ECLI:NL:RBAMS:2023:4045

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 juni 2023
Publicatiedatum
3 juli 2023
Zaaknummer
C/13/722754 / FA RK 22-5716
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van huwelijkse voorwaarden en eenvoudige gemeenschappen na echtscheiding met betrekking tot vergoedingsrechten en peildatum

In deze beschikking van de Rechtbank Amsterdam, uitgesproken op 27 juni 2023, wordt de verdeling van huwelijkse voorwaarden en eenvoudige gemeenschappen na echtscheiding behandeld. De zaak betreft een verzoek van de man en de vrouw, die beiden advocaten hebben ingeschakeld, om de afwikkeling van hun huwelijkse voorwaarden en de verdeling van hun gezamenlijke bezittingen. De rechtbank heeft eerder een beschikking gegeven op 20 februari 2023, waarin partijen de gelegenheid kregen om een minnelijke regeling te treffen, maar dit is niet gelukt. Tijdens de mondelinge behandeling op 16 mei 2023 zijn beide partijen verschenen en hebben zij hun standpunten toegelicht.

De rechtbank oordeelt dat de peildatum voor de verrekening van het vermogen 18 december 2020 is, de datum waarop de samenleving is beëindigd. De rechtbank stelt vast dat er een samenloop is van te verrekenen vermogen en de verdeling van eenvoudige gemeenschappen. De man en de vrouw zijn het erover eens dat de goederen die tot de eenvoudige gemeenschappen behoren, zoals de echtelijke woning, betrokken moeten worden bij de afwikkeling van het verrekenbeding. De rechtbank oordeelt dat de aandelen van partijen in de eenvoudige gemeenschappen bij de verrekening moeten worden betrokken, maar dat dit per saldo niets uitmaakt voor de uiteindelijke verdeling.

De rechtbank heeft de investeringen van beide partijen in de woning beoordeeld en vastgesteld dat de man € 10.452,-- en de vrouw € 13.220,-- te verrekenen vermogen heeft. De vrouw moet een bedrag van € 1.384,-- aan de man betalen. De rechtbank heeft ook de verdeling van de gezamenlijke bezittingen, zoals de auto’s, caravan, boot en inboedel, geregeld. De rechtbank heeft bepaald dat de vrouw de overlijdensrisicoverzekering en de inboedel krijgt, terwijl de man de auto en de boot krijgt. De rechtbank heeft de verzoeken tot verrekening van de gezamenlijke bankrekening afgewezen en het saldo gelijkelijk verdeeld. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en partijen zijn verantwoordelijk voor hun eigen kosten in deze procedure.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugdzaken
locatie Amsterdam
zaaknummer / rekestnummer: C/13/722754 / FA RK 22-5716
Beschikking d.d. 27 juni 2023 betreffende de verdeling
in de zaak van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen: de man/de vader,
advocaat mr. J.W.J. Hijnen, gevestigd te Beverwijk,
tegen
[verweerster] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen: de vrouw/de moeder
advocaat mr. W.J.P. Kweens, gevestigd te Nijmegen.

1.De verdere procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van deze rechtbank d.d. 20 februari 2023;
- het F9-formulier van 5 mei 2023 met producties van de man;
- het F9-formulier van 5 mei 2023 met producties en een aanvullend verzoek van de vrouw;
- het F9-formulier van 6 mei 2023 met producties van de vrouw.
1.2.
Bij beschikking van 20 februari 2023 heeft de rechtbank de zaak aangehouden ten aanzien van de verrekening en verdeling om partijen in de gelegenheid te stellen in overleg te gaan over een minnelijke regeling. Het is partijen vervolgens niet gelukt om een minnelijke regeling te treffen.
1.3.
Er heeft daarop een nieuwe mondelinge behandeling plaatsgevonden op 16 mei 2023.
Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaten.
Partijen hebben daarbij pleitaantekeningen ingediend.

2.De verdere beoordeling

Opmerkingen vooraf
2.1.
De rechtbank verwijst naar en neemt over hetgeen is opgenomen in haar beschikking van 20 februari 2023. In de beschikking heeft de rechtbank instructies aan partijen gegeven ten aanzien van de (eventuele) voortzetting van de procedure. In rechtsoverweging 3.4.3. heeft de rechtbank bepaald:

De rechtbank zal geen nieuwe processtukken toestaan voorafgaand aan deze mondelinge behandeling. Alleen een enkele overzichtelijke productie zal worden geaccepteerd als deze uiterlijk tien dagen voor de mondelinge behandeling wordt toegezonden aan de rechtbank en de wederpartij. Tijdens de mondelinge behandeling krijgen beide advocaten 25 minuten spreektijd en vervolgens nog 5 minuten de tijd om op elkaar te reageren. De advocaten dienen daarmee bij het opstellen van een pleitnota rekening te houden. De advocaten worden tot slot verzocht in de pleitnota hun verzoeken ten aanzien van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden en de verdeling van de eenvoudige gemeenschappen (zoals opgenomen in de processtukken) nog een keer overzichtelijk voor de rechtbank op een rijtje te zetten.’
De vrouw heeft vervolgens een aanvullend verzoek gedaan in haar processtuk van 5 mei 2023. De man heeft daar bezwaar tegen gemaakt. De rechtbank is met de man van oordeel dat het aanvullende verzoek van de vrouw in strijd is met de instructies van de rechtbank en daarmee in strijd met de goede procesorde. Partijen hebben voorafgaand aan de eerste mondelinge behandeling op 24 januari 2023 de gelegenheid gehad om hun verzoeken en standpunten te onderbouwen en te wijzigen, waarvan toen ook door beide partijen uitgebreid gebruik is gemaakt. De rechtbank vond het geschil er met al deze stukken, de wijze waarop deze waren ingericht en waarbij standpunten en verzoeken werden gewijzigd, er niet overzichtelijker op geworden. De nieuwe mondelinge behandeling is gehouden om partijen de gelegenheid te geven hun verzoeken en standpunten ten aanzien van de verrekening en verdeling voor de rechtbank nog een keer overzichtelijk en beknopt op een rijtje te zetten, zoals ook blijkt uit de instructie die de rechtbank aan partijen heeft gegeven. Voor nieuwe verzoeken was geen plaats. De rechtbank laat het nieuwe verzoek van de vrouw dan ook buiten beschouwing. De rechtbank is verder van oordeel dat de pleitnota van de advocaat van de vrouw evenmin voldoet aan de instructie van de rechtbank. In deze pleitnota worden onder het kopje ‘vergoedingsrechten van partijen’ veel bedragen en cijfers genoemd met verwijzingen naar producties. Het was voor de rechtbank daardoor moeilijk te volgen en voor de advocaat van de man onmogelijk om daarop goed verweer te voeren zoals hij op de mondelinge behandeling ook heeft meegedeeld. Het is de rechtbank, bij nalezing van de pleitnota van de advocaat van de vrouw na afloop van de mondelinge behandeling, gebleken dat de vrouw haar standpunt ten aanzien van het bedrag dat zij aan privévermogen heeft geïnvesteerd in de echtelijke koopwoning aanzienlijk heeft vermeerderd (van € 67.748,78 naar € 97.661,66) . De rechtbank acht deze vermeerdering in strijd met de goede procesorde en zal deze vermeerdering daarom eveneens buiten beschouwing laten.
Het openstaande geschil
2.2.
Tussen partijen dient nog de afwikkeling van hun huwelijksvoorwaarden plaats te vinden alsmede de verdeling van de ontstane eenvoudige gemeenschappen.
2.3.
In hun huwelijksvoorwaarden zijn partijen, voor zover in de onderhavige zaak relevant, het volgende overeengekomen:
-
Artikel 1: Tussen de echtgenoten zal elke gemeenschap van goederen zijn uitgesloten.
-
Artikel 7:
Lid 1: Na afloop van ieder kalenderjaar delen de echtgenoten bij helfte hetgeen zij in dat jaar van hun inkomen hebben gespaard.
Lid 2: Onder gespaard inkomen wordt verstaan dat deel van het inkomen van de echtgenoten dat niet is besteed aan kosten van de huishouding dan wel op andere wijze aan hen beiden ten goede is gekomen, noch is uitgegeven tot behoud of normaal onderhoud van privévermogen of ter voldoening van belastingen, premies van sociale verzekeringen en persoonlijke verplichtingen. In het gespaarde inkomen is begrepen dat deel van het eigen inkomen dat een echtgenoot heeft aangewend ter betaling van privéschulden alsmede ter betaling van premies en/of koopsommen van levens- en ongevallenverzekeringen en de premies voor ouderdomspensioen, doch deze laatste alleen in het geval als de echtgenoten pensioenverevening bij echtscheiding hebben uitgesloten.
Lid 3: Het door de ene echtgenoot overgespaard inkomen komt voor de helft toe aan de andere echtgenoot die ter zake daarvan een vordering heeft op de ene echtgenoot. Indien de echtgenoten over en weer een vordering op elkaar krijgen worden hun vorderingen door een daartoe strekkende verklaring met elkaar verrekend tot het bedrag van de kleinste vordering. Hetgeen na verrekening ter betaling door een echtgenoot resteert dient binnen een jaar na afloop van het desbetreffende kalenderjaar aan de andere echtgenoot te worden uitgekeerd.
-
Artikel 8
Lid 1: Indien een verrekenplicht betrekking heeft op een in de huwelijkse voorwaarden omschreven tijdvak van het huwelijk en over dat tijdvak niet is afgerekend, blijft de verplichting tot verrekening over dat tijdvak in stand en strekt zich uit over het saldo, ontstaan door belegging en herbelegging van hetgeen niet verrekend is, alsmede over de vruchten daarvan.
-
Lid 2: Indien bij het einde van het huwelijk aan een bij deze huwelijkse voorwaarden overeengekomen periodieke verrekenplicht niet is voldaan, wordt het alsdan aanwezige vermogen vermoed te zijn gevormd uit hetgeen verrekend had moeten worden, tenzij uit de redelijkheid en billijkheid in het licht van de aard en omvang van de verrekenplicht anders voortvloeit.
-
Artikel 9: Geen deling van overgespaard inkomen als bedoeld in artikel 7 heeft plaats:
Over de tijd dat de echtgenoten, anders dan in onderling overleg, niet samen wonen of dat tussen hen scheiding van tafel en bed bestaat.
2.4.
Partijen hebben jaarlijks niet verrekend. Zij hebben verzocht om de verrekening van de vermogensstijging tijdens het huwelijk alsnog vast te stellen. Daarnaast zijn tussen partijen eenvoudige gemeenschappen ontstaan, waarvan partijen de verdeling hebben verzocht. Partijen stellen voorts over en weer vergoedingsrechten te hebben.
Samenloop verrekenen en verdelen
2.5.
Partijen verschillen van mening over hoe er moet worden omgegaan met de samenloop van het te verrekenen vermogen en de verdeling van de eenvoudige gemeenschappen.
2.6.
Partijen zijn het erover eens dat voor de verrekening kan worden uitgegaan van de peildatum 18 december 2020 (de datum van het beëindigen van de samenleving).
Standpunt vrouw
2.7.
Volgens de vrouw dienen de goederen die tot de eenvoudige gemeenschappen behoren in de afwikkeling van het verrekenbeding te worden betrokken. De vrouw verwijst daartoe naar het arrest van de Hoge Raad van 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:156). De vrouw stelt zich op het standpunt dat de goederen die tot eenvoudige gemeenschappen behoren, zoals de echtelijke woning, gewaardeerd moeten worden per peildatum 18 december 2020, te weten de datum die geldt bij
de verrekeningDe vrouw komt in het kader van
de verdelingniet tot een andere/nieuwe waardebepaling van de goederen die tot eenvoudige gemeenschappen behoren.
Standpunt man
2.8.
De man is het met de vrouw eens dat de goederen die tot de eenvoudige gemeenschap behoren, zoals de echtelijke woning, in de afwikkeling van het verrekenbeding behoren te worden betrokken. Als peildatum van de waardering van de te verdelen goederen die tot de eenvoudige gemeenschappen behoren geldt volgens de man in het kader van de verdeling echter de hoofdregel van datum feitelijke verdeling.
Oordeel rechtbank
2.9.
De rechtbank is met partijen van oordeel dat het aandeel van partijen in de eenvoudige gemeenschappen, zoals de echtelijke woning, bij de verrekening dient te worden betrokken. Echter, volgens vaste jurisprudentie, moet bij een samenloop eerst worden verrekend en daarna
ooknog worden verdeeld. Zie ook het arrest van het Hof Den Haag van 24 maart 2015 (ECLI:NL:GHDA:2015:1669) dat is gewezen na terugverwijzing door de Hoge Raad in de door de vrouw genoemde zaak. In het kader van de verrekening dient bij ieder van partijen het aandeel van steeds elk 50% in de eenvoudige gemeenschappen, tegen de waarde op de hiervoor genoemde peildatum 18 december 2020, bij de verrekening te worden betrokken. In de regel zal dit per saldo echter niets uitmaken, omdat het vermogen van beide partijen met evenveel wordt verhoogd zodat dit bij de verrekening tegen elkaar wegvalt. Dat kan anders zijn als sprake is van een negatieve waarde van de echtelijke woning waardoor bij de ene echtgenoot geen sprake is van te verrekenen vermogen en bij de andere echtgenoot wel. Van deze uitzondering is in de zaak tussen partijen geen sprake. Ook als er ongelijk overgespaard inkomen in de woning is geïnvesteerd door partijen, wordt dit niet anders. Beide partijen hebben allebei dan immers evenveel recht op dit overgespaarde inkomen en na de verrekening dient toch nog de verdeling van de eenvoudige gemeenschappen plaats te vinden waarin beide partijen gelijke aandelen hebben. Conclusie: het meenemen van de aandelen van partijen die zij hebben in de eenvoudige gemeenschappen, in de afwikkeling van het te verrekenen vermogen levert een partij in dit geval ten opzichte van de verdeling, die nog moet plaatsvinden, niets extra’s op zodat de rechtbank de verrekening op dit punt achterwege laat. Er is dan ook geen belang bij waardering van de woning op de peildatum 18 december 2020.
2.10.
De rechtbank gaat nu eerst in op het te verrekenen vermogen van partijen en zal daarna de ontstane eenvoudige gemeenschappen verdelen. Bij de verdeling zal de rechtbank ook de vergoedingsrechten beoordelen.
Te verrekenen vermogen
Peildata te verrekenen vermogen
2.11.
Zoals gezegd, zijn partijen het er over eens dat als peildatum voor de omvang en de waardering van het te verrekenen vermogen 18 december 2020 geldt, te weten de datum van hun feitelijk uiteengaan. Partijen zijn het er tevens over eens dat bij deze verrekening de IB-aangifte 2021 van partijen als uitgangspunt dient.
Omvang te verrekenen vermogen
2.12.
Partijen hebben allebei diverse bank- en beleggingsrekeningen. Deze staan genoemd op de wederzijdse aangiften IB 2021.
Partijen zijn het erover eens dat het geld op de rekeningen ten behoeve van de kinderen van partijen buiten de verrekening dienen te blijven. Het betreft per peildatum:
  • [bankrekening 1] ad € 19.753,--
  • [bankrekening 2] ad € 19.753,--
  • [bankrekening 3] ad € 5.364,--
  • [bankrekening 4] ad € 5.420,--
  • 2 x beleggingsrekeningen Binck fundcoach, per kind € 13.307,--
Hetzelfde geldt voor de gezamenlijke kindrekening [kindrekening] ad € 3.553,--. Deze rekeningen en bedragen komen op de IB-aangiftes van beide partijen voor. De rechtbank zal overeenkomstig de standpunten van partijen deze rekeningen bij het te verrekenen vermogen buiten beschouwing laten.
2.13.
Er resteert op basis van de IB-aangifte 2021 dan nog aan banksaldi en beleggingen aan de zijde van de man een vermogen van € 50.452,--.
De man stelt dat dit volledige vermogen is gevormd uit schenkingen en erfenissen en dat er aan zijn kant dus geen sprake is van overgespaard inkomen dat verrekend moet worden. De man verwijst daartoe naar een verklaring van zijn moeder dat zij in de periode 2012 tot en met 2019 uit de nalatenschap van haar man diverse schenkingen aan de man heeft gedaan. De man verwijst daarnaast naar diverse bankrekeningafschriften uit deze periode waaruit dat blijkt. De vrouw erkent op basis van deze stukken dat van voornoemd bedrag van € 50.452,- een bedrag van € 40.000,-- afkomstig is uit erfenissen en schenkingen. Daarmee resteert een bedrag van € 10.452,-- dat vermoed wordt overgespaard en daarmee te verrekenen vermogen te zijn aan de zijde van de man. De rechtbank is met de vrouw van oordeel dat de man dit bewijsvermoeden niet heeft weerlegd met de stukken die hij heeft overgelegd zodat de rechtbank aan de zijde van de man dit bedrag van
€ 10.452,--als te verrekenen vermogen zal aanmerken.
2.14.
Bij de vrouw resteert op basis van de IB-aangifte 2021 nog aan banksaldi en beleggingen een vermogen van € 133.938,00. De vrouw heeft onderbouwd gesteld dat daarvan een bedrag van € 120.718,00 buiten de verrekening dient te blijven omdat dit geen overgespaard inkomen betreft. De rechtbank verwijst daartoe naar de processtukken van de vrouw van 8 en 14 januari 2023. De gewijzigde standpunten in de pleitnota van de vrouw, laat de rechtbank daarbij buiten beschouwing. De man heeft dit bedrag niet althans onvoldoende weersproken. De rechtbank zal aan de zijde van de vrouw dan ook uitgaan van een te verrekenen vermogen van
€ 13.220,--.
2.15.
De vrouw heeft daarnaast nog aangevoerd dat de waarde van de aandelen van [naam bv] en [naam stichting] van de man in de verrekening moeten worden betrokken. De man heeft hiertegen verweer gevoerd en een verklaring van zijn accountant in het geding gebracht waaruit blijkt dat deze aandelen geen waarde hebben op de peildatum.
2.16.
De rechtbank is van mening dat de man zijn verweer voldoende heeft onderbouwd zodat dit verzoek van de vrouw wordt afgewezen.
2.17.
Partijen hebben niet gesteld dat er nog ander (relevant) te verrekenen vermogen is.
2.18.
De man heeft op de peildatum dus € 10.452,-- te verreken vermogen en de vrouw € 13.220,-- te verrekenen vermogen. De vrouw dient daarmee een bedrag van € 1.384,-- aan de man te betalen.
Verdeling eenvoudige gemeenschappen
Peildatum:
2.19.
De rechtbank zal, conform de wet, als peildatum voor de omvang van het te verdelen vermogen de datum van indiening van het verzoek tot echtscheiding (25 augustus 2021) hanteren. De rechtbank zal als peildatum voor de waardering van de goederen die tot eenvoudige gemeenschappen behoren conform de hoofdregel de datum van de feitelijke verdeling hanteren. Partijen zijn niet anders overeengekomen en ook uit de redelijkheid en billijkheid vloeit niet anders voort, met uitzondering van de gezamenlijke bankrekening waarvoor later meer.
2.20.
Tussen partijen staat vast dat de hierna te noemen goederen gemeenschappelijk eigendom zijn en verdeeld moeten worden. De rechtbank zal deze afzonderlijk behandelen.
De woning
2.21.
Beide partijen hebben verzocht om verdeling van hun koopwoning te Amsterdam, aan de [adres] . De waarde van de woning is in geschil. Op deze woning rust een hypothecaire geldlening bij Florius bestaande uit een deel aflossingsvrije hypotheek en een deel spaarhypotheek, met daaraan gekoppeld een levensverzekering bij ASR met polisnummer [polisnummer 1] . De vrouw heeft vanaf de aanvang van het geding gesteld dat zij deze woning (en bijbehorende hypotheek en levensverzekering) toegedeeld wenst te krijgen, waarbij zij de man zal laten ontslaan uit zijn hypothecaire verplichtingen. De man heeft aanvankelijk gesteld dat de woning dient te worden verkocht aan (een) derde(n), doch heeft tijdens de mondelinge behandeling zijn standpunt gewijzigd in die zin dat hij de woning (en bijbehorende hypotheek en levensverzekering)toegedeeld wenst te krijgen, onder de verplichting de vrouw te laten ontslaan uit haar hypothecaire verplichtingen.
2.22.
De rechtbank bepaalt dat de vrouw drie makelaars/taxateurs noemt, waarvan de man er één kiest om de huidige marktwaarde van de woning vast te stellen. Daarna krijgt eerst de vrouw gedurende twee maanden de mogelijkheid de woning en bijhorende hypotheken en verzekeringen toegedeeld te krijgen en wanneer dit niet lukt, dan wel zij dit niet wenst, krijgt de man gedurende de twee daaropvolgende maanden dezelfde mogelijkheid, een en ander met het ontslag van de ander uit de hoofdelijke aansprakelijkheid terzake de hypotheek.
De rechtbank merkt ten aanzien van het gewijzigde verzoek van de man op, dat dit verzoek in strijd is met de instructies gegeven in de eerdere beschikking van 20 februari 2023.
Dit is dan ook de reden dat de vrouw als eerste de mogelijkheid krijgt om de woning aan zich te laten toedelen. De rechtbank acht het echter voor de minderjarige kinderen van partijen van belang, dat wanneer het de vrouw niet lukt de woning aan zich te laten toedelen, de man alsnog die mogelijkheid krijgt, zodat de rechtbank het verzoek van de man wel inhoudelijk behandelt.
Wanneer de woning niet aan één van beide partijen kan worden toegedeeld, wordt deze verkocht aan (een) derde(n). Bij verkoop van de woning zal de overwaarde gelijkelijk tussen partijen worden gedeeld (na verrekening van ieders hierna te noemen vergoedingsrecht). De kosten van toedeling/verkoop zullen gelijkelijk door partijen worden gedragen. De rechtbank zal een en ander opnemen in het dictum conform het zogenaamde spoorboekje.
Vergoedingsrechten t.a.v. de woning
2.23.
Beide partijen hebben gesteld vergoedingsrechten ten aanzien van de woning te hebben. De rechtbank zal eerst de investeringen van de man behandelen en daarna de investeringen van de vrouw.
Investeringen man
2.24.
De man heeft gesteld dat hij met privévermogen € 11.500,-- en € 33.400,-- heeft afgelost op de hypothecaire lening verbonden aan de woning.
De vrouw heeft het bedrag van € 33.400,-- erkend en het bedrag van € 11.500,-- betwist. Zij stelt dat op het moment dat de man de aflossing van € 11.500,-- op de hypothecaire lening deed, hij nog niet beschikte over schenkingen tot dat bedrag. Volgens de vrouw betreft de aflossing van € 11.500,-- dan ook een aflossing met overgespaard inkomen, zodat de man op dit punt geen vergoedingsrecht toe komt.
Los van het voorgaande heeft de vrouw gesteld dat zij voorts akkoord gaat met een investering van € 4.075,-- uit privévermogen van de man.
In totaal is er overeenstemming ten aanzien van een investering met privévermogen door de man van € 37.475,--.
2.25.
De rechtbank gaat uit van een investering met privévermogen door de man van € 37.475,-- nu de man, tegenover de gemotiveerde betwisting ervan door de vrouw, zijn standpunt onvoldoende heeft onderbouwd.
Investeringen vrouw
2.26.
De vrouw heeft gesteld dat zij met privévermogen € 15.000,--, heeft afgelost op de hypothecaire lening en een bedrag van € 52.748,78 uit privévermogen aan verbouwingen voor de woning heeft voldaan, zodat haar totale investering uitkomt op € 67.748,78.De man heeft de aflossing van € 15.000,-- erkend en een bedrag van € 30.829,12 aan verbouwingen erkend.
2.27.
De vrouw heeft haar investeringen in de woning van € 67.748,78 onderbouwd. De man heeft gelet op deze onderbouwing deze investeringen onvoldoende weerspoken. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de vrouw met privé vermogen een bedrag van € 67.748,78 heeft geïnvesteerd in de woning.
Vergoedingsrechten, beleggingsleer
2.28.
Partijen zijn het er over eens dat op deze investeringen in de woning de beleggingsleer van toepassing is zodat ook het rendement over deze investeringen moet worden berekend om ieders vergoedingsrecht vast te kunnen stellen.
Ieders vergoedingsrecht kan pas worden berekend zodra de waarde van de woning vaststaat. Dan mogen partijen eerst het aan ieder van hen toekomende bedrag uit de (verkoop)opbrengst halen en daarna de overwaarde verdelen.
De hierbij toe te passen formule luidt:
de investering / de totale tegenprestatieop dat momentx de waarde van de woning op het moment van de feitelijke verdeling.
Ieders investering heeft de rechtbank zojuist vastgesteld en de waarde van de woning zal worden vastgesteld door de aan te stellen makelaar/taxateur. De totale tegenprestatie (wat er voor de woning is voldaan) op het moment van de investering/aflossing is echter per aflossingsmoment/investeringsmoment verschillend. Uit praktische overwegingen bepaalt de rechtbank derhalve dat hiervoor de totale financiering ad € 333.976,--, zoals door de vrouw en de man is aangevoerd, dient te gelden.
2.29.
Het vergoedingsrecht van de man bedraagt derhalve: € 37.475,-- / € 333.976,-- x de waarde van de woning = NTB.
Het vergoedingsrecht van de vrouw bedraagt: € 67.748,78 / € 333.976,-- x de waarde van de woning = NTB.
De rechtbank zal in het dictum opnemen dat ieder voornoemd vergoedingsrecht ten aanzien van de woning heeft.
Overlijdensrisicoverzekering met polisnummer [polisnummer 2]
2.30.
De vrouw heeft verzocht de overlijdensrisicoverzekering aan haar toe te delen.
De man heeft hiertegen geen verweer gevoerd, zodat de rechtbank deze verzekering zal toedelen aan de vrouw.
De auto’s:
2.31.
Er is overeenstemming over de verdeling van de beide auto’s in die zin, dat de Saab aan de vrouw wordt toegedeeld tegen een waarde van € 1.000,-- en de Volvo aan de man wordt toegedeeld tegen een waarde van € 1.500,--.
De man dient de vrouw in dit kader een bedrag van € 250,-- te vergoeden.
Caravan en boot:
2.32.
Er is overeenstemming over de verdeling van de caravan en de boot. De caravan zal worden toegedeeld aan de vrouw tegen een waarde van € 7.500,-- en de boot zal worden toegedeeld aan de man tegen een waarde van € 7.112,--. De vrouw dient de man in dit kader een bedrag van € 194,-- te vergoeden.
Inboedel
2.33.
De vrouw verzoekt toedeling van de inboedel in haar bezit aan haar en toebedeling van de inboedel in bezit van de man aan hem, een en ander zonder nadere verrekening. De man gaat daar niet mee akkoord omdat volgens hem de vrouw zo ongeveer alle inboedel die partijen in eenvoudige gemeenschap toebehoren in haar bezit heeft. De man verzoekt toedeling van de inboedel aan de vrouw tegen een vergoeding aan hem van een bedrag van € 2.500,--. Hij stelt dat de inboedel € 5.000,- waard is. Nu de vrouw niet heeft weersproken dat zij zo ongeveer alle inboedel die partijen in eenvoudige gemeenschap toebehoren in haar bezit heeft en dat deze inboedel de door de man gestelde waarde heeft, zal de rechtbank het verzoek van de man toewijzen.
Gezamenlijke bankrekening [kindrekening]
2.34.
Beide partijen hebben verzocht om verdeling van het banksaldo van hun gezamenlijke bankrekening bij de ASN bank, die door beide partijen tot september 2021 is gefourneerd. In de periode van 1 juni 2022 tot en met januari 2023 fungeerde deze rekening als kinderrekening, waarbij ieder van partijen € 216,-- per maand op de rekening stortte (in totaal € 3.456,--).
Tijdens de mondelinge behandeling is duidelijk geworden dat de man inmiddels een nieuwe bankrekening heeft geopend die als kinderrekening zal dienen, zoals ook afgesproken tijdens de vorige mondelinge behandeling en opgenomen in de beschikking van 20 februari 2023. Partijen zijn het er tevens over eens dat de gezamenlijke bankrekening zal worden voortgezet door de vrouw.
In geschil is echter de verrekening van afschreven bedragen van deze rekening ten behoeve van ieder van partijen zelf.
2.35.
De man stelt zich op het standpunt dat er € 2.000,-- vanuit de gezamenlijke bankrekening moet worden overgemaakt naar de nieuwe kinderrekening en hij wenst nog een bedrag van € 2.382,80 van de vrouw te ontvangen. Beide partijen hebben betalingen vanuit de rekening voor henzelf verricht; de vrouw heeft echter een bedrag van € 2.382,80 méér afgeschreven dan de man, aldus de man.
De vrouw stelt zich op het standpunt dat de man een bedrag van € 3.261,53 dient te voldoen op de nieuwe kinderrekening en wenst dat de man zijn medewerking verleent aan de wijziging van de tenaamstelling van de gezamenlijke bankrekening.
Beide partijen hebben een dwangsom verbonden aan hun verzoeken en hebben elkaars overzicht van de te verrekenen bedragen betwist.
2.36.
De rechtbank stelt vast dat partijen in september 2021 gestopt zijn met het fourneren van deze rekening. In principe is het dus redelijk om het saldo op of omstreeks 1 september 2021 tussen partijen te verdelen.
Echter, in de onderhavige kwestie staat vast dat partijen samen, ten behoeve van hun kinderen, daarna nog een bedrag van € 3.456,-- op deze rekening hebben gestort, waarvan onduidelijk is welk deel hiervan feitelijk aan de kinderen is besteed. Daarna hebben er na de peildatum diverse bijboekingen (onder andere belastingteruggaven etc.) en afboekingen ten behoeve van ieder van partijen (onder andere Vattenfall, Florius, KPN) plaatsgevonden. Voor de rechtbank is de verrekening niet vast te stellen, nu partijen hun verrekenvorderingen onvoldoende inzichtelijk hebben gemaakt en elkaars overzicht hebben betwist. De rechtbank zal de verzoeken tot verrekening dan ook afwijzen en acht het onder deze omstandigheid redelijk het saldo van de gezamenlijke rekening per datum van deze beschikking tussen partijen gelijkelijk te verdelen.
De rechtbank gaat er hierbij vanuit dat partijen, zoals afgesproken, met ingang van januari 2023 hun bijdrage ten behoeve van de kinderen op de nieuwe kinderrekening storten.
Voorts zal het verzoek van de vrouw, te weten dat de tenaamstelling van deze rekening wordt gewijzigd in die zin dat zij de rekening voortzet en de man hieraan zijn medewerking dient te verdelen, worden toegewezen, nu de man zich hiertegen niet heeft verzet. De hierbij verzochte dwangsom wijst de rechtbank, wegens gebrek aan belang, af.
Ingetrokken verzoeken
2.37.
De man heeft zijn verzoeken tot afgifte van zijn persoonlijke zaken en tot doorzending van de post ingetrokken, zodat hierop niet meer hoeft te worden beslist.
Overige verzoeken
2.38.
De vrouw heeft verzocht om (de helft) van de door de man opgebouwde schadevrije jaren aan haar toe te kennen zodat ieder dan nog steeds 10 jaar heeft en voor de maximale no-claim korting in aanmerking kan komen, een en ander op straffe van een dwangsom.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat partijen bijna overeenstemming hebben bereikt op dit punt. De rechtbank gaat er vanuit dat partijen dit samen zullen afwikkelen zodat de vrouw geen belang meer heeft bij haar verzoek en de rechtbank dit zal afwijzen.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
bepaalt dat de vrouw in het kader van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden een bedrag van € 1.384,-- aan de man zal voldoen binnen twee weken na afgifte van deze beschikking;
3.2.
gelast de wijze van verdeling van de koopwoning van partijen te ( [postcode] ) Amsterdam, aan de [adres] als volgt:
- bepaalt dat de vrouw binnen een week na afgifte van deze beschikking drie NVM makelaars/taxateurs aan de man voorstelt, waarvan de man er vervolgens binnen een week daarna één kiest, waarna partijen deze makelaar/taxateur vervolgens onverwijld opdracht zullen geven om binnen één maand na de opdracht bindend de marktwaarde van de echtelijke woning van partijen per datum taxatie vast te stellen. De kosten van de taxatie delen partijen;
In de situatie dat de echtelijke woning aan de vrouw wordt toegedeeld:
- bepaalt dat de vrouw vervolgens twee maanden na de taxatie de tijd krijgt om aan te tonen dat zij in staat is de toedeling van de woning te financieren door overname van de hypothecaire geldlening en bijhorende verzekering en hiervoor de man uit de hoofdelijke aansprakelijkheid te ontslaan. Indien de vrouw daarin slaagt, dient zij ten tijde van de levering van het aandeel van de man bij de notaris de helft van de overwaarde aan de man te voldoen, met inachtneming van de hierna te noemen vergoedingsrechten van partijen. De kosten van de toedeling zijn voor de vrouw;
- bepaalt dat als de vrouw niet binnen twee maanden na taxatie kan aantonen dat zij in staat is om de toedeling van de woning te financieren of dat zij toedeling niet langer wenst, de man hiertoe dezelfde mogelijkheid zal krijgen;
In de situatie dat de echtelijke woning aan de man wordt toegedeeld:
- bepaalt dat de man vervolgens twee maanden tijd krijgt om aan te tonen dat hij in staat is de toedeling van de woning te financieren door overname van de hypothecaire geldlening en bijbehorende verzekering en hiervoor de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid te ontslaan. Indien de man daarin slaagt, dient hij ten tijde van de levering van het aandeel van de vrouw bij de notaris de helft van de overwaarde aan de vrouw te voldoen, met inachtneming van de hierna te noemen vergoedingsrechten van partijen. De kosten van de toedeling zijn voor de man;
- bepaalt dat als de man niet binnen twee maanden kan aantonen dat hij in staat is om de toedeling van de woning te financieren of dat hij toedeling niet langer wenst, de woning dan zal worden verkocht aan (een) derde(n);
In de situatie dat de echtelijke woning verkocht wordt aan (een) derde(n):
- bepaalt dat wanneer ook de man de woning niet binnen genoemde termijn aan zich laat toedelen, binnen twee weken na het verstrijken van de termijn dan wel het bericht van de man dat hij de woning niet toegedeeld wenst te krijgen, de in punt 3.2 van dit dictum genoemde NVM makelaar/taxateur belast wordt met de verkoop van de woning;
- bepaalt dat indien partijen niet binnen twee weken na de opdrachtverlening er in slagen om gezamenlijk de vraagprijs te bepalen, de makelaar de vraagprijs bindend voor partijen vaststelt;
- bepaalt dat als partijen geen overeenstemming kunnen bereiken over de verkooprijs, partijen aan de makelaar kunnen verzoeken om de verkoopprijs bindend vast te stellen;
- bepaalt dat als de verkoopprijs bindend is vastgesteld beide partijen verplicht zijn hun medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van de woning aan de koper(s);
- bepaalt dat de hypothecaire geldlening bij gelegenheid van de eigendomsoverdracht zal worden afgelost uit de verkoopopbrengst van de woning;
- bepaalt dat iedere partij gehouden is de helft van de kosten van de makelaar/taxateur en de overige kosten ter zake van de verkoop en levering te dragen;
- bepaalt dat de verkoopopbrengst na aflossing van de resterende hypothecaire geldlening en de betaling van de kosten van verkoop en overdracht, gelijkelijk tussen partijen dient te worden verdeeld, evenals de waarde van de bijbehorende verzekering, met inachtneming van de vergoedingsrechten van partijen;
Vergoedingsrechten ten aanzien van de woning
- bepaalt dat ieder van partijen recht heeft op de hierna te noemen vergoedingsrechten, waarbij partijen bij de hiervoor genoemde verdeling van hun woning eerst hun vergoeding toegekend krijgen, waarna de overwaarde van de woning, na aftrek van de met de eventuele verkoop aan een derde gepaard gaande kosten, gelijkelijk tussen partijen wordt verdeeld;
het vergoedingsrecht van de man bedraagt: € 37.475,-- / € 333.976,-- x de waarde van de woning = NTB;
het vergoedingsrecht van de vrouw bedraagt: € 67.748,78 / € 333.976,-- x de waarde van de woning = NTB;
3.3.
gelast de wijze van verdeling van de overige eenvoudige gemeenschappen tussen partijen als volgt:
- de overlijdensrisicoverzekering met polisnummer [polisnummer 2] wordt met gesloten beurzen aan de vrouw toegedeeld;
- de auto van het merk Saab wordt aan de vrouw toegedeeld tegen een waarde van € 1.000,-- en de auto van het merk Volvo wordt aan de man toegedeeld tegen een waarde van € 1.500,--; de man dient de vrouw in dit kader een bedrag van € 250,-- te vergoeden;
- de caravan wordt toegedeeld aan de vrouw tegen een waarde van € 7.500,-- en de boot wordt toegedeeld aan de man tegen een waarde van € 7.112,--; de vrouw dient de man in dit kader een bedrag van € 194,-- te vergoeden;
- de inboedel wordt toegedeeld aan de vrouw tegen een waarde van € 5.000,--; de vrouw dient de man in dit kader nog een bedrag van € 2.500,-- te vergoeden;
- het saldo van de gezamenlijke bankrekening [kindrekening] per datum van deze beschikking wordt gelijkelijk tussen partijen gedeeld; daarna wordt de tenaamstelling van deze rekening gewijzigd in die zin dat deze uitsluitend op naam van de vrouw wordt gesteld; de man zal hieraan zijn medewerking verlenen;
3.4.
verklaart de beslissing met betrekking tot de afwikkeling van de huwelijksvoorwaarden, verdeling van de eenvoudige gemeenschappen en vergoedingsrechten uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
bepaalt dat elke partij de eigen kosten van deze procedure draagt;
3.6.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.C.M. Oude Hengel, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. E.W.K. Bosman op 27 juni 2023.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden en overeenkomstig artikel 820 lid 2 Rv openlijk bekend is gemaakt.