Uitspraak
RECHTBANK Amsterdam
VATTENFALL N.V.,
2.
VATTENFALL SALES NEDERLAND N.V.,
3.
VATTENFALL ENERGY TRADING NETHERLANDS N.V.,
1.De procedure
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 19 december 2022 en de daarin genoemde stukken en
2.Waar gaat de zaak over?
sleepers(klanten die nooit een contract hebben getekend, maar wel energie afnamen),
floaters(klanten van wie het actieve contract was geëindigd, maar die nog wel energie afnamen) en retentieklanten (klanten van wie het lopende contract op korte termijn zou aflopen en die daarna een nieuw contract afsloten met Vattenfall).
3.De feiten
algemeen:
het voeren van juridische procedures:
Deelnemers’) behartigt, bedraagt dat percentage 25%.
Exclusieve last ter incasso
Vergoeding: beloning bij succes
4.De vordering van de Stichting
Primair:
Subsidiair:
Meer subsidiair:
In alle gevallen:
de afnemers van elektriciteit van Vattenfall vanaf 1 januari 2002 met een elektriciteitsaansluiting van 3 × 80 Ampère of meer die vanaf 1 maart 2002 een kW-vergoeding in rekening gebracht kregen en hebben voldaan en die per 30 maart 2022 niet in het kader van een schikking aan Vattenfall kwijting hebben verleend.’
5.Het geschil in deze fase van de procedure
6.De beoordeling
floaters,
sleepersen retentieklanten - op een voldoende grote achterban kan rekenen. Voor de vraag of aan de vereisten van representativiteit en efficiënte en effectieve rechtsbescherming is voldaan, is in dit geval de achterban als geheel van belang. Het onderscheid tussen
floaters,
sleepersen retentieklachten is voor dit oordeel op dit moment dus niet relevant.
‘The Funder acknowledges and agrees that the Class Representative shall maintain sole conduct of the litigation, including any settlement discussions, subject only to the Class Representative’s obligations to follow the advice of the Lawyer’. De betalingsafspraken zijn helder en daartoe is de tekst op de website van de Stichting aangepast (3.4). De vergoeding is redelijk. De voet voor de berekening van de
feesis gebaseerd op de werkelijke uitgaven. Daardoor kan het rendement voor de financier feitelijk lager uitvallen. Voor zover het gereserveerde budget niet volledig is besteed, krijgt de financier bij een minimale vergoeding geen
multipleop het gereserveerde maar niet bestede geld. Uit de rechtspraak volgt dat een vergoeding van 20-25% niet buitensporig hoog is. De Stichting heeft een budget afgesproken. De Stichting weet dus al wat haar kosten zijn. Het percentage van 12% is de limiet. Er is een
hard capafgesproken.
“Onderdeel c stelt eisen aan de financiële middelen waarover een belangenorganisatie moet beschikken. Dit geeft de rechter de mogelijkheid om te toetsen of een rechtspersoon die een collectieve vordering instelt, beschikt over voldoende middelen om de procedure te kunnen voeren. De rechter kan daarvoor waar nodig inzage vragen in de boeken van de organisatie, zo nodig in te zien door een door hem aan te wijzen derde, zonder dat daarmee de verplichting ontstaat om deze gegevens ook aan de wederpartij te verschaffen. In het geval gekozen wordt voor een constructie met Third Party Litigation Funding kan de rechter op basis van deze eis in combinatie met het algemene vereiste van de voldoende gewaarborgde belangen, onder meer de financieringsovereenkomst opvragen om te bekijken hoe daarin de invloed van de financier op de procedure is geregeld en of die regeling niet in de weg staat aan een zorgvuldige behartiging van de belangen van de benadeelden. De toetsing van dit onderdeel kan vanzelfsprekend slechts marginaal zijn. Voldoende is dat een rechtspersoon kan aangeven dat hij, op het moment van toetsing, over voldoende middelen beschikt of kan beschikken om de procedure te kunnen voeren. Niet nodig is overigens dat ook de wederpartij inzage in de financieringsovereenkomst krijgt (HR 20 december 2002, NJ 2004, 4, Lightning Casino/Antillen).” [5]
deelnemers(die zich hebben aangesloten door middel van de Deelnemersovereenkomst), wordt 25% van de totale bij de wederpartij verhaalde som betaald aan de financier. Als de Stichting de
gedupeerdenbijstaat, bestaat de vergoeding aan de procesfinancier uit terugbetaling van de gemaakte kosten en tussen
gedupeerden, bijstaat, is het percentage van de totale bij de wederpartij verhaalde som dat aan de procesfinancier wordt afgedragen lager. In het geval dat de Stichting de
gedupeerdenbijstaat, is echter niet duidelijk of zij ook dan 25% inhoudt, zoals met de
deelnemersis overeengekomen, en zo ja, of vervolgens een bedrag overblijft dat bij de Stichting achterblijft (uitgaande van terugbetaling van de gemaakte kosten met een minimum van drie maal de gemaakte kosten en tussen 8-12% van de totaal verhaalde som). De Stichting dient toe te lichten wat met het verschil gebeurt als 12% wordt vergoed aan de financier en 25% wordt ingehouden van de vergoeding aan de
gedupeerden. Daarbij dient zij ook te duiden wat het winstbegrip uit artikel 3 lid 3 van de Statuten inhoudt, met name het gedeelte
‘met inbegrip van een eventuele redelijke opslag ten behoeve van (toekomstige) collectieve belangenbehartiging en van kosten voor gebruik van eigen vermogen of vreemd vermogen’.
hard cap). Dat is niet nader toegelicht en kan aan de hand van de nu beschikbare stukken niet worden nagegaan. De Stichting zal bij nadere akte, onder verwijzing naar de financieringsovereenkomst, inzichtelijk moeten maken dat een maximaal budget is afgesproken.
opt-outen’). De achtergrond van artikel 1.4 van de Deelnemersovereenkomst is volgens de Stichting dat zij de
commitmentvan de begingroep nodig heeft. De Stichting en de financier gaan diverse verplichtingen aan en de deelnemer hoeft niets voor te schieten. Daartegenover staat dat de deelnemer aan de afspraak om deel te nemen kan worden gehouden.
opt outin strijd met het vereiste dat deelnemers moeten worden geïnformeerd over de wijze waarop de aansluiting bij de Stichting kan worden beëindigd.
7.De beslissing
1 maart 2023voor
akte aan de zijde van de Stichtingals bedoeld in r.o. 6.39 en 6.40 en daarna naar de rol op een termijn van
vier wekenvoor
antwoordakte van Vattenfallen