ECLI:NL:RBAMS:2023:4035

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 juni 2023
Publicatiedatum
30 juni 2023
Zaaknummer
13/112746-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestaan van een Belgisch Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden

Op 29 juni 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat door België was uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1988 in België, was op dat moment gedetineerd in Nederland en had geen vaste woon- of verblijfplaats. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 15 juni 2023 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was en werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. I.J.M. de Wit. De officier van justitie, mr. W.H.R. Hogewind, heeft de vordering tot overlevering ingediend.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon instemde met zijn overlevering en dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, zijn opgenomen in de lijst van strafbare feiten zoals vermeld in bijlage 1 bij de Overleveringswet (OLW). De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen weigeringsgronden van toepassing zijn, met inachtneming van de detentieomstandigheden in België. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat er een algemeen gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling in Belgische gevangenissen, maar heeft in dit geval geoordeeld dat de door België gegeven garanties voldoende zijn om te concluderen dat er geen reëel gevaar bestaat voor de opgeëiste persoon.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van de OLW en dat er geen belemmeringen zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft daarom de overlevering van de opgeëiste persoon aan België toegestaan. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing, conform artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/112746-23
Datum uitspraak: 29 juni 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 9 mei 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1] Dit EAB is uitgevaardigd op
2 mei 2023 door de
substituut-procureur-generaal bij het Hof van Beroep Antwerpen(België) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (België) op [geboortedag] 1988,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te [plaats detentie 1] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 15 juni 2023, in aanwezigheid van mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. I.J.M. de Wit, advocaat in Amsterdam.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Belgische nationaliteit heeft.

3.Standpunt raadsvrouw

De raadsvrouw heeft namens de opgeëiste persoon meegedeeld dat hij instemt met zijn overlevering.

4.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een arrest van het
Hof van Beroep in Antwerpen (C5 kamer)van
20 juli 2022, met referentie
2018/PGA/3782en griffienummer
1024/22.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 50 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog 1.500 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest.
Dit arrest betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [2]

5.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

De rechtbank stelt vast dat uit onderdeel d) van het EAB, in samenhang gelezen met het verhoor van de opgeëiste persoon door de officier van justitie op 9 mei 2023, blijkt dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het voorgenomen proces. Ook blijkt dat de opgeëiste persoon een advocaat heeft gemachtigd om namens hem de verdediging te voeren en dat die advocaat zijn verdediging ook daadwerkelijk heeft gevoerd. Daarmee is sprake van de situatie als bedoeld in artikel 12, sub b, OLW, hetgeen betekent dat de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW zich niet voordoet.

6.Strafbaarheid: feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder de nummers 1 en 5, te weten (respectievelijk):
deelneming aan een criminele organisatie
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

7.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden

In een uitspraak van 14 december 2022 [3] heeft de rechtbank geoordeeld dat voor alle gevangenissen in België een algemeen gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en dat de door België afgegeven algemene detentiegarantie niet langer voldoet.
Op 24 mei 2023 heeft het
Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele rechten en Vrijheden, dienst internationale samenwerking in strafzaken, centrale autoriteitde volgende garantie gegeven:
“Ter beantwoording van het verzoek om een individuele detentiegarantie uitgaande van het Openbaar Ministerie Amsterdam (dd. 17 mei 2023) betreffende de detentieomstandigheden waaraan [opgeëiste persoon] (° [geboortedag] 1988) zal worden onderworpen na overlevering ingevolge het Europees aanhoudingsbevel (dd.2 mei 2023) met oog op de uitvoering van het arrest (dd. 20 juli 2022; ref. 2018/PGA/3782), verstrek ik u de volgende informatie.

1.In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?

[opgeëiste persoon] zal worden opgesloten in de gevangenis van [plaats detentie 2] . [4]
2. Welke waarborgen worden gegarandeerd inzake de detentieomstandigheden in de detentie-instelling?
België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel.
In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waar [opgeëiste persoon] aan zal worden onderworpen na overlevering:
- De opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan 3m2 individuele levensruimte. Dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten.
- De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9 m2 inclusief vast meubilair.
o De sanitair blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is afgescheiden van de rest van de cel door een muur of scherm.
o Het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast, bed en bureau.
- De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op grond hoeven te slapen.
- Er worden verschillend dagactiviteiten buiten de cel voorzien. Deze activiteiten omvatten in ieder geval regelmatige wandelingen in een open koer en familiebezoeken alsook toegang tot gemeenschappelijke ruimtes. Aanvullende activiteiten zoals sport en arbeid zijn onderhevig aan aanzienlijke wachtlijsten.

3.Sanitaire en hygiëne omstandigheden

Als algemene regel, voorziet de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in algemene rechten en plichten voor gedetineerden, o.a. het recht op dagelijkse persoonlijke hygiëne, het recht op toegang tot gezondheidszorg en -bescherming evenredig aan dewelke wordt voorzien buiten de gevangenismuren. In dit verband, is een penitentiaire gezondheidsraad opgericht bij wet die adviseert bij het verbeteren van de kwaliteit de gezondheidszorg binnen de gevangenismuren. De medische zorg binnen de gevangenismuren is van gelijke kwaliteit als de medische zorg die wordt verstrekt buiten de gevangenismuren.

Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [5] De rechtbank is van oordeel dat er, gezien deze garantie, voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling.

8.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW

Het EAB ziet op feiten die geacht worden geheel of gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd. In zo’n situatie kan de rechtbank de overlevering weigeren. [6]
De officier van justitie verzoekt de rechtbank af te zien van deze weigeringsgrond.
De rechtbank stelt voorop dat:
- aan de regeling van het EAB ten grondslag ligt dat overlevering de hoofdregel is en weigering de uitzondering moet zijn;
- de gedachte achter deze facultatieve weigeringsgrond is, te voorkomen dat Nederland zou moeten meewerken aan overlevering voor een zogenoemd lijstfeit dat geheel of ten dele in Nederland is gepleegd en dat hier niet strafbaar is of hier niet pleegt te worden vervolgd.
De rechtbank is van oordeel dat het gegeven dat de feiten worden geacht geheel of gedeeltelijk in Nederland te zijn gepleegd in het onderhavige geval onvoldoende aanleiding geven om de weigeringsgrond toe te passen.

9.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

10.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

11.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
de substituut-procureur-generaal bij het Hof van Beroep Antwerpen(België) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.M.L.A.T. Doll, voorzitter,
mrs. Ch.A. van Dijk en B. Yeşilgöz, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. L.J.F. Ceelie en I. van Heusden, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 29 juni 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie onderdeel e) van het EAB.
3.Rechtbank Amsterdam 14 december 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:7536, rechtsoverweging 5.
4.Ten tijde van de behandeling van het EAB op 15 juni 2023 lag er een garantie namens de uitvaardigende justitiële autoriteit waarin gegarandeerd werd dat de opgeëiste persoon opgesloten zou worden in de gevangenis van Dendermonde. Ter zitting heeft de raadsvrouw namens de opgeëiste persoon aan de officier van justitie verzocht om na te gaan of het mogelijk was om een garantie te verkrijgen voor de gevangenis van [plaats detentie 2] . In reactie daarop is op 16 juni 2023 namens de uitvaardigende justitiële autoriteit de in deze uitspraak opgenomen garantie binnengekomen, waarin gegarandeerd wordt dat de opgeëiste persoon opgesloten wordt in de gevangenis van [plaats detentie 2] .
5.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, ML, ECLI:EU:C:2018:589.
6.Artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW.