Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[appellant] ,
Feiten
Procedure
Standpunt van de verdediging
Standpunt van het Openbaar Ministerie
Beoordeling
Beslissing
gegrond.
Rechtbank Amsterdam
Op 20 juni 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen de beslissing van de rechter-commissaris van 1 december 2022, die een machtiging tot ontruiming had verleend op basis van artikel 551a van het Wetboek van Strafvordering. De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot verwijdering van personen en voorwerpen uit een pand dat in renovatie was. De eigenaar van het pand had aangifte gedaan van huisvredebreuk, omdat de appellant zonder toestemming in het pand verbleef. De rechtbank heeft de procedure in besloten raadkamer behandeld en de appellant, zijn advocaat en de officier van justitie gehoord.
De verdediging stelde dat de rechter-commissaris onvoldoende informatie had om de machtiging te verlenen en dat er geen spoedeisend belang was. Het Openbaar Ministerie betoogde dat de rechter-commissaris zorgvuldig had gehandeld en dat er wel degelijk een spoedeisend belang was bij de ontruiming, gezien de renovatie van het pand en de gevaarlijke staat ervan.
De rechtbank oordeelde dat de rechter-commissaris de machtiging tot ontruiming onterecht had verleend. De rechtbank concludeerde dat het spoedeisend belang niet voldoende was onderbouwd en dat de machtiging in strijd was met het huisrecht van de appellant, zoals vastgelegd in artikel 8 van het EVRM. De rechtbank verklaarde het hoger beroep gegrond en vernietigde de eerdere beslissing van de rechter-commissaris.