ECLI:NL:RBAMS:2023:3856

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 juni 2023
Publicatiedatum
22 juni 2023
Zaaknummer
AMS 23/194 en 23/196
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens schending van de inlichtingenplicht door alleenstaande moeder

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 21 juni 2023, wordt het beroep van eiseres, een alleenstaande moeder van vier kinderen, tegen de intrekking en terugvordering van haar bijstandsuitkering beoordeeld. Eiseres ontving vanaf 27 december 2014 een bijstandsuitkering naar de norm van een alleenstaande. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam heeft op basis van een rechtmatigheidsonderzoek, dat werd gestart na de geboorte van eiseres' jongste kind, vastgesteld dat eiseres haar inlichtingenplicht heeft geschonden. Dit kwam aan het licht door een rapport van bevindingen waarin werd vermeld dat eiseres een aanzienlijke hoeveelheid bruidsspullen had aangeschaft en deze naar haar familie in Afrika had verzonden. Eiseres verklaarde dat zij deze spullen naar haar familie stuurde om hen te helpen, maar het college concludeerde dat de hoeveelheid bruidsspullen duidde op een handelshoeveelheid, wat betekent dat er mogelijk sprake was van op geld waardeerbare activiteiten. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet had voldaan aan haar verplichting om het college te informeren over deze activiteiten, wat leidde tot de intrekking van haar bijstandsuitkering met terugwerkende kracht vanaf 1 augustus 2021. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waardoor de intrekking en terugvordering van de bijstandsuitkering in stand bleef. Eiseres had geen gronden aangevoerd tegen de hoogte van de terugvordering, die was vastgesteld op € 4.905,50.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 23/194 en 23/196

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 juni 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. S.A. Adjiembaks),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder (het college)
(gemachtigde: H.H.J. ten Hoope).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de intrekking en terugvordering van haar bijstandsuitkering.
Met twee bestreden besluiten van 23 november 2022 op het bezwaar van eiseres is het college daarbij gebleven.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 31 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank beoordeelt de intrekking en terugvordering van eiseres’ bijstandsuitkering. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
2. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Aanleiding van deze procedure
3. Eiseres is een alleenstaande moeder van vier kinderen. Zij ontving vanaf
27 december 2014 een bijstandsuitkering naar de norm van een alleenstaande.
4. Het college heeft een rechtmatigheidsonderzoek uitgevoerd. Aanleiding hiervoor is de geboorte van eiseres’ jongste kind op [geboortedatum] . Het college heeft op
7 en 10 maart 2022 gesprekken met eiseres gevoerd en een huisbezoek afgelegd. De bevindingen hiervan zijn neergelegd in een rapport van bevindingen van 24 maart 2022 (het rapport van bevindingen). In dit rapport staat dat eiseres vanaf augustus 2021 maandelijks een creditcardlimiet van € 2.500,- opmaakt, voornamelijk aan bestellingen bij AliExpress. Ook staat in het rapport dat eiseres veelvuldige geld heeft opgenomen. In eerste instantie verklaarde eiseres dat de uitgegeven bedragen bij AliExpress kleding voor haar kinderen betrof. Eiseres heeft het college inzage gegeven in haar AliExpress account. Het college heeft uit dit account opgemaakt dat eisers in korte tijd tenminste 23 bruidsjurken en bruidsspullen, zoals 22 sluiers, sieraden, accessoires en mandjes heeft gekocht. Het college heeft eiseres daarmee geconfronteerd. Zij heeft toen verklaard dat zij deze bruidsspullen naar haar familie in Afrika stuurt en dat zij samen met haar familie in Afrika een bruidswinkel heeft. Haar familie is arm en zo helpt zij hen. Eiseres bestelt wat nodig is en laat het op haar adres bezorgen en stuurt het vervolgens door naar Afrika. Eiseres heeft aangegeven dat zij hier geen geld voor krijgt.
De bestreden besluiten
5. De onderzoeksbevindingen zijn voor het college aanleiding geweest om het recht op bijstand van eiseres met terugwerkende kracht in te trekken, vanaf 1 augustus 2021. Volgens het college heeft eiseres haar inlichtingenplicht geschonden. Sprake is van op loon waardeerbare activiteiten waarvoor geen administratie is verstrekt waardoor de inkomsten daaruit oncontroleerbaar zijn. Het college heeft daarom niet kunnen vaststellen of en in hoeverre nog recht op bijstand bestaat. Het college heeft daarnaast in een afzonderlijk besluit de ten onrechte door eiseres ontvangen bijstand van haar teruggevorderd. Daarbij gaat het om de bijstand die is betaald in de periode 1 augustus 2021 tot en met
31 maart 2022, een bedrag van € 10.136,02.
6. Met de bestreden besluiten is de intrekkingsperiode herzien naar 1 augustus 2021 tot en met 30 november 2021. Als gevolg van de herziening is het teruggevorderde bedrag verlaagd naar € 4.905,50. Eiseres heeft op 28 april 2022 en 9 juni 2022 opnieuw een bijstandsuitkering aangevraagd en daartoe stukken overgelegd. Hieruit is naar voren gekomen dat eiseres na de maand november 2021 is gestopt met het bestellen van bruidsartikelen voor haar familie. Vanaf 1 december 2021 blijft eiseres als alleenstaande ouder recht hebben op een bijstandsuitkering.
Standpunt van eiseres
7. Eiseres stelt zich op het standpunt dat haar bijstandsuitkering niet ingetrokken mocht worden. Zij voert hiertoe allereerst aan dat de verslagen van handhaving van de gesprekken met eiseres die hebben plaatsgevonden op 7 en 10 maart 2022 geen juiste weergave zijn van hetgeen besproken is. Zij stelt dat ze nooit verklaard heeft dat zij met haar familie een bruidswinkel heeft en dat zij de verklaring waarin dit staat moest tekenen zonder dat deze aan haar voorgelezen is. Daarnaast voert eiseres aan dat zij doordat zij een creditcard had aangeschaft dacht dat zij meer bestedingsruimte had. Echter, zij kwam er al snel achter dat zij haar creditcard moest aanzuiveren. Daarom is zij gestopt met spullen kopen voor haar familie. Eiseres deed slechts uitgaven, maar genoot daar geen inkomsten uit.
Wettelijk kader
8. De voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in een bijlage bij deze uitspraak.

Het oordeel van de rechtbank

9. De rechtbank stelt vast dat de te beoordelen periode van 1 augustus 2021 tot en met 30 november 2021 is.
10. Eiseres heeft bruidsspullen gekocht en deze naar Afrika verstuurd. Gelet op de hoeveelheid bruidsspullen gaat het om een handelshoeveelheid aan bruidsspullen. Objectief gezien kan het hier niet gaan om een hoeveelheid voor eigen gebruik. De rechtbank overweegt dat dit omstandigheden zijn die relevant zijn voor eiseres’ recht op bijstand. De bruidsspullen kunnen immers verhandeld worden en eiseres had hier geld voor kunnen vragen. Het verrichten van op geld waardeerbare werkzaamheden is een omstandigheid die voor het recht op bijstand van belang kan zijn, ongeacht de bedoeling waarmee die werkzaamheden worden verricht en ongeacht of daaruit daadwerkelijk inkomsten worden genoten. Hierbij is niet alleen van belang het inkomen waarover de betrokkene daadwerkelijk beschikt, maar ook het inkomen waarover hij redelijkerwijs kan beschikken. [1] Het gaat dus om activiteiten waar normaliter een beloning tegenover staat of die de betrokkene daarvoor redelijkerwijs kan bedingen [2] of om activiteiten waarmee op een andere manier inkomsten kunnen worden verworven.
11. Eiseres heeft aangevoerd dat haar verklaring dat zij met haar familie in Afrika een bruidswinkel heeft niet klopt. Volgens haar waren de bruidsspullen een cadeau. De rechtbank overweegt dat in dit geval niet relevant is of eiseres de bruidsspullen cadeau zou hebben gegeven. Het gaat hier namelijk om een hoeveelheid aan bruidsspullen waarmee kon worden gehandeld. Dit zijn op geld waardeerbare werkzaamheden. Eiseres had bij het college moeten melden dat zij die inkocht en opstuurde, ongeacht de intentie waarmee zij dat deed.
12. Vaststaat dat eiseres het college niet heeft geïnformeerd over aankoop en verzending van de bruidsspullen. Eiseres ontkent dit niet. De rechtbank stelt dan ook vast dat eiseres de inlichtingenplicht geschonden heeft.
13. Schending van de inlichtingenverplichting levert een rechtsgrond op voor intrekking van de bijstand indien als gevolg daarvan niet kan worden vastgesteld of en, zo ja, in hoeverre de betrokkene verkeert in bijstandbehoevende omstandigheden. Het is dan aan de eiseres om aannemelijk te maken dat zij, indien zij destijds wel aan de inlichtingenverplichting zou hebben voldaan, over de desbetreffende periode recht op bijstand zou hebben gehad. [3] Hier is eiseres niet in geslaagd.
14. Het college is vervolgens verplicht om de kosten van de te veel verleende bijstand terug te vorderen. Eiseres heeft geen gronden aangevoerd tegen de hoogte van de terugvordering die het college heeft vastgesteld.

Conclusie en gevolgen

15. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. De intrekking en terugvordering van haar bijstandsuitkering blijft in stand.
16. Voor een vergoeding van het betaalde griffierecht of de proceskosten bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F. Kuiken, rechter, in aanwezigheid van C.K. Meijer, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 juni 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Participatiewet
Artikel 17. Inlichtingenplicht
1. De belanghebbende doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand. Deze verplichting geldt niet indien die feiten en omstandigheden door het college kunnen worden vastgesteld op grond van bij wettelijk voorschrift als authentiek aangemerkte gegevens of kunnen worden verkregen uit bij ministeriële regeling aan te wijzen administraties. Bij ministeriële regeling wordt bepaald voor welke gegevens de tweede zin van toepassing is.
(…)
Artikel 31. Middelen
1. Tot de middelen worden alle vermogens- en inkomensbestanddelen gerekend waarover de alleenstaande of het gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken. Tot de middelen worden mede gerekend de middelen die ten behoeve van het levensonderhoud van de belanghebbende door een niet in de bijstand begrepen persoon worden ontvangen. In elk geval behoort tot de middelen de ten aanzien van de alleenstaande of het gezin toepasselijke heffingskorting, bedoeld in hoofdstuk 8 van de Wet inkomstenbelasting 2001.
(…)
Artikel 32. Inkomen
1. Onder inkomen wordt verstaan de op grond van artikel 31 in aanmerking genomen middelen voorzover deze:
betreffen inkomsten uit of in verband met arbeid, inkomsten uit vermogen, een premie als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdeel j, een kostenvergoeding als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdeel k, inkomsten uit verhuur, onderverhuur of het hebben van een of meer kostgangers, socialezekerheidsuitkeringen, uitkeringen tot levensonderhoud op grond van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, voorlopige teruggave of teruggave van inkomstenbelasting, loonbelasting, premies volksverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdragen als bedoeld in artikel 43 van de Zorgverzekeringswet, dan wel naar hun aard met deze inkomsten en uitkeringen overeenkomen; en
betrekking hebben op een periode waarover beroep op bijstand wordt gedaan.
(…)
Artikel 54. Onjuiste gegevens en onvoldoende medewerking
(…)
3. Het college herziet een besluit tot toekenning van bijstand, dan wel trekt een besluit tot toekenning van bijstand in, indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, of artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand. Onverminderd het elders in deze wet bepaalde terzake van herziening of intrekking van een besluit tot toekenning van bijstand kan het college een besluit tot toekenning van bijstand herzien of intrekken, indien anderszins de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.
(…)
Artikel 58. Terugvordering
1. Het college van de gemeente die de bijstand heeft verleend vordert de kosten van bijstand terug voor zover de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is ontvangen als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, of de verplichtingen, bedoeld in artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.
(…)
8. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan het college besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.

Voetnoten

1.Gelet op artikel 31, eerste lid, in verbinding met artikel 32, eerste lid, van de Participatiewet.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (Raad) van 8 mei 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BW5646.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van Raad van 4 oktober 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:3724.