7.3.Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Dit betreft een buitengewoon ernstig misdrijf. Verdachte is de winkel waar aangever werkzaam was in gelopen en heeft aangever van achteren vanuit het niets in zijn hals gestoken. Ongeveer twee uur eerder heeft verdachte met aangever een woordenwisseling gehad waarbij verdachte zijn beklag heeft gedaan over aangekochte schoenen, waarbij hij zich dreigend heeft opgesteld. Het is niet ondenkbaar dat de steekverwonding in de hals fataal had kunnen aflopen. Dat dit niet is gebeurd, is een omstandigheid die geenszins aan verdachte is te danken. Met zijn handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de aangever en gevoelens van onveiligheid en onrust veroorzaakt. Niet alleen bij de aangever en zijn collega’s, maar ook bij het winkelend publiek dat in de winkel aanwezig was.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 23 februari 2023. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten.
Tbs-maatregel?
De maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: TBS) kan door de rechter worden opgelegd indien is voldaan aan de in artikel 37a Sr gestelde voorwaarden. Eén van die voorwaarden houdt in dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. Daarnaast dient het door de verdachte begane feit een misdrijf te zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en dient de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel te eisen. Indien het hiervoor bedoelde gevaar voor recidive van ernstige aard is kan tevens worden bevolen dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd (artikel 37b lid 1 Sr).
Verdachte heeft geweigerd mee te werken aan het psychologisch onderzoek en het onderzoek in het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC). Door de weigerende houding van verdachte hebben de gedragsdeskundigen in het PBC geen compleet beeld kunnen krijgen van de psychische gesteldheid van verdachte. Hierdoor hebben deze gedragsdeskundigen zich moeten onthouden van een advies omtrent de toerekeningsvatbaarheid en het recidiverisico. Een gedragsdeskundig advies om aan verdachte TBS op te leggen, ontbreekt dan ook.
De wet of de jurisprudentie vereist echter niet dat de stoornis wordt geclassificeerd volgens het handboek DSM-V of dat deze wordt vastgesteld door een gedragsdeskundige. Dit betekent dat in het uiterste geval de rechter, met grote behoedzaamheid, tot de vaststelling van een stoornis kan komen, ook al kunnen de gedragsdeskundigen op basis van de voor hen geldende wetenschappelijke criteria niet tot die conclusie komen. Voor zijn beslissing dient de rechter dan wel voldoende steun te vinden in wat gedragsdeskundigen zo mogelijk wél hebben kunnen vaststellen en wat de rechter verder aan feiten en omstandigheden is gebleken met betrekking tot de persoon van verdachte. In het kader van het bovenstaande stelt de rechtbank het volgende vast.
Gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens
Voor de beantwoording van de vraag of, ten aanzien van verdachte, hiervan ten tijde van het plegen van de feiten sprake was, heeft de rechtbank acht geslagen op de volgende stukken:
-
Het PBC-rapport van 31 januari 2023:
Ondanks de beperkingen in het huidige onderzoek is er een patroon zichtbaar in het functioneren van betrokkene. Het betreft zowel zijn sociaal-maatschappelijk functioneren als hoe hij zich lijkt te verhouden tot anderen.
Betrokkene is pas vanaf zijn 19e jaar bekend toen hij asiel aanvroeg in 2015 in Nederland. In 2016 gaat betrokkene zelfstandig wonen. Hij heeft
volgens de informatie dan werk en opleiding en krijgt in 2020 een vaste verblijfsvergunning.
Betrokkene komt voor het eerst in beeld bij politie en justitie in 2018 met een veroordeling
wegens mishandeling en bedreiging. De daaropvolgende jaren zijn er jaarlijks politiemutaties vanwege het bezorgen van overlast, winkeldiefstal, bedreiging en in 2021 boetes en wederom een veroordeling wegens bedreiging met geweld. Vanaf januari 2022 tot aan zijn aanhouding is er een neergaande spiraal met verlies van werk en woning, beginnen met gokken en bijkomend alcoholgebruik naast het blowen.
Alles overziend lijkt er sprake van een gebrekkig maatschappelijk functioneren met problemen op meerdere levensterreinen gepaard gaande met antisociale gedragingen. Wat de onderliggende reden(en) is (zijn) hiervan is onduidelijk gebleven. Gedacht kan worden aan persoonlijkheidsproblematiek, stemmingsproblematiek door onthechting en eenzaamheid, maar ook aandeel hierin door een mogelijke traumatisatie in het land van herkomst en/of middelengebruik e/o psychotische ontwikkeling kan niet uitgesloten worden. Onderzoekers hadden deze factoren graag nader willen onderzoeken. Betrokkene heeft echter niets willen delen over zijn gedachten, gevoelens en drijfveren. (…)
In de afgelopen jaren zijn er meerder signalen van vreemd en onvoorspelbaar gedrag.
Betrokkene uit achterdocht naar de reclassering en wil niet met hen in gesprek (2021), in het trajectconsult (2022) wordt achterdocht beschreven naar buren die hem als crimineel zouden behandelen en de gedachte dat instanties hem niet wilden helpen. Dit zou nog als enigszins passend bij zijn situatie kunnen worden beschouwd. Anders is dat bij met de observaties vanuit detentie waarvoor opschaling naar PPC geïndiceerd werd. Men signaleerde daar paranoïde denkbeelden in de gaten te worden gehouden en dat er complotten tegen hem werden aangespannen. Het is minder waarschijnlijk dat in detentie - in tegenstelling tot daarvoor in de thuissituatie - alcohol en drugsgebruik een rol speelden in het ontstaan van deze paranoïde, al is dat niet geheel uit te sluiten. Tijdens onderhavig onderzoek werd geen psychotische symptomatologie gesignaleerd. Dit kan meerdere de oorzaken hebben: het gebrek aan medewerking heeft weinig zicht op betrokkenes belevingswereld doen ontstaan, de structuur van het PBC en/of geen (of minder) drugsgebruik. Al met al kan in onderhavig onderzoek persoonlijkheidsproblematiek, een psychotische component maar ook een schizofreniforme ontwikkeling niet bevestigd of uitgesloten worden.
Hoewel verdachte niet heeft meegewerkt aan het onderzoek in het PBC, lijkt verdachte volgens de psychiater gebrekkig maatschappelijk te functioneren. Er zijn problemen op meerdere levensterreinen die gepaard gaan met antisociale gedragingen. Verder is er uit onderliggende stukken gebleken dat er meerdere signalen zijn van onvoorspelbaar gedrag waaronder achterdocht naar de reclassering en naar buren. In detentie zijn paranoïde denkbeelden gesignaleerd. Verdachte dacht dat hij in de gaten werd gehouden en dat er complotten tegen hem werden gesmeed.
-
Het reclasseringsadvies voorgeleiding rechter-commissaris van 29 juni 2022, opgemaakt door reclasseringswerker bij Reclassering Nederland B. Lauteslager;
Verdachte geeft aan zich gebroken te voelen vanbinnen. Hij zal zijn huisvesting verliezen. Adequate dagbesteding ontbreekt. Verdachte heeft geen inkomen en hij heeft schulden. Verder drinkt verdachte iedere dag bier. Soms rookt hij wiet.
-
Het trajectconsult van 29 juni 2022, opgemaakt door A. Wulterkens, psychiater in opleiding en S. van Hulten, psychiater, verbonden aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP);
Verdachte blowt sinds januari nog nauwelijks wegens geldgebrek. Hij is daarvoor in de plaats overgestapt naar 2 tot 5 blikjes goedkoop bier per dag. Om aan meer geld te komen is verdachte dagelijks gaan gokken.
De rechtbank leidt uit de genoemde rapporten af dat bij verdachte al langere tijd signalen zijn van een maatschappelijke teloorgang en achterdochtig gedrag. Verdachte is herhaaldelijk met politie en justitie in aanraking gekomen wegens onvoorspelbaar en agressief gedrag. Verdachte heeft ook met het thans begane feit volstrekt oninvoelbaar agressief gedrag getoond jegens een betrekkelijk willekeurig slachtoffer.
Al met al ziet de rechtbank in de inhoud van de genoemde rapporten, in samenhang met hetgeen door de psychiater ter terechtzitting als deskundige is verklaard, en gelet op hetgeen verder over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte is gebleken, voldoende aanwijzingen dat bij de verdachte voorafgaand, tijdens en na het plegen van de bewezen geachte feiten, een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. De rechtbank kan geen uitspraken doen met betrekking tot de specifieke aard, oorzaak en mogelijke behandeling van deze stoornis. Deze vragen vallen niet binnen haar competentie.
De rechtbank acht, gelet op het bewezenverklaarde, het strafblad van verdachte en het bestaan van een geestelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van verdachtes geestvermogens, de kans op herhaling en het gevaar voor de samenleving aanwezig. Vanwege de ernst van het bewezenverklaarde, waarbij een discussie met een winkelmedewerker uit onvrede over een paar schoenen (reeds) uitmondde in een agressieve daad van verdachte met mogelijk fatale gevolgen, vindt de rechtbank het vanuit veiligheidsoogpunt onverantwoord om verdachte onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat verdachte ter beschikking gesteld dient te worden en van overheidswege dient te worden verpleegd. Het door verdachte begane feit is een misdrijf te waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de veiligheid van anderen eisen het opleggen van deze maatregel. De rechtbank zal daarom de tbs-maatregel opleggen en daarbij bevelen dat verdachte van overheidswege zal worden verpleegd. Omdat sprake is van een misdrijf dat gericht is tegen de onaantastbaarheid van het lichaam, kan de tbs-maatregel langer dan vier jaar duren.
Onvoorwaardelijke gevangenisstraf
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van het gepleegde feit, naast een tbs-maatregel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte dient te worden opgelegd. De rechtbank heeft bij de bepaling van de hoogte van de op te leggen straf gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank houdt ook rekening met het feit dat de rechtbank naast gevangenisstraf ook de tbs-maatregel aan verdachte oplegt. De rechtbank vindt het belangrijk dat het niet al te lang duurt voordat met de behandeling van verdachte kan worden begonnen. In de combinatie van deze factoren ziet de rechtbank redenen om af te wijken van de eis van de officier van justitie en een lagere gevangenisstraf op te leggen dan geëist. De rechtbank legt aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op van drie jaren, met aftrek van het voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.