ECLI:NL:RBAMS:2023:3974

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 juni 2023
Publicatiedatum
27 juni 2023
Zaaknummer
C/13/725318 / HA ZA 22-939
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige overheidsdaad door niet tijdig verstrekken van vergunning aan passagiersvaartbedrijf

In deze zaak vordert Canal Motorboats B.V. (Motorboats) dat de rechtbank verklaart dat de gemeente Amsterdam onrechtmatig heeft gehandeld door een vergunning niet tijdig te verstrekken. Motorboats had op 20 december 2013 een vergunning aangevraagd voor tien fluisterboten, maar ontving deze pas op 23 februari 2017. De gemeente had de vergunning in 2014 al moeten verstrekken, maar dit is niet gebeurd. Motorboats stelt dat zij hierdoor aanzienlijke schade heeft geleden, die zij berekent op basis van inkomstenderving over een periode van 60,5 maanden. De gemeente voert verweer en stelt dat de vergunning pas op 23 februari 2017 is verleend en dat de beslistermijn is overschreden, maar dat dit op zichzelf niet onrechtmatig is. De rechtbank oordeelt dat het overschrijden van de beslistermijn alleen niet leidt tot aansprakelijkheid. Er zijn onvoldoende bijkomende omstandigheden die de gemeente onrechtmatig handelen kunnen toerekenen. De rechtbank wijst de vorderingen van Motorboats af en veroordeelt haar in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer / rolnummer: C/13/725318 / HA ZA 22-939
Vonnis van 28 juni 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,
CANAL MOTORBOATS B.V.,
te Amsterdam,
eisende partij (hierna: Motorboats),
advocaat: mr. P.A. Willemsen te Gorinchem,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon,
GEMEENTE AMSTERDAM,
te Amsterdam,
gedaagde partij (hierna: de gemeente),
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 4 november 2022 met producties 1 tot en met 20,
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 6,
- het tussenvonnis van 15 maart 2023 waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de akte eiswijziging en overlegging producties 21 tot en met 16 van Motorboats,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 17 mei 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Motorboats is actief in de passagiersvaart op de Amsterdamse grachten.
2.2.
Op 20 december 2013 deed Motorboats een vergunningaanvraag bij de gemeente voor tien (aanvullende) fluisterboten (vaartuigen 11 tot en met 20).
2.3.
Vervolgens heeft Waternet, namens de gemeente, op 31 maart 2014 het volgende aan Motorboats geschreven:
‘(…)
Hierbij delen wij u mee dat de uitgifteprocedure voor exploitatievergunningen op 20 maart 2014 voor u nog geen volledige duidelijkheid heeft gegeven. Dat wil zeggen: uw aanvraag met casecode (…) is op de ‘wachtlijst’ geplaatst in afwachting van de afhandeling van bezwaarschriften op andere dossiers. Wij verwachten u hierover tussen 20 april en 15 juli 2014 duidelijkheid te kunnen geven. (…)
(…)
Verloop Uitgifteprocedure(…) De eerste 6 toegekende rangordenummers geven aanspraak op vergunning voor de aanvragen die Rechtstreeks waren toegelaten. Nog eens 4 aanvragen zijn op een wachtlijst gezet, omdat er ook rangordenummers zijn toegekend aan aanvragen die niet-Rechtstreeks waren toegelaten. (…)
Uw aanvraag in de UitgifteprocedureUw aanvraag is
Rechtstreeks toegelatentot de Uitgifteprocedure. (…) Aan dit deelnamebewijs is rangordenummer 10 toegekend.
Plaatsing op de wachtlijst
(…)
Het aan uw aanvraag toegekende rangordenummer is 4 hoger dan het aantal uit te geven vergunningen. Van de aanvragen met lagere rangordenummers dan uw aanvraag zijn er 4 buiten behandeling gesteld of afgewezen. Indien de bezwarenprocedures van ten minste 4 van die aanvragen niet leiden tot vergunningverlening (of geen bezwaar is ingediend), komt uw aanvraag alsnog in aanmerking voor een vergunning.
Vervolg
We verwachten u in juni 2014 te kunnen berichten over de gevolgen van de bezwaarprocedures van de aanvragen in de Uitgifteronde 2014 voor uw vergunningaanvraag.
(…)’
2.4.
Vier aanvragers waren beter uit de loting gekomen dan Motorboats. Hun vergunning werd echter afgewezen of buiten behandeling gesteld. Een aantal van deze aanvragers heeft doorgeprocedeerd tot aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Raad van State). Twee hiervan werden bijgestaan door de bestuurder van Motorboats, de heer [naam 1] (hierna: [naam 1]). Op 8 februari 2017 heeft de Raad van State het hoger beroep tegen de afwijzingen voor deze twee aanvragers ongegrond verklaard.
2.5.
Op 23 februari 2017 heeft [naam 1] een exploitatievergunning voor de vaartuigen 11 tot en met 20 opgehaald bij de gemeente. Deze vergunning dateert van 3 november 2014 (hierna: de vergunning).

3.Het geschil

3.1.
Motorboats vordert, na wijziging van eis, dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I voor recht verklaart dat de gemeente onrechtmatig heeft gehandeld,
II de gemeente veroordeelt tot betaling van:
i) primair € 1.433.401,07, te vermeerderen met wettelijke rente,
ii) subsidiair € 564.921,05, te vermeerderen met wettelijke rente, dan wel,
iii) een in goede justitie te bepalen bedrag,
III de gemeente veroordeelt in de proceskosten en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis.
3.2.
Kort gezegd voert Motorboats ter onderbouwing van haar vordering het volgende aan. De gemeente heeft onrechtmatig gehandeld, door de vergunning niet tijdig na afgifte, in 2014, toe te zenden. De gemeente wist dat de financiële belangen van Motorboats groot waren en had zich eerder moeten realiseren dat Motorboats de vergunning niet had.
3.3.
De gevorderde schade uit inkomstenderving berekent Motorboats als volgt. Motorboats had de vergunning vanaf 3 november 2014 willen gebruiken maar zij kon dat, nadat zij 23 februari 2017 haar vergunning kreeg, feitelijk pas vanaf 15 februari 2021. Vanwege de vrijgave van de markt voor boten (in haar segment) onder de 14 meter, per 1 februari 2017, kon de bouw van de boten pas starten in december 2018. De bouw is stilgelegd door een aangekondigd voornemen van de gemeente om de vergunning van februari 2017 weer in te trekken. Op 21 juli 2020 had Motorboats haar vergunning weer terug en konden de boten worden afgebouwd. De schadeberekening is gebaseerd op de (maand)resultaten van de exploitatie van de boten in 2022. Van de 75,5 maanden (van 3 november 2014 tot 15 februari 2021) trekt Motorboats 15 maanden bouwtijd af zodat Motorboats, primair, 60,5 maanden schade berekent, vermeerderd met wettelijke rente tot en met 2 mei 2023.
Haar subsidiaire vordering berekent Motorboats op dezelfde manier voor een periode van 28 maanden (3 november 2014 tot 1 maart 2017), zonder aftrek van de bouwtijd die pas daarna is gevolgd, maar wel vermeerderd met wettelijke rente tot en met 2 mei 2023.
3.4.
De gemeente voert verweer en onderbouwt dat als volgt. Vooropgesteld wordt dat de gemeente in deze procedure ervan uitgaat dat de vergunning pas op 23 februari 2017 is verleend en dat daarmee de beslistermijn is overschreden. Dit volgt voor de gemeente uit een uitspraak van de bestuursrechter van deze rechtbank van 22 februari 2022 waarin is komen vast te staan dat de gemeente niet aannemelijk kan maken dat de vergunning van 3 november 2014 correct is verzonden. Het enkel te laat beslissen is volgens de gemeente echter niet onrechtmatig en er zijn in dit geval onvoldoende bijkomende omstandigheden die de conclusie rechtvaardigen dat sprake is van onrechtmatig handelen. Zo heeft Motorboats niet eerder dan 23 februari 2017 van zich laten horen bij de gemeente, terwijl in de brief van 31 maart 2014 de uitkomst van de uitgifteprocedure uiteen is gezet en daarin ook staat dat naar verwachting in juni 2014 duidelijkheid zou worden gegeven. Het had op de weg van Motorboats gelegen, ook vanwege de door haar gestelde grote financiële belangen, te informeren bij de gemeente naar de stand van zaken, voor zover Motorboats hierover door de bijstand van haar bestuurder in dezelfde aanvraagprocedure van 2 andere aanvragers nog niet op de hoogte was of had kunnen zijn. Verder betwist de gemeente de verschuldigdheid van de schade, onder meer omdat ook gevolgschade wordt gevorderd over de periode na 23 februari 2017. Volgens de gemeente leidt dit ertoe dat de vorderingen moeten worden afgewezen met een veroordeling van Motorboats in de proceskosten en nakosten.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen zijn het erover eens dat het hier gaat om een te laat genomen beslissing op een vergunningaanvraag. Ook de rechtbank gaat hier in deze beoordeling vanuit. Het overschrijden van de beslistermijn alléén is echter niet onrechtmatig. Dat komt doordat de beslistermijn zelf niet is bedoeld om te beschermen tegen mogelijke schade die kan ontstaan bij het uitblijven van een beslissing. De beslistermijn beoogt het bestuursorgaan met voortvarendheid te laten beslissen en duidelijkheid te scheppen. [1] Een te laat genomen beslissing betekent op zichzelf nog niet dat de gemeente aansprakelijk is en schade moet vergoeden. Daarvoor moet de vraag worden beantwoord of hier sprake is van onrechtmatig overheidshandelen of nalaten in de zin van artikel 6:162 Burgerlijk Wetboek (BW).Voor aansprakelijk zijn dus bijkomende omstandigheden vereist die maken dat de gemeente hier in strijd heeft gehandeld met de in het maatschappelijk verkeer in acht te nemen zorgvuldigheid. [2]
4.2.
De oorzaak van de termijnoverschrijding is dat de gemeente in de veronderstelling was dat Motorboats de vergunning van 3 november 2014 al had ontvangen terwijl Motorboats in afwachting was van de uitkomst van de bezwaar- en óók de beroepsprocedures van de andere dossiers. Hierdoor is Motorboats niet opgekomen tegen een niet-tijdige beslissing, als bedoeld in artikel 6:2 Algemene wet bestuursrecht. Evenmin heeft zij eerder dan op 23 februari 2017, nadat zij bekend was geworden met de uitkomst van beroepsprocedures in andere dossiers, naar de vergunning gevraagd en deze gekregen.
4.3.
De rechtbank begrijpt dat het feit dat Motorboats de vergunning pas op 23 februari 2017 in handen kreeg, haar een slechtere positie ten opzichte van concullega’s heeft gegeven die eerder over een vergunning beschikten. De rechtbank is echter van oordeel dat er naast het niet tijdig beslissen onvoldoende bijkomende omstandigheden zijn om hiervoor de gemeente aansprakelijk te houden.
4.4.
Daarbij is het volgende van belang. In de brief van 31 maart 2014 is de uitkomst en het vervolg van de Uitgifteprocedure uitvoerig beschreven en uitgelegd. Deze brief heeft Motorboats ontvangen. Hierin kon zij lezen dat zij op de wachtlijst was geplaatst en dat er omstandigheden waren waaronder zij alsnog een vergunning zou kunnen krijgen. Er zou een eventuele bezwaarprocedure door de vier aanvragers voor haar, die een afwijzing hadden gekregen of buiten behandeling waren gesteld, moeten worden afgewacht. Concreet werd aangegeven dat Motorboats, naar verwachting in juni 2014, meer zou horen. Het had alleen al hierom op de weg van Motorboats gelegen om op enig moment met de gemeente contact op te nemen. Dat Motorboats ervan is uitgegaan dat zij ook beroeps- en hoger beroepsprocedures moest afwachten, zoals zij aangeeft, is een omstandigheid die niet aan de gemeente is toe te rekenen. De brief was op dit punt immers duidelijk en sprak slechts over bezwaarprocedures. Motorboats heeft ook nog aangevoerd dat de gemeente wist dat haar financiële belangen groot waren en dat daarom meer van de gemeente mocht worden verwacht, maar Motorboats heeft de gemeente hierop niet geattendeerd en ook heeft zij niet aangedrongen op besluitvorming. De uitleg van Motorboats bevat geen gegronde reden waarom zij geen enkele actie richting de gemeente heeft genomen tot het moment waarop de Raad van State, op 8 februari 2017, het hoger beroep tegen twee afwijzingen in dezelfde uitgifteprocedure ongegrond heeft verklaard. Temeer niet vanwege de grote financiële belangen die Motorboats stelt te hebben bij, tijdige, vergunningverlening.
4.5.
Al met al is niet gebleken van bijkomende omstandigheden die de conclusie kunnen rechtvaardigen dat de gemeente zich had moeten realiseren dat Motorboats nog geen vergunning had en dat zij hierop moest handelen. De conclusie is dat de gemeente niet onrechtmatig jegens Motorboats heeft gehandeld. Daarom zullen de vorderingen van Motorboats worden afgewezen. De overige stellingen en verweren, zoals over de gestelde schade, blijven buiten beschouwing.
4.6.
Motorboats zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van de gemeente tot op heden begroot op:
- griffierecht
8.519,=
- salaris advocaat
8.494,=
(2 punten × € 4.247,=)
Totaal
17.013,=
4.7.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van Motorboats af,
5.2.
veroordeelt Motorboats in de proceskosten, aan de zijde van de gemeente tot dit vonnis vastgesteld op € 17.013,=,
5.3.
veroordeelt Motorboats in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 173,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met € 90,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als Motorboats niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
5.4.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Vrugt, rechter, bijgestaan door mr. M.A.A. van Achterberg, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2023.

Voetnoten

1.Hoge Raad 11 januari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX7579, r.o. 3.3.
2.Hoge Raad 22 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM7040, r.o. 3.4.2.