Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[eiser 3],
1.De procedure
Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig:
Na verder debat is vonnis bepaald op 5 juli 2023. Bij e-mail van 27 juni 2023 zijn de raadslieden van partijen ervan in kennis gesteld dat op 28 juni 2023 bij vervroeging vonnis wordt gewezen.
2.De feiten
“
Nogmaals bedankt voor het telefonische gesprek gisterenmiddag. Dit heeft een hoop onduidelijkheden voor ons weggenomen.”
Tevens is in die e-mail wederom verzocht om aanvullende informatie. In februari/maart 2022 heeft [eiser 3] aanvullende informatie verstrekt.
“
Voor Rabobank blijft het verdienmodel en de toegevoegde waarde van uw ondernemingen in de keten onduidelijk. Rabobank constateert dat de rekeningen met name worden gebruikt om gelden via verschillende entiteiten rond te pompen, dat kortlopende leningen worden verstrekt en vrijwel direct worden afgelost en dat gelden worden doorgeboekt naar uw particuliere rekeningen bij andere banken.Rabobank kan de plausibiliteit van de aard en het doel van uw klantrelatie met Rabobank niet vaststellen. U bankiert bij minimaal vier andere banken. Uw rekeningen bij Rabobank worden slechts gedeeltelijk nog actief gebruikt. U heeft een organogram aangeleverd, maar aan de hand van dit organogram kan Rabobank de aard en het doel van de klantrelatie niet verifiëren. Op basis van bovenstaande kan Rabobank haar klantonderzoek niet succesvol afronden waardoor we op grond van de Wwft verplicht zijn de klantrelatie met u op te zeggen.”
3.Het geschil
primair
21 december 2022 werden verleend, voor onbepaalde tijd en onder dezelfde voorwaarden;
subsidiairII. Rabobank te gebieden om de dienstverlening onder dezelfde voorwaarden voort te zetten totdat LFS, LIG en [eiser 3] een nieuwe bankrekening hebben geopend bij een respectabele bank uit de SEPA-zone;
meer subsidiair
V. Rabobank te veroordelen in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Dit heeft een hoop onduidelijkheden voor ons weggenomen” (zie 2.4). Ook nadien hebben zij nog meerdere keren informatie aan Rabobank doen toekomen, voor het laatst op 16 maart 2022. LFS, LIG en [eiser 3] hebben vervolgens meer dan vijf maanden niets gehoord, waarna de brief van Rabobank van 25 augustus 2022 (zie 2.5) als een verrassing kwam. Bovendien worden in die brief weer allerlei nieuwe vragen gesteld. Nadien is nog uitgebreid gecorrespondeerd (zie 2.6 tot en met 2.11) en hebben LFS, LIG en [eiser 3] wederom de nodige informatie verstrekt.
LFS, LIG en [eiser 3] erkennen dat een bank op grond van de Wwft verplicht is een cliëntenonderzoek uit te voeren, maar dit betekent niet dat zij een bankrelatie eenzijdig kan beëindigen omdat zij de bedrijfsvoering niet lijkt te begrijpen. In dit geval is geen sprake van een niet te overzien risico op misbruik. LFS, LIG en [eiser 3] zijn transparant en houden niets verborgen. Dat beantwoording van de vragen “niet naar tevredenheid” zou zijn, zoals Rabobank heeft gesteld, lijkt voornamelijk te zijn gebaseerd op een onderbuikgevoel en niet op de feiten. Ook heeft Rabobank niet aannemelijk gemaakt dat er andere (niet in de Wwft gelegen) gronden zijn om de relatie te beëindigen. Op grond van haar zorgplicht dient Rabobank met de belangen van LFS, LIG en [eiser 3] zo goed mogelijk rekening te houden. Zonder bankrekening is het niet mogelijk deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer. Al met al is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat Rabobank gebruik maakt van haar contractuele opzeggingsbevoegdheid, aldus LFS, LIG en [eiser 3] .
4.De beoordeling
(1) Op grond van artikel 35 van de Algemene Bankvoorwaarden (ABV) is een bank contractueel bevoegd de relatie met een klant te beëindigen. De opzeggings-bevoegdheid van een bank en haar contractuele vrijheid zijn echter niet onbegrensd.
(2) De omstandigheden van het geval kunnen meebrengen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat een bank van haar contractuele opzeggingsbevoegdheid gebruik maakt (zie artikel 6:248 lid 2 BW en HR 10 oktober 2014, ECLl:NL:HR:2014:2929).
(3) Een opzegging moet worden beoordeeld tegen de achtergrond van de bancaire zorgplicht (artikel 2 ABV), waarbij het belang om deel te nemen aan het betalingsverkeer voor de rekeninghouders wordt meegewogen. Daarbij moet mede worden betrokken dat het voor (rechts)personen van groot belang is dat zij toegang hebben tot het bancaire systeem. Zonder betaalrekening is het vrijwel onmogelijk om deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer en om een bedrijf te exploiteren. In het arrest van de Hoge Raad van 5 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1652) is geoordeeld dat in beginsel op banken op grond van hun maatschappelijke positie ook ten aanzien van niet-consumenten, de verplichting kan rusten een betaalrekening aan te bieden.
(4) Banken hebben op grond van de Wwft een verantwoordelijkheid bij het signaleren van zogenoemde financieel-economische criminaliteit en andere integriteitsrisico’s. Zij moeten zoveel mogelijk voorkomen dat het financiële systeem voor oneigenlijke doelen wordt gebruikt (of misbruikt). Daartoe moeten zij onderzoek doen naar hun cliënten en de verzamelde informatie up-to-date houden. Als een bank haar cliëntenonderzoek niet kan voltooien, moet zij de relatie met die klant beëindigen (artikel 5 lid 3 Wwft). De bank kan dan immers het risico van misbruik van de door haar aangeboden producten en diensten niet overzien.
(5) Banken zijn voor het cliëntenonderzoek afhankelijk van informatie uit openbare bronnen en informatie van de klant zelf. De klant is verplicht de bank te voorzien van de nodige informatie over – onder meer – zijn activiteiten en de wijze waarop hij aan het geld is gekomen dat hij bij de bank onderbrengt (artikelen 2 lid 2, 3 en 7 ABV).
(1) De eerste transactie ziet op betalingen van in totaal € 200.000,- door LIG naar STK Cosmetics B.V. onder vermelding van ‘lening’. [eiser 3] heeft niet duidelijk kunnen maken met welk doel die lening is verstrekt. Kort na het verstrekken van die lening is in totaal € 242.321,- teruggeboekt naar LIG onder vermelding van ‘terugbetaling lening’. Een deel daarvan wordt dezelfde dag doorgeboekt naar de privérekening van [eiser 3] . Wanneer [eiser 3] naar de gang van zaken wordt gevraagd, antwoordt hij dat de lening was bedoeld “om te investeren” en dat hij ook diensten heeft verricht voor STK Cosmetics B.V. Hij maakt niet duidelijk om wat voor investering en om wat voor diensten het ging. Ook is niet duidelijk waarom de terugbetaling ruim € 40.000,- meer bedraagt dan het oorspronkelijk geleende bedrag.
(2) De tweede transactie ziet op een betaling van € 200.000,- van LIG aan STK Real Estate B.V. op 23 september 2020. Een maand later maakt STK Real Estate B.V.
€ 310.000,- over aan LIG. Onduidelijk is waarom het bedrag van € 200.000,- is geleend en waarom het bedrag van € 110.000,- is teruggeleend. [eiser 3] verklaart hierover dat hij met STK Real Estate B.V. grond ging kopen, maar dat dat niet doorging en dat hij via STK Real Estate B.V. weer geld heeft geleend “om te investeren in andere projecten”.
(3) De derde transactie ziet op de ontvangst door [eiser 3] begin augustus 2020 van
€ 135.000,- van de Stichting Forniamo, een thuiszorgorganisatie waarvan hij enig bestuurder is met als reden: “bij mijn investeringen kwam ik nog geld tekort”. Van dit bedrag is dezelfde dag € 125.000,- van de privérekening van [eiser 3] overgemaakt naar LIG, die het dezelfde dag heeft overgemaakt naar STK Fulfilment B.V., een vennootschap waarvan [eiser 3] ook bestuurder is.
Dit heeft een hoop onduidelijkheden voor ons weggenomen”, wil niet zeggen dat Rabobank nadien niet het standpunt zou mogen innemen dat onvoldoende informatie is verschaft. Ook uit het feit dat enige maanden zijn verstreken tussen het laatste informatieverzoek van Rabobank en haar voornemen tot beëindiging van de relatie, hebben LFS, LIG en [eiser 3] niet mogen afleiden dat het zo’n vaart niet zou lopen. Rabobank heeft in dat verband verklaard dat de daadwerkelijke beëindiging van een klantrelatie (‘
offboarding’) plaatsvindt op een andere afdeling dan de afdeling die het klantenonderzoek doet, en dat daar nu eenmaal enige tijd mee gemoeid is.
1.079,00