ECLI:NL:RBAMS:2023:4129

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 juni 2023
Publicatiedatum
4 juli 2023
Zaaknummer
13/107556-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming tot overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in Roemenië

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 juni 2023 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Roemeense autoriteiten. De opgeëiste persoon, geboren in Roemenië en gedetineerd in Nederland, wordt beschuldigd van illegale handel in verdovende middelen. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 13 juni 2023 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was met zijn raadsman en een tolk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Roemeense nationaliteit heeft en dat de detentieomstandigheden in Roemenië een belangrijk punt van overweging zijn. De Roemeense autoriteiten hebben echter een detentiegarantie verstrekt, waarin wordt aangegeven dat de opgeëiste persoon in een omgeving zal worden geplaatst die voldoet aan de vereisten van menselijke behandeling. De rechtbank concludeert dat er geen reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling en dat de overlevering kan worden toegestaan. De rechtbank heeft de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet verworpen en vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de wet. De rechtbank staat de overlevering toe, waarbij de opgeëiste persoon zal worden overgedragen aan de Roemeense autoriteiten voor de uitvoering van de opgelegde straf.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/107556-23
Datum uitspraak: 27 juni 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 3 mei 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 22 februari 2023 door
the Tribunalul Hunedoara (Hunedoara County Court)(Roemenië) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 2001,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 13 juni 2023, in aanwezigheid van mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman mr. P. Popescu, advocaat te Alkmaar, en door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een vonnis van 16 februari 2022 van
the Hunedoara County Court, nummer 11/2022, dat onherroepelijk is geworden op 4 mei 2022
by the Criminal decision of the Alba Iulia Court of Appeal, nummer 359/2022. [3]
Het EAB vermeldt verder een
warrant for the execution of the prison sentence no. 158.2022van 4 Januari 2023 in samenhang met de
criminal sentence no. 128 of 21/12/2022 of the Hunedoara County Court,Roemenië,
which remained final, by non-appeal on 04/01/2023met referentie
file no.2571/97/2022
.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van drie jaar, door de opgeëiste persoon nog geheel te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Uit informatie in het EAB blijkt dat deze vrijheidsstraf aan de opgeëiste persoon voorwaardelijk is opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest van 4 mei 2022, en dat bij de hiervoor genoemde beslissing van 21 december 2022 de tenuitvoerlegging van die straf is bevolen.
Het arrest betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [4]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Standpunten
De raadsman heeft primair bepleit dat de overlevering moet worden geweigerd, omdat de opgeëiste persoon niet op de hoogte is geweest van de zitting die tot de beslissing van de omzetting van de voorwaardelijke straf heeft geleid en de verzetgarantie in Roemenië niet ondubbelzinnig is. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de behandeling van het EAB moet worden aangehouden. Zo kan nadere informatie over de verzetgarantie worden opgevraagd, met bijkomend voordeel dat het EAB mogelijk zal worden ingetrokken, indien het verzet tot een nieuwe berechting zou leiden.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering kan worden toegestaan, nu de weigeringsgrond van artikel 12 OLW zich niet voordoet. De informatie in onderdeel D in het EAB ziet namelijk op de beslissing van 21 december 2022 tot omzetting van de eerder opgelegde voorwaardelijke straf . Uit de aanvullende informatie volgt echter dat de opgeëiste persoon in het proces in hoger beroep zijn verdedigingsrechten heeft kunnen uitoefenen. Aangezien de eerder voorwaardelijk opgelegde straf is omgezet omdat de opgeëiste persoon zich niet aan de voorwaarden van de eerder opgelegde voorwaardelijke straf heeft gehouden, hoeft de beslissing tot omzetting niet aan artikel 12 OLW te worden getoetst, nu daarbij niet over de mate van schuld en de hoogte van de straf is beslist.
Het oordeel van de rechtbank
Als een strafprocedure meer instanties heeft omvat en tot opeenvolgende beslissingen heeft geleid, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover bij die laatste beslissing definitief uitspraak is gedaan over de schuld van de betrokkene en aan hem een straf is opgelegd, nadat de zaak in feite en in rechte ten gronde is behandeld. [5]
Nu de rechtbank op grond van de aanvullende informatie vaststelt dat in hoger beroep definitief uitspraak is gedaan over de schuld van de betrokkene en aan hem een straf is opgelegd, nadat de zaak in feite en in rechte ten gronde is behandeld, zal zij de beslissing in hoger beroep aan artikel 12 OLW toetsen.
In onderdeel f) van het EAB en de aanvullende informatie van 6 juni 2023 is vermeld dat het hoger beroep is ingesteld door de opgeëiste persoon. De opgeëiste persoon is in persoon aanwezig geweest bij de behandeling in hoger beroep en werd daarbij bijgestaan door een gekozen raadsman. In hoger beroep heeft een nieuwe beoordeling plaatsgevonden over het strafbare feit en de opgelegde straf waarbij de door de rechtbank opgelegde straf is verlaagd en voorwaardelijk is opgelegd. Nadat de beslissing tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 jaar aan de opgeëiste persoon was gecommuniceerd, is hij tussen mei en juli 2022 drie keer bij de reclassering verschenen, waarna hij is verdwenen en zich niet meer heeft gehouden aan de hem opgelegde voorwaarden. Daarom is de executie van de voorwaardelijke straf bevolen waarbij het aanhoudingsbevel is afgegeven, waar het EAB mede op ziet.
Gelet op voornoemde stelt de rechtbank vast dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid.
Met betrekking tot de beslissing van 21 december 2022, waarbij de voorwaardelijk opgelegde straf wegens schending van de voorwaarden is omgezet in een onvoorwaardelijke straf, overweegt de rechtbank dat sprake is van een situatie zoals in het arrest Ardic van het Hof van Justitie van de Europese Unie [6] , zodat die beslissing niet onder de reikwijdte van artikel 12 OLW valt. Nu de reden voor de beslissing tot omzetting van de voorwaardelijke straf niet is gelegen in een veroordeling voor een nieuw strafbaar feit, hoeft de rechtbank geen andere beslissing aan artikel 12 OLW te toetsen dan het arrest van 4 mei 2022.
De rechtbank concludeert dat de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW niet van toepassing is. Het verweer van de raadsman op dit punt wordt verworpen. Nu de rechtbank hiervoor reeds heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot het arrest heeft geleid, behoeft het subsidiaire verzoek tot aanhouding van de behandeling van de zaak geen bespreking meer.

4.Strafbaarheid

4.1
Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. de feiten vallen op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Roemenië een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Artikel 11 OLW Roemeense detentieomstandigheden

De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat vanwege de algemene detentieomstandigheden in Roemenië, waaronder met name de overbevolking in de gevangenissen, voor gedetineerden in Roemeense gevangenissen een reëel gevaar bestaat van onmenselijke of vernederende behandeling, zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest). [7]
De Roemeense autoriteiten hebben op 8 juni 2023 ten behoeve van de opgeëiste persoon een detentiegarantie verstrekt, waarin onder meer het volgende is opgenomen:
In the situation where the person deprived of liberty will be handed over to the Romanian authorities at Henri Coandă Airport Bucharest, he will initially be deposited in the Bucharest-Rahova Penitentiary, in order to carry out the quarantine period, for a period of 21 days, in a room that will provide him with a minimum space of 3 (three) square meters. […]
We note that in all the rooms the prisoners benefit from individual beds, and the number of occupants in the rooms did not exceed the number of beds installed in the respective rooms. […]
Regarding the provision of sanitary conditions, hygiene and privacy, we mention the fact that the detention spaces within the Bucharest - Rahova Penitentiary are compartmentalized so that there are separation doors between the detention rooms and the sanitary groups related to each room, and within the group each toilet bowl is separated by an individual door.[…]
Considering the amount of the sentence and the domicile of the convicted person, he will most likely serve the custodial sentence, initially in the semi-open regime at the Deva Penitentiary. […]
The named [opgeëiste persoon] will benefit from a minimum individual space of 3 square meters,during the entire period of execution of the sentence, including the bed and the related furniture, without including the space intended for the sanitary group, the number of inmates being configured by reporting on the surface of the room. Each detainee will be provided with an individual bed equipped with the specific bedding.
Detention rooms provide each person with an individual bed, are equipped with specific furniture, heating installations and sanitary utilities, so that each detainee has permanent access to drinking water and hot water, to groups and sanitary installations to satisfy physiological needs, or as many times as necessary in conditions of hygiene and privacy. The detention spaces are arranged in such a way as to allow natural and artificial lighting as well as their optimal ventilation. […]
The sanitary units are equipped with a sink, shower, mirror, shelf and toilet bowl, compartmentalized in such a way as to ensure the privacy of the persons in custody.
The toilet cubicles are separated from the sanitary group by means of PVC doors, with natural ventilation ensured through a window. […]
Considering the perspective of the implementation contained in the "Action Plan for the period 2020 - 2025, developed in order to execute the pilot-judgment of Rezmives and others against Romania, as well as the judgments delivered in the Bragadireanu group of cases against Romania", as well as the number of detainees in the custody of the National Administration of Penitentiaries, as a result of the criminal policies adopted by the Romanian state, the National Administration of Penitentiaries guarantees the provision of a minimum individual space of 3 square meters during the entire period of execution of the sentence, including the bed and related furniture, without including the space intended for the sanitary group.
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [8] De rechtbank is, gelet op deze toezegging van de Roemeense autoriteiten, van oordeel dat er voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest. Daarom vormen de detentieomstandigheden geen beletsel voor het toestaan van de overlevering.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Tribunalul Hunedoara (Hunedoara County Court)(Roemenië) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. J. van Zijl en J.H. Beestman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.A. Harland, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 27 juni 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel f) van het EAB.
4.Zie onderdeel e) van het EAB.
5.HvJ EU, 10 augustus 2017, C-270/17 PPU (Tupikas), ECLI:EU:C:2017:628
6.HvJ EU 22 december 2017, C-571/17 PPU, ECLI:EU:C:2017:1026 (
7.Zie bijvoorbeeld rechtbank Amsterdam, 11 mei 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:2513, rechtsoverweging 5.
8.HvJ EU, 25 juli 2018, zaak ML (C-220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589), punt 114.