ECLI:NL:RBAMS:2023:4104

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 juni 2023
Publicatiedatum
4 juli 2023
Zaaknummer
13/140778-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op grond van artikel 12 OLW in verband met niet-naleving van aanwezigheidsrecht

Op 15 juni 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de weigering van overlevering op basis van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW). De zaak betreft een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 12 januari 2022 door de regionale rechtbank in Bydgoszcz, Polen, is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1976 in Polen, was niet aanwezig bij de procedure die leidde tot het verzamelvonnis, en zijn raadsman heeft aangevoerd dat de overlevering op grond van artikel 12 OLW moet worden geweigerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van het proces en dat er geen bewijs is dat hij stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn. De rechtbank concludeert dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing is en dat de overlevering moet worden geweigerd. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de geschorste overleveringsdetentie is geëindigd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/140778-22
Datum uitspraak: 15 juni 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 4 mei 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 12 januari 2022 door
the Regional Court in Bydgoszcz(Polen) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1976,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen en verblijvend op het adres:
[adres],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 15 juni 2023, in aanwezigheid van mr. C.L.E. McGivern, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. S. de Goede, advocaat te Breda en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
aggregate judgement of Local Court in Szubin dated 16 December 2020, case files reference number II K 280/20.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 2 jaren en 6 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog 2 jaren. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [2]

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de opgeëiste persoon heeft aangevoerd dat de overlevering op grond van dit artikel dient te worden geweigerd. Het wijzen van het verzamelvonnis is een ambtshalve beslissing geweest waarvan de opgeëiste persoon niet op de hoogte was. Nu hierbij een straf is opgelegd waarbij sprake was van een beoordelingsmarge, valt dit verzamelvonnis onder de reikwijdte van artikel 12 OLW. Aangezien de opgeëiste persoon niet aanwezig was bij de procedure, niet in persoon is gedagvaard, niet is verdedigd door een gemachtigd advocaat en niet stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn aanwezigheidsrecht, zou een verzetgarantie moeten worden gegeven. Dit is niet gebeurd. De raadsman heeft in dit kader gewezen op een uitspraak van deze rechtbank van 6 mei 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:3255. De raadsman heeft voorts gesteld dat aan de onderliggende vonnissen met de nummers II K 85/14,
II K 259/18 en II K 113/18 - kort gezegd - eveneens gebreken kleven.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich, evenals de raadsman, op het standpunt gesteld dat de overlevering op grond van dit artikel dient te worden geweigerd. De opgeëiste persoon heeft het verzamelvonnis niet geïnitieerd. De oproepingen zijn naar zijn adres gestuurd, maar het blijkt niet dat deze hem ook daadwerkelijk hebben bereikt. Ook is niet duidelijk dat de opgeëiste persoon een adresinstructie heeft ontvangen ten behoeve van het verzamelvonnis en expliciet afstand heeft gedaan van zijn aanwezigheidsrecht bij het proces dat heeft geleid tot het verzamelvonnis. De officier van justitie heeft erop gewezen dat de situatie in de door de raadsman genoemde uitspraak van deze rechtbank identiek was. Volgens de officier van justitie voldoen de onderliggende vonnissen aan de eisen van artikel 12 OLW, maar kan de rechtbank niet om het verzamelvonnis heen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een verzamelvonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en die - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt.
Gelet daarop kan de overlevering op grond van artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij van belang dat niet is gebleken dat de opgeëiste persoon op enige wijze op de hoogte was van het proces dat tot het verzamelvonnis heeft geleid en zodoende zijn verdedigingsrecht had kunnen uitoefenen. Weliswaar volgt uit het EAB en de aanvullende informatie van 13 juni 2023 van de Poolse autoriteiten dat de opgeëiste persoon een adresinstructie had ontvangen voor de onderliggende vonnissen, maar niet is gebleken dat deze adresinstructie zich ook uitstrekte over het verzamelvonnis.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet blijkt dat de opgeëiste persoon stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om bij zijn proces aanwezig te zijn. Evenmin blijkt dat hij kennelijk onzorgvuldig is geweest met betrekking tot zijn bereikbaarheid voor officiële correspondentie.
De rechtbank komt gelet op het voorgaande niet toe aan toetsing van de onderliggende vonnissen aan de eisen van artikel 12 OLW.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing is.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van toepassing van die weigeringsgrond. Om die reden wordt de overlevering geweigerd.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 12 OLW.

7.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Bydgoszcz(Polen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
STELT VASTdat de geschorste overleveringsdetentie is geëindigd.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.M.L.A.T. Doll, voorzitter,
mrs. Ch.A. van Dijk en B. Yesilgöz, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. van Heusden, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 15 juni 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie onderdeel e) van het EAB.