit gesprek wordt gesproken over ‘ [bijnaam 1] ’ en ‘ [verdachte] ’. Van ‘ [verdachte] ’ is vastgesteld dat dit de bijnaam is van verdachte. Over ‘ [bijnaam 1] ’ wordt door [persooon] en [persoon 4] gezegd dat hij tien maanden moest revalideren en dat de helft van zijn gezicht is verbrand. Bij de politie is bekend dat op 6 oktober 2022 een explosie in Utrecht had plaats gevonden, waarbij [persoon 5] een explosief wilde plaatsen, maar hierbij gewond is geraakt aan zijn voet. Er wordt gezegd dat ‘ [bijnaam 1] ’ het verkeerd had gedaan en [persoon 4] noemt hem een kankermongool. Volgens [persoon 4] kon zelfs [persoon 3] ( [persoon 3] ) dit. Dan komt verdachte aan de telefoon bij [persooon] en legt hij uit wat hij denkt dat er gebeurd is. Volgens verdachte dacht ‘ [bijnaam 1] ’ dat het snel moest gebeuren en dat hij ‘het’ niet heeft uitgerold. [persooon] zegt dan op de achtergrond: ‘Zelfs [persoon 3] kan het. Jij hebt het [persoon 3] uitgelegd’. Er is waarschijnlijk aan ‘ [bijnaam 1] ’ gezegd dat het makkelijk was en dat hij tijd had, maar je hebt geen tijd, zegt verdachte. Ook wordt gezegd dat ‘ [bijnaam 1] ’ het twee keer had gedaan en zegt verdachte hierover dat je het nooit twee keer moet doen; dan gaat het direct fout. Verdachte moet dan weer weg bij de telefoon en dan komt [persooon] weer aan de telefoon en zegt dat ‘ [verdachte] ’ (verdachte) het gewoon aan [persoon 3] ging uitleggen, dat [persoon 3] de tijd moest nemen en ‘het’ helemaal moest uitrollen. [persoon 3] , [persooon] en [persoon 5] hebben op dezelfde groep gewoond.
[persoon 3] is na het afleggen van zijn (bekennende) verklaring langdurig bedreigd door verschillende jongeren. Het dossier bevat een aantal tapgesprekken van verdachte in de periode van 10 oktober 2022 tot en met 30 december 2022 waaruit blijkt dat verdachte ‘kankerparra’ is op [persoon 3] en dat hij mensen heeft benaderd om [persoon 3] te vinden. Tijdens deze gesprekken geeft verdachte aan dat hij ‘een buit wil zetten op [persoon 3] ’, omdat hij door de verklaring van [persoon 3] gedetineerd is geraakt. Ook wordt [persoon 3] door verdachte ‘kanker snitch’ genoemd en zou [persoon 3] ‘zijn jaar hebben verpest’. De dreiging was op enig moment zo heftig dat [persoon 3] steeds ergens anders werd geplaatst en zijn verblijfplaats geheim werd gehouden.
Op grond van de bewijsmiddelen in het dossier stelt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte het volgende vast. Verdachte heeft [persoon 3] benaderd voor dit feit. Verdachte heeft het explosief aan [persoon 3] gegeven en instructies en aanwijzingen gegeven aan [persoon 3] hoe het explosief tot ontploffing moest worden gebracht. Zij zijn samen naar de plaats delict gegaan en verdachte heeft op een korte afstand toezicht gehouden. Deze bijdrage van verdachte aan het ten laste gelegde is naar het oordeel van de rechtbank van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. Gelet op de intensiteit van de samenwerking tussen verdachte en [persoon 3] en de onderlinge taakverdeling is het voor de rechtbank duidelijk dat [persoon 3] dit feit zonder de initiatieven en aanwijzingen van verdachte niet had kunnen plegen. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
Tot slot is de rechtbank van oordeel dat door de explosie bij [naam café-restaurant] gemeen gevaar voor goederen en personen is ontstaan. Uit de beschrijving van de camerabeelden blijkt dat er meerdere omstanders in de directe omgeving van de locatie van de explosie waren. Er zaten mensen op een bankje voor [naam café-restaurant] , maar ook liepen en fietsten meerdere personen langs. In het rapport van de teamleider van het team explosieven en veiligheid is uitgebreid beschreven dat gezien het gebruikte explosief, het tijdstip, de locatie en de drukte op het plein en de omgeving, door het af laten gaan van deze explosie een grote mate van risico was op ernstige schade aan het gebouw en ernstig letsel en zelfs dodelijk letsel aan omstanders. De rechtbank is dan ook van oordeel dat bij deze explosie niet alleen gemeen gevaar voor goederen, maar ook voor personen (levensgevaar) te duchten was.
Ten aanzien van het in zaak A onder 3 ten laste gelegde (explosie woning [adres 3] 15/8/22):
De rechtbank is - met de officier van justitie en de raadsman - van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit 3 in zaak A wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. Op de beelden is een persoon vlak voor de explosie te zien, maar er is geen bewijsmiddel wat verdachte op de plaats delict kan plaatsen of waaruit blijkt dat deze persoon verdachte is geweest. De politie vermoedt dat deze explosie is veroorzaakt door een (groot) stuk (illegaal) vuurwerk, omdat in de omgeving geen batterij of een draad, maar resten van een karton zijn aangetroffen. Deze werkwijze komt dan ook niet overeen met de modus operandi van de overige explosies die aan verdachte zijn ten laste gelegd.
Ten aanzien van het in zaak B onder 2 ten laste gelegde (explosie woning Schiedam 29/8/22):
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het medeplegen van feit 2 in zaak B. De officier van justitie acht daarbij bewezen dat door de in vereniging opzettelijk veroorzaakte ontploffing gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar voor personen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen te duchten is geweest.
De raadsman heeft bepleit dat verdachte geen uitvoeringshandelingen heeft verricht en het ten laste gelegde daarom niet bewezen kan worden. Gelet op de rol die verdachte zegt te hebben gehad kan hoogstens medeplichtigheid aan het laste gelegde worden bewezen, maar dat is niet aan verdachte ten laste gelegd. Hij dient daarom van deze verdenking te worden vrijgesproken.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij (net als bij de explosie bij [naam café-restaurant] ) is gevraagd om een persoon naar Schiedam te brengen. Verdachte wist wederom dat het om een explosie ging. Hij was samen met een ander en toen hebben zij in Amsterdam Oost de derde persoon opgehaald. Zij zijn vervolgens met zijn drieën naar de Nieuwe Damlaan in Schiedam gereden. Verdachte is niet eerder in Schiedam geweest, maar toch is hij meegegaan om de weg te wijzen. Verdachte moest op afstand wachten tot hij een knal hoorde en daarna is hij weggegaan. Verdachte zegt de twee personen waarmee hij in de auto heeft gezeten niet te kennen.
De rechtbank overweegt als volgt. Op basis van het dossier staat vast dat op 29 augustus 2022 om 03.20 uur bij een galerijwoning aan de [adres 5] te Schiedam een ontploffing heeft plaatsgevonden. De ontploffing is teweeggebracht met een zelfgemaakt explosief, bestaande uit onder meer een 9 Volt batterij en een twee-aderig snoer. Op basis van camerabeelden is vast te stellen dat twee personen zich vlak voor de ontploffing voor het flatgebouw bevonden, waarbij een van de twee personen het flatgebouw in is gegaan en over de galerij, waaraan galerijwoningnummer [adres 5] is gelegen, heeft gelopen. Deze persoon had een tas van Albert Heijn bij zich. Te zien is dat de persoon om 03.19 uur de trappenhal van de flat uit is gerend en toen niet meer in het bezit was van de Albert Heijn tas. De forensische opsporing heeft bestanddelen van een explosief op de galerij van nummer [adres 5] aangetroffen en heeft daar ook een plastic Albert Heijn-tas aangetroffen. Bemonstering van de handvatten van de tas heeft een match met het DNA-profiel van verdachte opgeleverd.
Op de telefoon van medeverdachte [medeverdachte] (die voor dit feit als medepleger door de rechtbank is veroordeeld) is een screenshot van 27 augustus 2022 aangetroffen, waarop een gesprek met [verdachte] (verdachte) is vastgelegd. In het gesprek wordt een screenshot van een kaart waarop de locatie van de plaats delict is omcirkeld gestuurd en wordt overlegd over de instructies die moeten worden gegeven aan een derde persoon. Deze instructies houden onder meer in waar de persoon naar toe moet ‘hij kan fully bhiden, de rode is naast snelweg is sws dood’ en wat die persoon met zijn kleding moet doen, dat hij ‘een beetje moet lopen’ en dat hij gewoon terug naar de ‘whip’ (auto) kan als er niet op hem gelet wordt. Daarnaast is een kaartje gestuurd van een park nabij [adres 5] . In de telefoon van verdachte is een screenshot van 29 augustus 2022 te 02.54 uur aangetroffen waarop een Snapchatgesprek is vastgelegd met gebruiker [naam 5] . Uit onderzoek is gebleken dat [naam 5] de gebruikersnaam van het account van [medeverdachte] is. In het Snapchat-gesprek noemt [naam 5] ( [medeverdachte] ) het nummer [adres 5] zegt hij dat verdachte zijn locatie moet bekijken en een screenshot moet maken en noemt hij de Burgemeester Honnerlage Gretelaan die een halve kilometer van de incidentlocatie ligt. Verder is er een screenshot van een navigatieapplicatie van 03.28 uur waarop te zien is dat de huidige locatie de Burgemeester Honnerlage Gretelaan is en dat genavigeerd wordt naar een locatie die op 450 meter afstand van de incidentlocatie ligt. Tot slot zijn de reisbewegingen van verdachte en [medeverdachte] met elkaar vergeleken. Op basis van deze gegevens bestaat het vermoeden dat zij in de nacht van 29 augustus 2022 samen hebben gereisd, namelijk van Amsterdam naar Rotterdam, vervolgens naar Schiedam en daarna terug naar Amsterdam.
De rechtbank is van oordeel dat al deze bevindingen in onderling verband en samenhang bezien bewijzen dat verdachte betrokken is geweest bij de explosie op 29 augustus 2022 aan de [adres 5] te Schiedam. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de betrokkenheid van verdachte als medeplegen kan worden aangemerkt. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte de persoon is op de beelden die het explosief heeft geplaatst voor de deur van de woning. De rechtbank is echter gelet op de beelden, de eigen verklaring van verdachte dat hij met de persoon die het explosief heeft geplaatst bij de woning is afgezet vlakbij de woning en de gps-locaties en chats over locaties wel van oordeel dat verdachte de tweede persoon is die te zien is op de beelden. Verder stelt de rechtbank vast dat verdachte samen met [medeverdachte] een coördinerende rol heeft gespeeld bij de ontploffing. Hiervoor is van belang dat verdachte en [medeverdachte] gedurende de nacht samen hebben gereisd, dat zij overleg hebben gevoerd over de handelingen die door de derde persoon, vermoedelijk degene die het explosief heeft geplaatst, moesten worden uitgevoerd. Daarnaast heeft [medeverdachte] aan verdachte het huisnummer van de woning waar het explosief geplaatst zou moeten worden doorgegeven en hebben ze vlak na de ontploffing over en weer routeaanwijzingen naar elkaar gestuurd. De rechtbank komt op grond van dit alles tot de conclusie dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met [medeverdachte] en de persoon die het explosief tot ontploffing heeft gebracht. De verklaring van verdachte dat hij [medeverdachte] niet kent is uitermate ongeloofwaardig. Los van het contact dat verdachte die nacht met [medeverdachte] heeft gehad, zitten er in het dossier verschillende andere gesprekken op verschillende momenten waaruit volgt dat zij elkaar kennen. [medeverdachte] heeft ook contact gehad met de zus van verdachte nadat verdachte was aangehouden. [medeverdachte] heeft overigens ook bij [persoon 3] ( [naam café-restaurant] ) (en dus ook [persooon] en [persoon 5] ) op de groep gewoond. Nu verdachte een coördinerende en aansturende rol heeft gespeeld bij deze explosie kan eveneens worden geconcludeerd dat zijn bijdrage aan het gepleegde feit significant is geweest. De gedragingen van verdachte zijn niet bij ‘helpen bij’ gebleven, zoals door de raadsman bepleit. Verdachte zal daarom als medepleger van het opzettelijk teweegbrengen van de ontploffing worden aangemerkt.
Ten aanzien van de gevaarzetting overweegt de rechtbank als volgt. Dat door de ontploffing aan de [adres 5] gemeen gevaar voor goederen is ontstaan staat vast. Dit is door de verdediging ook niet betwist. Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier ook voldoende aanknopingspunten om te kunnen vaststellen dat door de ontploffing levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel is ontstaan. De explosie is in de nachtelijke uren afgegaan in een flatgebouw met woningen. De bewoner van de desbetreffende woning was thuis en lag te slapen. De explosie is tegen de voordeur tot ontploffing gebracht en de kracht van de explosie is met name af te leiden uit de beschadigingen. Het appartement waar de explosie is afgegaan is gelegen op de tweede verdieping. Op straat zijn fragmenten van goederen aangetroffen die door de ontploffing weggeslingerd zijn. Het betrof onder andere een wieltje van een onderstel van een babystoeltje, verbrijzeld glas en snippers duc tape. Ter hoogte van de voordeur van pand [adres 5] waren nog verschillende goederen die daar beschadigd waren, zoals verbrijzeld glas en stukken isolatiemateriaal. Ook de voordeur was beschadigd. Dit bestond uit weggeslagen en gescheurde delen van het gevelelement, schade aan een loodrand onder de deur, verbroken ruiten, weggeslagen deel van de hemelwaterafvoer en schade door kleine weggeslagen brokstukken die gaten in de voordeur veroorzaakt hadden. De balustrade was ontzet. De explosie was zo heftig dat ook schade aan huizen is op de onder en boven gelegen verdieping van huisnummer [adres 5] . De rechtbank is - met de officier van justitie - van oordeel dat deze omstandigheden maken dat ook levensgevaar voor personen te duchten was.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
Ten aanzien van het in zaak A onder 2 ten laste gelegde:
op 13 augustus 2022 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door bij een pand, gelegen aan het [adres 6] , te weten café-restaurant [naam café-restaurant] , een explosieve substantie en/of stoffen tot ontsteking te brengen, en daarvan gemeen gevaar voor voornoemde pand en de nabijheid gelegen panden, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor personen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen die zich op het moment van de ontploffing in de nabijheid en de (naastgelegen) omgeving van de plek waar de ontploffing plaatsvond bevonden, te duchten was;
Ten aanzien van het in zaak B onder 1 ten laste gelegde:
op 10 augustus 2022 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door bij een pand gelegen aan de [adres 4] , te weten [naam club] , een explosieve substantie en/of stoffen tot ontsteking te brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor het voornoemde pand, de nabijgelegen panden en auto’s in de nabijheid van de plek waar de ontploffing plaatsvond bevonden, te duchten was;
Ten aanzien van het in zaak B onder 2 ten laste gelegde:
op 29 augustus 2022 te Schiedam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een
ontploffing teweeg heeft gebracht door bij een woning gelegen aan de [adres 5] een explosieve substantie en/of stoffen tot ontsteking te brengen en daarvan gemeen gevaar voor voornoemde pand en nabijgelegen panden, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor personen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen die zich op het moment van de ontploffing in de nabijheid en de (naastgelegen) omgeving van de plek waar de ontploffing plaatsvond bevonden, te duchten was.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd.
Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkorte vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkorte vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkorte vonnis gehecht.

7.7. Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straf en maatregel

De officier van justitieheeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 2 jaar, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot de maatregel tot Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen (hierna te noemen: de PIJ-maatregel).
De raadsmanheeft bepleit dat hij zich afvraagt of verdachte niet gewoon moet worden afgestraft met een onvoorwaardelijke jeugddetentie en dat de PIJ-maatregel niet wordt opgelegd, aangezien de deskundigen van mening zijn dat verdachte zeer verhard is. Gelet op de adviezen, de jonge leeftijd van verdachte en het feit dat hij nog leerbaar is, zal de raadsman dit echter niet bepleiten. Verdachte vindt het zeer teleurstellend dat geen opties worden gezien voor hulp en begeleiding in het ambulante kader. Verdachte beseft nu dat hij hulp nodig heeft om mee te kunnen draaien in de maatschappij. Tot slot heeft de raadsman aangegeven dat hij zich niet kan vinden in het standpunt van de deskundigen dat verdachte geen besef heeft van zijn problematiek. Verdachte heeft nog een hoop te leren, maar hij is gemotiveerd om het verleden achter zich te laten, zodat hij in de toekomst de juiste keuzes kan maken. Het lukt hem alleen (nog) niet om aan te geven op welke vlakken hij hulp en begeleiding nodig heeft.
Voor de bewezenverklaarde feiten bestaan geen Landelijke Oriëntatiepunten voor straftoemeting Jeugd, die dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging. Gelet op de feiten en de omstandigheden in de zaak - waarbij meerdere panden door explosies zijn vernield en meerdere personen levensgevaar hebben opgelopen - is de rechtbank van oordeel dat in beginsel een forse onvoorwaardelijke jeugddetentie passend is.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk veroorzaken van drie ontploffingen, te weten bij horecagelegenheden [naam café-restaurant] en [naam club] in Amsterdam en bij de voordeur van een galerijwoning aan de [adres 5] in Schiedam, waardoor grote schade is ontstaan aan die woning en ten minste zes omliggende woningen. Die explosies hebben daarnaast grote schade aan de desbetreffende cafés/restaurants veroorzaakt en hebben ingrijpende gevolgen gehad voor de eigenaars en medewerkers van die onderneming. De materiële schade aan de panden is groot en ook het gevaar voor schade aan goederen in de omgeving van [naam club] is vanwege de kracht van het geïmproviseerde explosief en de rondvliegende scherven en glassplinters groot geweest. Explosies zoals die waar verdachte zich aan schuldig heeft gemaakt, zijn de laatste jaren een terugkerend fenomeen in Amsterdam en hebben kennelijk tot doel personen te intimideren. Zij veroorzaken niet alleen grote schade en impact op de direct betrokkenen, maar zorgen ook voor gevoelens van angst en onveiligheid voor andere inwoners en bezoekers van de steden. Bij twee van de drie explosies hebben zelfs personen in de buurt en de omwonenden levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
Verdachte heeft geen (volledige) openheid van zaken gegeven (terwijl hij dat bij aanvang van de zitting wel verkondigde), maar de rechtbank heeft – gelet op de feiten en de omstandigheden in de zaken en de tapgesprekken in het dossier – de indruk dat verdachte een leidende rol heeft gehad bij deze explosies, door explosies uit te laten voeren. Hij heeft een onmisbare rol vervuld bij deze feiten, nu hij zijn ‘uitvoerders’ naar de desbetreffende plekken heeft gebracht en hen instructies heeft gegeven bij het tot stand brengen van de explosies, zodat zij niet zelf gewond zouden raken. Het is voor de rechtbank moeilijk te begrijpen wat maakt dat verdachte bij zulke feiten betrokken is geraakt. Dat het noemen van namen taboe is kan de rechtbank begrijpen gelet op de steeds verhardende criminaliteit, maar dat verdachte onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn rol, de wereld waarin hij zich begeeft en het waarom rekent de rechtbank verdachte aan. Uit het dossier komt ook een beeld naar voren van een jongen die zich al langere tijd bezig lijkt te houden met zware criminaliteit. Hij bagatelliseert dat en komt op momenten verhard over. Door geen inzicht te geven kunnen de rechtbank, de deskundigen en de hulpverlening maar in beperkte mate rekening houden met de risico’s op herhaling. Hij zegt het anders te willen doen en mee te willen werken aan de hulpverlening, maar ziet zelf niet het probleem van zijn eigen handelen. De rechtbank maakt zich ernstige zorgen over de ontwikkeling van de persoon van verdachte de afgelopen jaren.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie van
5 juni 2023 waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor meerdere strafbare feiten. Op 20 maart 2020 is hij door de meervoudige kamer van deze rechtbank veroordeeld voor bedreiging en wapenbezit tot een deels voorwaardelijke werkstraf met een proeftijd van twee jaar. Aan dat voorwaardelijk strafdeel zijn diverse bijzondere voorwaarden opgelegd, met toezicht en begeleiding door JBRA. Op 7 september 2021 is een deel van deze werkstraf alsnog ten uitvoer gelegd, omdat verdachte zich niet heeft gehouden aan de opgelegde voorwaarden. Tot slot is verdachte op 22 september 2022 door de kinderrechter in Amsterdam veroordeeld voor opzetheling van een bromfiets.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de rapportages, die in het kader van de persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn opgemaakt, waaronder:
  • het Pro Justitia rapportage, bestaande uit een rapport opgemaakt door drs. R.A. Sterk, psycholoog, op 9 maart 2023 en een rapport, opgemaakt door drs. A.M. de Jong, psychiater, op 10 maart 2023;
  • het meest recente rapport van de Raad van 13 juni 2023;
  • de rapporten van JBRA, waaronder het strafadvies van 15 juni 2023.
De psycholoogkomt tot de volgende conclusie.
Er is bij verdachte sprake van een normoverschrijdende gedragsstoornis en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling in antisociale richting. Hier was sprake van ten tijde van het ten laste gelegde. Van een dergelijke beïnvloeding lijkt sprake te zijn geweest, maar de mate en ernst van de beïnvloeding kon niet bepaald worden.
Het is waarschijnlijk dat er sprake is van een doorwerking van zijn lacunaire gewetensfunctie op zijn gedrag ten tijde van de ten laste gelegde feiten indien bewezen. Hoe en in welke mate dit heeft doorgewerkt is echter niet duidelijk geworden. In hoeverre mogelijk andere aspecten van de geconstateerde psychische problematiek hebben doorgewerkt is evenmin duidelijk geworden.
Er zijn meerdere risicofactoren op alle dimensies naar voren gekomen. Vooral op de individuele risicofactoren, waarin zijn psychische problematiek centraal staat, laat hij duidelijk risico’s zien. Op basis van dit risicotaxatie instrument wordt vanuit statistisch oogpunt de kans op herhaling van agressief gedrag als hoog ingeschat. Bij een meer op de persoon van verdachte ingeschatte kans op herhaling, staat de geconstateerde psychische problematiek op de voorgrond. Dit leidt tot de conclusie dat er vooral een hoge kans op herhaling van agressief gedrag is in de vorm van een oppositioneel-opstandige houding, maar gezien de ten laste gelegde feiten zou er, indien bewezen, sprake zijn van een toename in antisociaal gewelddadig gedrag.
Ten aanzien van de geconstateerde psychische problematiek is vanuit forensisch oogpunt behandeling geïndiceerd. Deze behandeling dient zich te richten op zijn gedragsstoornis, die zowel oppositioneel opstandig als antisociaal van aard is. Indien de ten laste gelegde feiten bewezen worden geacht neemt blijkbaar vooral de antisociale ontwikkeling fors toe. De behandeling dient zich dan ook te richten op deze antisociale gedragsontwikkeling. De geconstateerde psychische problematiek is fors, al lang bestaand en hij is voorts zelfbepalend, ervaart hij geen lijdensdruk. Er is nauwelijks sprake van ziekte inzicht en besef. Voornoemde brengt met zich mee dat een ambulante behandelingsetting als ontoereikend wordt ingeschat. Geadviseerd wordt een forensisch klinische behandelsetting.
Een kader waarbij intrinsieke motivatie voor behandeling nodig is wordt niet aangewezen geacht. Behandeling als bijzondere voorwaarde bij een (deels)voorwaardelijk strafdeel valt af, omdat verdachte geen intrinsieke motivatie ervaart voor behandeling. Dit geldt ook voor de gedragsbeïnvloedende maatregel, omdat verdachte bij deze modaliteiten uiteindelijk kan kiezen voor detentie. Hetgeen resteert is behandeling binnen een PIJ-maatregel. Het ontbreken van intrinsieke behandelmotivatie brengt met zich mee dat een voorwaardelijke PIJ maatregel als ontoereikend wordt ingeschat. De onvoorwaardelijke PIJ maatregel, waarbij verdachte geplaatst wordt binnen een PIJ-instelling, wordt het meest aangewezen geacht.
Ter onderbouwing van de onvoorwaardelijk PIJ maatregel is ook de wegingslijst PIJ-indicatie ingevuld. De gedragsstoornis brengt disfunctioneren op meerdere levensgebieden met zich mee en het ten laste gelegde, indien bewezen, lijkt samen te hangen met deze problematiek. De behandeling dient ter vermindering van de antisociale gedragsstoornis van verdachte. Er is sprake van ernstige geweldsdelicten. De kans op herhaling wordt duidelijk verhoogd ingeschat. Er lijkt duidelijk sprake van ernstig gevaar voor crimineel ontsporen, waarbij er sprake is van gevaar voor anderen. Er lijken bij verdachte ontwikkelingsmogelijkheden aanwezig. De kans op een succesvolle ambulante behandeling wordt als laag ingeschat en een klinische behandeling in een gesloten forensische setting wordt het meest aangewezen geacht. Er worden momenteel geen andere behandelalternatieven aanwezig geacht. Het geheel overziend wordt vanuit deze wegingslijst een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel aangewezen geacht.
De
psychiaterkomt tot de volgende conclusie.
Er is bij verdachte sprake van een ziekelijke stoornis in de vorm van een normoverschrijdende gedragsstoornis en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale en narcistische trekken. Deze stoornissen waren aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde. Vanwege de ontkennende houding van verdachte en het gebrek aan zicht op zijn sociale netwerk en de onderliggende verhoudingen, kan er geen helder delictscenario worden geschetst. Er kan dan ook geen betrouwbare uitspraak worden gedaan over een eventuele doorwerking. Er wordt verwacht dat wanneer er geen behandeling geboden wordt het risico op een nieuw geweldsdelict hoog is. De gebruikte risicotaxatie-instrumenten ondersteunen dit. Verdachte beschikt over voldoende intellectuele capaciteiten om heldere keuzes te maken en hij heeft waarden en normen vanuit huis meegekregen. De ouders hebben onvoldoende zicht op verdachte en op zijn netwerk en zij hebben hem de afgelopen jaren onvoldoende kunnen begrenzen in zijn gedrag. Ook een woonvorm en forensische behandeling hebben onvoldoende gedragsverandering bij verdachte tot gevolg gehad. Dit heeft allemaal geen gunstige invloed op het recidiverisico. Daarnaast was er sprake van schoolverzuim en had hij geen goede dagbesteding, waardoor hij veel met vrienden buiten was. Ook dit heeft een negatieve invloed op het recidiverisico. Verder krijgt verdachte momenteel geen adequate behandeling voor zijn onderliggende problematiek. De gedragsstoornis met de bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling zijn van invloed op het recidiverisico en verhogen dit. Er zijn weinig beschermende factoren waardoor de verwachting is dat het recidiverisico alleen zal afnemen wanneer er adequate, langdurige en gedwongen behandeling geboden wordt. Verdachte laat stoer en zelfbepalend gedrag zien, maar er wordt vermoed dat hij ook nog beïnvloedbaar is voor gedragsverandering (dit wordt door de JJI waar hij verblijft ondersteund).
Uitgaande van bovenstaande behoeft verdachte om de kans op recidive te minimaliseren, een intensieve en langdurige, klinische behandeling. De hoop is dat hiermee zijn persoonlijkheidsontwikkeling nog gunstig beïnvloed kan worden. Hierbij moet aandacht zijn voor zijn coping (manieren om met stress en spanningen om te gaan), emotie- en agressieregulatie, negatieve opvattingen richting hulpverlening en autoriteiten, zijn gewetensontwikkeling en de nare gebeurtenissen uit zijn verleden (conflicten tussen ouders, scheiding) die hij mogelijk wegstopt. In de behandeling moet er ook aandacht zijn voor het opstellen van een delictanalyse en het betrekken van zijn familie bij de behandeling. Verdachte is nog niet intern gemotiveerd voor bovenstaande klinische behandeling. Hij toont weinig ziekte-inzicht en ervaart weinig lijdensdruk. Hij zegt (mogelijk vanuit sociaal wenselijk oogpunt) wel te zullen meewerken aan ambulante behandeling als hem dit wordt opgelegd, maar hij ziet het nut er niet van in. Een klinische behandeling ziet hij niet zitten. Tot slot is het belangrijk dat hij zijn scholing gaat oppakken (toont zich hier gemotiveerd voor). Ook is het belangrijk om in deze klinische behandeling aandacht te houden voor de ontwikkeling van zijn geweten en persoonlijkheid. Er wordt geadviseerd bovenstaande behandeling in een forensisch psychiatrische setting te laten plaatsvinden, zoals de [instelling] in Eindhoven, of een soortgelijke instelling. Deze maatregel kan in het belang worden geacht van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte, omdat door middel van het opleggen van een langdurig, gedwongen behandeling de persoonlijkheidsontwikkeling van verdachte nog positief beïnvloed zou kunnen worden, evenals zijn gewetensontwikkeling. Hierdoor kan verdachte uiteindelijk (mits de behandeling slaagt en hij niet verder zal verharden) adequaat functioneren in de maatschappij, een baan gaan zoeken na het afronden van scholing en hierdoor kan eveneens voorkomen worden dat hij uit het criminele circuit blijft. Gezien de beperkte (maar niet volledig afwezige) ontwikkelings- en behandelmogelijkheden, zijn randvoorwaarden voor het slagen hiervan een gesloten justitiële setting en een gedwongen kader.
Ter zitting hebben
de deskundigen Sterk en De Jonghet voorgaande bevestigd en daarop - samengevat - het volgende toegevoegd. Tijdens de gesprekken werd het duidelijk dat verdachte geen hulpvraag heeft. Hij beseft dat hij verkeerde keuzes heeft gemaakt en kan dit ook goed benoemen, maar verdachte is verder niet gemotiveerd voor de behandelingen in het PIJ-kader. De houding van verdachte (tijdens de gesprekken, maar ook ter zitting) wordt met name door deskundige Sterk zorgelijk gevonden. Ondanks dat verdachte al verhard lijkt zien beide deskundigen wel de mogelijkheid om de gedragsstoornis de goede kant op te laten ontwikkelen gelet op zijn leeftijd. Tot slot hebben de deskundigen benadrukt dat het recidiverisico nog steeds als hoog wordt geschat, waardoor een klinische behandeling in het forensische kader essentieel is om recidive te voorkomen. De deskundige de Jong heeft haar advies tot plaatsing van verdachte in bijvoorbeeld de instelling de [instelling] ingetrokken nu zij het aldaar geldende kader met verloven gelet op het hoge recidiverisico bij verdachte niet passend en verantwoord acht.
De Raadheeft zich geconformeerd aan het advies tot het opleggen van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel en benadrukt geen mogelijkheden meer te zien in een ambulant kader. Sinds 2019 zijn diverse hulpverleningsinstanties bij verdachte betrokken en desondanks zijn de zorgen over de (emotionele) ontwikkeling van verdachte alleen maar toegenomen. Ook zijn de noodzakelijke trajecten, waaronder de Intensieve Forensische Aanpak (IFA), niet goed van de grond gekomen.
JBRAkan zich vinden in het standpunt van de deskundigen en de Raad. Verdachte heeft veel moeite om zich aan de regels en voorwaarden te houden. Hij maakt verkeerde keuzes en hij kan de gevolgen van zijn handelen niet overzien. In de afgelopen periode heeft JBRA meerdere keren contact opgenomen met de instelling ‘ [instelling] ’. Gelet op de ontkennende houding van verdachte ten aanzien van de verdenkingen, de langdurige zorgen en het ontbreken van probleembesef, heeft deze instelling negatief gereageerd over de eventuele plaatsing van verdachte. Binnen deze instelling wordt daarnaast op korte termijn toegewerkt naar verloven en dit wordt juist niet in het belang van verdachte geacht. Er zijn namelijk sterke vermoedens dat verdachte vooral omgaat met personen die zich bezighouden met (ernstige) criminele activiteiten. Tot slot heeft JBRA toegelicht dat er zorgen zijn over het gedrag van verdachte in de jeugdgevangenis, met name over de manier hoe hij met zijn medegedetineerden omgaat. Er wordt gezien dat verdachte duidelijk de leider is in zijn groep; zijn medegedetineerden worden door hem negatief beïnvloed. Verdachte lokt de incidenten uit en het lukt hem vervolgens om op de achtergrond te blijven; hij zorgt voor onrust binnen zijn groep.
De rechtbank neemt voornoemde adviezen over en maakt deze tot de hare.
De rechtbankis van oordeel dat de bewezen verklaarde feiten zeer ernstig zijn. De bewezen verklaarde feiten betreffen misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Gelet op de aard van de problematiek van verdachte en het hoge recidiverisico is intensieve behandeling noodzakelijk om de ontwikkeling van verdachte ten positieve te keren. Positief is dat de deskundigen daartoe nog wel mogelijkheden zien. Gebleken is dat de benodigde behandeling met een forensische aanpak uitsluitend binnen een residentiële setting van een JJI - waar verdachte zich niet kan onttrekken aan de hulpverlening - kan plaatsvinden. De behandeling is ook voor langere duur nodig. Daarvoor is noodzakelijk dat een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel zal worden opgelegd. Andere alternatieven die daadwerkelijk kunnen bijdragen aan het oplossen van de bij verdachte vastgestelde problematiek zijn niet aanwezig. Bij verdachte ontbreekt het aan probleembesef en daarmee ook aan een intrinsieke motivatie voor verandering middels opvoeding, begeleiding, scholing en behandeling. Hij heeft diverse kansen gekregen om mee te werken aan de hulpverlening binnen het ambulante kader (Boomerang Zorg, IFA, ondertoezichtstelling, toezicht en begeleiding door JBRA), maar desondanks heeft hij zich niet gehouden aan de afspraken. Verdachte is twee keer eerder veroordeeld en uit het rapport van JBRA van 15 juni 2023 blijkt dat toen ook al zorgen waren over zijn geestelijke gezondheid. Uiteindelijk hebben deze veroordelingen verdachte niet weerhouden om zich wederom schuldig te maken aan strafbare feiten. Dat verdachte ter zitting heeft aangegeven hulp en begeleiding nodig te hebben maakt dit niet anders. Hij heeft op geen openheid van zaken gegeven en dat is wel nodig om het vertrouwen te hebben dat verdachte zich in wil zetten om het anders te doen.
De rechtbank is, op grond van wat de deskundigen, de Raad en JBRA in hun rapporten vermelden, tot het oordeel gekomen dat bij verdachte ten tijde van het begaan van het misdrijf een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. De veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen eisen het opleggen van een maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen. Nu de maatregel wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, is verlenging van deze maatregel mogelijk voor zover de maatregel daardoor de duur van zeven jaar niet te boven gaat. De rechtbank acht het van groot belang dat verdachte wordt behandeld in het kader van de PIJ-maatregel ten behoeve van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte.
Gelet op de ernst van de strafbare feiten waaraan verdachte zich schuldig heeft gemaakt acht de rechtbank het ook passend en geboden verdachte naast de onvoorwaardelijke PIJ te veroordelen tot een jeugddetentie voor de duur van een jaar, met aftrek van de tijd die verdachte tot op heden in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Zo kan hij de consequenties van zijn (delict)gedrag ervaren. De rechtbank komt tot een lagere jeugddetentie dan door de officier van justitie geëist, nu de rechtbank anders dan de officier van justitie niet vijf maar drie van de tenlastegelegde strafbare feiten bewezen acht.
9.1.
Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
Café-Restaurant [naam café-restaurant] B.V. (zaak A, feit 2)
De benadeelde partij [naam café-restaurant] B.V. vordert € 2.079,66 aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Uit de bij de vordering ingediende stukken volgt niet dat [persoon 6] bevoegd is tot het indienen van een vordering tot schadevergoeding namens [naam café-restaurant] B.V. De rechtbank is dan ook - met de officier van justitie en de raadsman - van oordeel dat de ingediende vordering niet voldoet aan de eisen zoals gesteld aan een civiele vordering. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De behandeling van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding omdat het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

10.Beslag

In het onderzoek is op naam van verdachte het volgende voorwerp in beslag genomen:
- 1 STK Telefoontoestel, omschrijving: PL1300-2022168999-G6229254, Rood, Merk: Apple IPhone
De officier van justitie heeft gevorderd de telefoon verbeurd te verklaren.
De raadsman heeft geen opmerkingen gemaakt over het beslag.
De rechtbank is - met officier van justitie - van oordeel dat de in beslag genomen telefoon verbeurd dient te worden verklaard, nu deze door verdachte is gebruikt bij het plegen van de ten laste gelegde feiten.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregelen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 47, 63, 77a, 77g, 77i, 77s, 77gg en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

12.Beslissing

Verklaart het in zaak A onder 1 en 3 en in zaak C ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het in zaak A onder 2 en in zaak B onder 2 bewezen verklaarde:
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is, meermalen gepleegd
Ten aanzien van het in zaak B onder 1 bewezen verklaarde:
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van
1 (één) jaar.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Legt op aan verdachte
de maatregel van Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen.
Verklaartverbeurd:
- 1 STK Telefoontoestel, omschrijving: PL1300-2022168999-G6229254, Rood, Merk: Apple IPhone.
Verklaart de benadeelde partij
[naam café-restaurant] B.V.niet-ontvankelijk in haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. van der Kaay, voorzitter, tevens kinderrechter,
mrs. G.S. Crince Le Roy en A.K. Mireku, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Bakir, griffier.
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 juli 2023.
[...]
[...]