ECLI:NL:RBAMS:2023:399

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 januari 2023
Publicatiedatum
31 januari 2023
Zaaknummer
C/13/727764 / KG ZA 23-7
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verwijdering van BKR-registratie in kort geding

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M. de Boorder, een kort geding aangespannen tegen ING Bank N.V. met als doel de verwijdering van een negatieve registratie in het Centraal Krediet Informatiesysteem (CKI) bij het Bureau Kredietregistratie (BKR). De eiseres is negatief geregistreerd vanwege een achterstand in betalingen die inmiddels is voldaan. De registratie, die zichtbaar blijft tot maart 2025, belemmert haar in het verkrijgen van een financiering voor de bouw van een nieuwbouwwoning. Tijdens de zitting op 20 januari 2023 heeft eiseres haar vordering toegelicht, terwijl ING verweer heeft gevoerd aan de hand van een vooraf ingezonden document.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat eiseres recht heeft op wissing van haar gegevens op basis van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). De rechter heeft geoordeeld dat de belangenafweging die ING heeft gemaakt niet in het voordeel van eiseres uitviel, ondanks haar verzoek om verwijdering van de registratie. De rechter heeft echter geconcludeerd dat het in stand houden van de registratie voor de resterende twee jaar disproportioneel is, gezien de huidige financiële situatie van eiseres en haar echtgenoot. De voorzieningenrechter heeft daarom de vordering van eiseres toegewezen en ING veroordeeld om de registratie binnen drie dagen te verwijderen, evenals de proceskosten te vergoeden.

Het vonnis is uitgesproken op 27 januari 2023 door mr. A.J. Beukenhorst, voorzieningenrechter, en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De proceskosten zijn begroot op € 1.455,86, inclusief griffierecht en salaris advocaat.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/727764 / KG ZA 23-7 AB/MB
Vonnis in kort geding van 27 januari 2023
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres bij dagvaarding van 6 januari 2023,
advocaat mr. M. de Boorder te Den Haag,
tegen
de naamloze vennootschap
ING BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. D.J. Posthuma te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en ING worden genoemd.

1.De procedure

Ter zitting van 20 januari 2023 heeft [eiseres] de vordering zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. ING heeft, aan de hand van een vooraf ingezonden stuk ‘uiteenzetting kader’ verweer gevoerd. Beide partijen hebben schriftelijke stukken en een pleitnota ingediend.
Ter zitting waren aanwezig:
  • [naam 1] (echtgenoot van [eiseres] ) en mr. De Boorder;
  • [naam 2] namens ING met mr. Postuma.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] en haar echtgenoot hebben op 25 oktober 2022 een koopovereenkomst getekend voor een kavel grond waarop zij een woning willen bouwen. Knaap Maatwoningen heeft daarvoor een bouwofferte uitgebracht, die zij nog niet hebben getekend. De zelf te bouwen woning zal (deels) moeten worden gefinancierd.
2.2.
[eiseres] staat negatief geregistreerd in het Centraal Krediet Informatiesysteem (CKI) bij het Bureau Kredietregistratie (BKR). Het gaat om een registratie van een ‘overige financiële verplichting’ met contractnummer [nummer] . Op 22 mei 2018 is een achterstandscodering A en op 19 maart 2019 een bijzonderheidscodering 3 geplaatst. De registratie is voorzien van een werkelijke einddatum op 13 maart 2020 en blijft zichtbaar tot maart 2025.
2.3.
Bij brief van 23 november 2022 heeft Dynamiet.nl voor [eiseres] aan ING verzocht om deze registratie, die betrekking had op de gebruikte roodstandmogelijkheid op een rekening van ING, op grond van een belangenafweging te verwijderen. In de brief staat onder andere dat:
  • [eiseres] destijds van de roodstandmogelijk gebruikt heeft gemaakt, omdat zij toen niet over een structureel inkomen beschikte, gezondheidsproblemen had en door haar financiële situatie de achterstand niet kon inlopen.
  • [eiseres] in maart 2020 met ING een betalingsregeling is overeengekomen en de openstaande schuld op dat moment € 1.139,42 bedroeg, waarop [eiseres] in termijnen nog € 350,-- heeft afgelost.
Verder staat in de brief dat [eiseres] in juni 2020 is getrouwd en dat het restant van de achterstand ter hoogte van € 789,42 op 30 oktober 2020 in één keer is voldaan, dat zij sindsdien schuldenvrij is en de verwijdering van de registratie nodig is om de door haar zelf te bouwen nieuwbouwwoning te financieren.
2.4.
Bij e-mail van 22 december 2022 heeft ING aan [eiseres] bericht dat een belangenafweging niet in haar voordeel uitpakt. ING heeft alleen bijzonderheidscodering 3 verwijderd, omdat de vordering is voldaan. Maar zij heeft (met terugwerkende kracht) op 30 april 2018 een bijzonderheidscodering 2 geplaatst. Hierdoor staat [eiseres] geregistreerd met een A2 codering.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert – samengevat – ING bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad te veroordelen de registratie, dan wel alle (bijzonderheids)codering(en) op haar naam in het CKI onder contractnummer [nummer] te (doen laten) verwijderen. [eiseres] vordert daarnaast ING te veroordelen in de proceskosten (inclusief nakosten).
3.2.
ING voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Aan [eiseres] , van wie gegevens zijn geregistreerd in het CKI bij het BKR, komt het recht toe op wissing van gegevens als bedoeld in artikel 17 van de Algemene Verordening Gegevensverwerking (AVG) en het recht van bezwaar als bedoeld in artikel 21 AVG.
4.2.
[eiseres] heeft via Dynamiet.nl aan ING gevraagd haar registratie in het CKI te verwijderen, omdat zij een financiering nodig heeft voor een door haar zelf te bouwen koopwoning. ING heeft daarop de A3-codering gewijzigd in A2 en op 22 december 2022 meegedeeld dat de belangenafweging om de volledige registratie te verwijderen niet in het voordeel van [eiseres] uitviel. Die reactie moet worden aangemerkt als afwijzing van een verzoek als bedoeld in artikel 21 AVG.
4.3.
[eiseres] moet op korte termijn een financiering kunnen krijgen voor de bouw van een nieuwbouwwoning op een door haar samen met haar echtgenoot aangekochte kavel grond. Hoewel ING aanvoert dat [eiseres] haar stelling dat zij eigenaar van een kavel is, bouwplannen heeft en financiering nodig heeft onvoldoende (met stukken) heeft gestaafd, is er geen concrete aanleiding om te veronderstellen dat de plannen van [eiseres] niet serieus zouden zijn. Met de ondertekende koopovereenkomst onder 2.1 is immers de basis gelegd en aannemelijk is dat de echtgenoot van [eiseres] geen financiering kan krijgen omdat hij met haar is getrouwd. [eiseres] heeft dan ook geen tijd meer om te wachten op de beslissing op een bij de rechtbank in te dienen verzoekschrift als bedoeld in artikel 35 UAVG. Daarmee heeft zij voldoende spoedeisend belang in dit kort geding, waarin moet worden bezien of voldoende aannemelijk is dat de rechtbank het verzoek zou hebben toegewezen.
4.4.
Art. 21 lid 1 AVG bepaalt dat de rechthebbende te allen tijde het recht heeft om bezwaar te maken tegen een gegevensverwerking vanwege redenen die verband houden met zijn ‘specifieke situatie’. Hierin ligt besloten dat het aan de rechthebbende is om specifieke redenen voor dat bezwaar te stellen en zo nodig aan te tonen. Maakt de rechthebbende bezwaar, dan zal degene die verantwoordelijk is voor de verwerking ofwel dwingende gerechtvaardigde gronden voor die verwerking moeten aanvoeren en zo nodig aantonen, die zwaarder wegen dan de belangen, rechten en vrijheden van de betrokken persoon, ofwel de verwerking van de persoonsgegevens moeten staken. Dat is dus in wezen geen andere verdeling van stelplicht en bewijslast dan door de Hoge Raad aangehouden in de Santander-beschikking (ECLI:NL:HR:2011:BQ8097), te weten dat het in eerste instantie aan de rechthebbende is om nadere gegevens te verschaffen die tot een hernieuwde belangenafweging kunnen leiden (verg Conclusie AG, punt 2.34, bij HR 3 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1814).
4.5.
Die hernieuwde belangenafweging zal specifieker van aard zijn en meer toegespitst op de actuele omstandigheden van de rechthebbende dan de eerdere belangenafweging, die een enigszins algemeen karakter zal hebben gehad. Bij deze afweging kunnen dus ook feiten en omstandigheden die zich na de registratie hebben voorgedaan worden betrokken. Bij een dergelijke registratie en de handhaving daarvan moet verder zijn voldaan aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Dat wil zeggen dat de inbreuk op de belangen van de betrokkene niet onevenredig is aan het doel van de verwerking en dat het doel waarvoor de persoonsgegevens worden verwerkt in redelijkheid niet op een andere, voor betrokkene minder nadelige, wijze kan worden bereikt (subsidiariteitsbeginsel).
Zie de Santander-beschikking.
De rechter toetst aan de hand van deze belangenafweging uiteindelijk of de verwerkingsverantwoordelijke aannemelijk heeft gemaakt dat zijn dwingende gerechtvaardigde belangen - het tweeledige doel van de kredietregistratie: het beschermen van de consument tegen overkreditering en het waarschuwen van andere kredietinstellingen - in het specifieke geval zwaarder wegen dan de belangen of de grondrechten en de fundamentele vrijheden van de betrokkene.
4.6.
Uit de door ING overgelegde overzichten blijkt dat [eiseres] in de jaren 2015 tot en met 2018 vrijwel steeds rood stond op haar betaalrekening, tot aan de toegestane grens van € 1.000,-- en vanaf december 2017 met een haar niettemin door ING verstrekte Creditcard uitgaven en opnames deed, waardoor uiteindelijk een roodstand van rond de € 3.000,-- is ontstaan. Deze is later weer ingelopen tot een bedrag van rond de € 1.000,--. Verder heeft zij destijds niet of slechts gedeeltelijk aan de daarvoor overeengekomen betalingsregelingen en sommaties tot terugbetaling voldaan. Er zijn dus schulden ontstaan, waaronder een betrekkelijk geringe schuld bij ING waar de bijzonderheidscodering op ziet. [eiseres] zegt het enige tijd financieel zwaar te hebben gehad door persoonlijke omstandigheden. Inmiddels is zij getrouwd, zijn alle schulden in oktober 2020 in één keer voldaan en werkt zij in de winstgevende onderneming van haar man. Samen hebben zij een behoorlijke financiële buffer. Zij willen dan ook uit hun huurappartement en een eigen nieuwbouwwoning gaan bouwen. [eiseres] is onlangs bevallen van een kind. [eiseres] heeft met haar gezin een grotere woning nodig.
4.7.
Uit deze gang van zaken blijkt dat er gelet op het tweeledig doel van de kredietregistratie destijds alle reden was om [eiseres] aan te melden. [eiseres] heeft erop gewezen dat zij sinds 2020 in een financieel stabiele situatie verkeert. Dat zij schoon schip heeft gemaakt, betekent, zoals ING terecht aanvoert, niet zonder meer dat de aanmelding meteen wordt doorgehaald. Daarvoor geldt in beginsel een termijn van vijf jaar waarin geen nieuwe schulden onbetaald zijn gelaten. Hiervan zijn in maart 2023 drie jaar verstreken. Een andere methode van registratie is er niet.
4.8.
In dit geval is echter het in stand laten van de registratie voor de resterende twee jaar disproportioneel. [eiseres] heeft immers niet alleen een eigen inkomen (en een gezin), maar ook een financieel sterke man en de verwachting is dan ook gerechtvaardigd dat haar financiële situatie de komende twee jaar (en in de verdere toekomst) stabiel blijft. Als het om haar gaat is het tweeledig doel van de kredietregistratie dan ook niet langer van belang. Het gaat onder deze omstandigheden niet aan die registratie in stand te laten, met het gevolg dat noch [eiseres] noch naar man de bouw van een nieuwe woning kan financieren.
De bodemrechter zal hierover naar verwacht niet anders denken. De gevraagde voorziening wordt toegewezen.
4.9.
De bank zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 125,86
- griffierecht 314,--
- salaris advocaat
1.016,--
Totaal € 1.455,86

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt ING binnen drie dagen na dagtekening van dit vonnis de registratie, dan wel (bijzonderheids)codering(en) op naam van [eiseres] in het CKI onder contractnummer [nummer] te doen verwijderen,
5.2.
veroordeelt ING in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 1.455,86,
5.3.
veroordeelt ING in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,- voor salaris advocaat, te vermeerderen met € 85,- en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Beukenhorst, voorzieningenrechter, bijgestaan door M. Balk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2023. [1]

Voetnoten

1.type: GHF