ECLI:NL:RBAMS:2022:3255

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 mei 2022
Publicatiedatum
10 juni 2022
Zaaknummer
13/751154-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op grond van artikel 12 Overleveringswet in het kader van een Europees aanhoudingsbevel

Op 6 mei 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de District Court in Krakow, Polen. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 9 februari 2022. De rechtbank heeft de zaak behandeld in twee zittingen, op 20 april en 3 mei 2022, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman en een tolk in de Poolse taal.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet in persoon aanwezig was bij het proces dat leidde tot het verzamelvonnis van 1 oktober 2020, waartegen de overlevering werd verzocht. De rechtbank heeft geoordeeld dat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van de procedure die tot het verzamelvonnis heeft geleid, en dat hij zijn verdedigingsrechten niet heeft kunnen uitoefenen. Dit leidde tot de conclusie dat de overlevering op grond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) moest worden geweigerd.

De rechtbank heeft in haar beslissing benadrukt dat de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW zich voordoet, en dat er geen aanleiding is om hiervan af te wijken. De rechtbank heeft de overlevering van de opgeëiste persoon geweigerd, en deze beslissing is uitgesproken ter openbare zitting op 6 mei 2022. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/751154-22
RK nummer: 22/783
Datum uitspraak: 6 mei 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 9 februari 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 29 november 2021 door de
District Court in Krakow, Third Criminal Division(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1998,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres opgeëiste persoon] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting 20 april 2022
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 20 april 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. M. Westerman. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. L.J. Woltring, waarnemend voor
mr. J.W. Ebbink, beiden advocaat te Haarlem en door een tolk in de Poolse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
De rechtbank heeft de behandeling voor bepaalde tijd aangehouden tot de zitting van 3 mei 2022, omdat nog niet alle aanvullende informatie over artikel 12 OLW door de uitvaardigende justitiële autoriteit was verstrekt.
Zitting 3 mei 2022
De behandeling van de vordering is voortgezet op de openbare zitting van 3 mei 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie,
mr. M. Westerman. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.W. Ebbink, advocaat te Haarlem en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een verzamelvonnis van de
District Court in Krakow Sixth Criminal Divisionvan 1 oktober 2020, waarbij de volgende vonnissen zijn samengevoegd tot één straf:
het vonnis van de
Regional Court in Oświęcimvan 9 november 2017 (zaaknummer II K 888/17);
het vonnis van de
District Court in Krakow Third Criminal Divisionvan 31 juli 2018 (zaaknummer III K 74/18);
het vonnis van de
Regional Court in Oświęcimvan 3 juni 2019 (zaaknummer III K 940/18);
het vonnis van de
Regional Court in Oświęcimvan 7 juni 2019 (zaaknummer II K 1177/18).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van drie jaren en vijf maanden, opgelegd bij het verzamelvonnis van 1 oktober 2020, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog drie jaren, vier maanden en 26 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde samengestelde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. De omschrijvingen zijn genoegzaam en voldoen aan de vereisten als gesteld in artikel 2, tweede lid OLW.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een verzamelvonnis, waarin vier eerdere veroordelingen zijn samengevoegd tot één straf. Nu de duur van de totale straf is gewijzigd en de bevoegde rechterlijke autoriteit daarbij over een beoordelingsmarge heeft beschikt, dient de rechtbank te beoordelen of artikel 12 OLW op dit vonnis van toepassing is.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot het verzamelvonnis van 1 oktober 2020 heeft geleid, en dat dit vonnis - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering geweigerd dient te worden.
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht af te zien van de bevoegdheid de overlevering te weigeren. De oproep voor het proces dat tot het verzamelvonnis heeft geleid is naar het door de opgeëiste persoon opgegeven adres verstuurd. De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft in de aanvullende informatie van 11 april 2022 aangegeven dat verdachten/veroordeelden altijd worden geïnformeerd over de verplichting om adreswijzigingen door te geven, en over de consequenties wanneer zij dat niet doen. De opgeëiste persoon moet deze instructie dus ook gekregen hebben. Daarbij komt dat uit de Nederlandse SKDB-staat van de opgeëiste persoon blijkt dat hij tot 30 juli 2021 in Nederland als ‘niet ingezetene’ stond geregistreerd op het Poolse adres waarnaar de oproepen zijn verstuurd. Het is daarom aan de onzorgvuldigheid van de opgeëiste persoon te wijten dat hij niet op de hoogte was van het proces. Om die reden kan worden afgezien van weigering op grond van artikel 12 OLW.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij vindt daarbij het volgende van belang.
Uit het EAB, in samenhang bezien met de aanvullende informatie van 14 maart 2022,
11 april 2022 en 29 april 2022, blijkt niet dat de opgeëiste persoon op enigerlei wijze op de hoogte was van de procedure die tot het verzamelvonnis heeft geleid. Allereerst geldt dat het verzamelvonnis niet op zijn verzoek is gewezen maar op verzoek van de
Regional Court van Oswiecim. Weliswaar hebben de Poolse autoriteiten in de aanvullende informatie aangegeven dat de opgeëiste persoon een instructie om adreswijzigingen door te geven heeft ontvangen, maar niet duidelijk is of dit is gebeurd voorafgaand aan het verzamelvonnis. Aangezien aan het verzamelvonnis geen strafrechtelijk onderzoek vooraf is gegaan waarin de opgeëiste persoon als verdachte wordt gehoord lijkt deze mededeling te verwijzen naar de instructies die zijn gegeven in één van de voorafgaande strafrechtelijke procedures. Om deze redenen is de rechtbank van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de opgeëiste persoon op enigerlei wijze op de hoogte was van het proces dat tot het verzamelvonnis heeft geleid, zodat niet is gebleken dat hij zijn verdedigingsrechten heeft kunnen uitoefenen. Evenmin kan worden geconcludeerd dat hij (stilzwijgend) afstand heeft gedaan van zijn aanwezigheidsrecht.
De rechtbank zal daarom de overlevering weigeren op grond van artikel 12 OLW.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW zich voordoet en de rechtbank geen aanleiding ziet om hiervan af te zien, dient de overlevering te worden geweigerd.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

Artikel 12 OLW.

7.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
District Court in Krakow, Third Criminal Division(Polen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en R. Godthelp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.A. Dijk, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 6 mei 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.