In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 3 mei 2023, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, die een urgentieverklaring voor een woning aanvroeg, afgewezen. Verzoekster, een 45-jarige alleenstaande vrouw, stelt dat zij vanwege haar misofonieklachten dringend een woning zonder bovenburen nodig heeft. De voorzieningenrechter oordeelt dat verzoekster niet voldoet aan de bindingseis, aangezien zij pas sinds 26 november 2019 in Amsterdam woont. De bindingseis vereist dat iemand minimaal vier jaar ingeschreven moet zijn in de Basisregistratie personen in Amsterdam om in aanmerking te komen voor een urgentieverklaring.
Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft de aanvraag om een urgentieverklaring afgewezen op basis van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2020. De voorzieningenrechter concludeert dat het college terecht heeft geoordeeld dat verzoekster niet voldoet aan de voorwaarden voor een urgentieverklaring, zowel op basis van de bindingseis als op medische gronden. De voorzieningenrechter stelt vast dat er onvoldoende bewijs is dat verzoekster gediagnosticeerd is met misofonie en dat zij niet onder behandeling staat bij een specialist. De voorzieningenrechter wijst erop dat de hardheidsclausule niet van toepassing is, omdat verzoekster niet kan aantonen dat er sprake is van een acute levensbedreigende situatie.
De voorzieningenrechter verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om voorlopige voorziening af. Verzoekster krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. Deze uitspraak benadrukt de strikte eisen die gesteld worden aan de bindingseis en de noodzaak van een officiële diagnose voor medische urgentie.