ECLI:NL:RBAMS:2023:3853

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 mei 2023
Publicatiedatum
22 juni 2023
Zaaknummer
AMS 23/1784 en AMS 23/413
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag urgentieverklaring wegens onvoldoende binding en medische urgentie

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 3 mei 2023, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, die een urgentieverklaring voor een woning aanvroeg, afgewezen. Verzoekster, een 45-jarige alleenstaande vrouw, stelt dat zij vanwege haar misofonieklachten dringend een woning zonder bovenburen nodig heeft. De voorzieningenrechter oordeelt dat verzoekster niet voldoet aan de bindingseis, aangezien zij pas sinds 26 november 2019 in Amsterdam woont. De bindingseis vereist dat iemand minimaal vier jaar ingeschreven moet zijn in de Basisregistratie personen in Amsterdam om in aanmerking te komen voor een urgentieverklaring.

Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft de aanvraag om een urgentieverklaring afgewezen op basis van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2020. De voorzieningenrechter concludeert dat het college terecht heeft geoordeeld dat verzoekster niet voldoet aan de voorwaarden voor een urgentieverklaring, zowel op basis van de bindingseis als op medische gronden. De voorzieningenrechter stelt vast dat er onvoldoende bewijs is dat verzoekster gediagnosticeerd is met misofonie en dat zij niet onder behandeling staat bij een specialist. De voorzieningenrechter wijst erop dat de hardheidsclausule niet van toepassing is, omdat verzoekster niet kan aantonen dat er sprake is van een acute levensbedreigende situatie.

De voorzieningenrechter verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om voorlopige voorziening af. Verzoekster krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. Deze uitspraak benadrukt de strikte eisen die gesteld worden aan de bindingseis en de noodzaak van een officiële diagnose voor medische urgentie.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 23/1784 (voorlopige voorziening) en AMS 23/413 (beroep)
uitspraak van de voorzieningenrechter van 3 mei 2023 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiseres] , uit Amsterdam, verzoekster/eiseres, hierna: verzoekster

(gemachtigde: mr. L. Veenman),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, het college
(gemachtigde: mr. H. van Gellekom).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster dat samenhangt met het beroep tegen de afwijzing van de aanvraag van verzoekster om een urgentieverklaring. Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak beslist zij ook op het beroep van verzoekster daartegen. Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
1.2.
Het college heeft de aanvraag om een urgentieverklaring met het primaire besluit van 31 oktober 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 8 december 2022 op het bezwaar van verzoekster is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.3.
Het college heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 21 april 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigde van het college.

Feiten en omstandigheden

2. Verzoekster is een 45-jarige alleenstaande vrouw. Zij is geboren in Amsterdam en heeft haar jeugd doorgebracht in Almere. Verzoekster woonde tussen 2001 en 2005 in Amsterdam. Daarna woonde zij in Almere, Rotterdam, Almere, Nijmegen, Nunspeet en Almere. Op 26 november 2019 is verzoekster vanuit Rotterdam weer in Amsterdam komen wonen. Sinds 6 januari 2021 woont verzoekster op het adres [adres] in Amsterdam. Dit is een particuliere driekamerwoning van 51 m2 nuttig woonoppervlak. Op deze woning is sinds 21 januari 2021 tevens de heer [naam 1] woonachtig. De woning ligt op de eerste etage en heeft één bouwlaag. Boven de woning zijn andere bouwlagen. De inschrijving van verzoekster in Woningnet dateert van 20 april 2011.

Totstandkoming van het besluit

3.1.
Verzoekster heeft op 22 september 2022 om een medische urgentie gevraagd omdat zij een woning nodig heeft zonder bovenburen. Zij stelt te lijden aan suïcidale misofonie. Al sinds haar vijfde, maar ze heeft het pas recent ontdekt. Verzoekster kan geen geluid verdragen. Zij heeft hierdoor ook een zelfmoordpoging gedaan in haar huidige woning op 28 juli 2022, aldus verzoekster. Verzoekster heeft inmiddels alles gedaan wat in haar macht lag om een geschikte woning te vinden. Ze is zelf ook maximaal naar oplossingen gaan zoeken om overdag zo min mogelijk blootgesteld wordt aan ‘levensbedreigende stressoren’. Ze heeft haar webshop op ‘uitverkocht’ moeten zetten omdat ze niet vanuit huis kan werken. Inmiddels werkt ze als enquêteur bij de gemeente en als mantelzorger zodat ze zo min mogelijk thuis hoeft te zijn. Verzoekster kan nergens anders verblijven omdat ze door haar aandoening bijna geen vrienden meer heeft. In de aanvraag heeft verzoekster aangegeven dat haar ideale een woning voldoet aan de volgende eisen:
  • een benedenwoning zonder bovenburen, of
  • een woning die op de hoogste (3e of 4e max) verdieping ligt van een portiekwoning waar niet teveel mensen naar binnen gaan, want dan zou de deur van de galerij teveel triggeren;
  • het liefst in de Stadionbuurt, Zuid (m.u.v. Diamantbuurt en niet voorbij de Zuidas);
  • NIET in Zuidoost, Nieuw-West, Slotermeer Noord-Oost, Noord en de Oostelijke Eilanden.
3.2.
Verzoekster heeft haar medische situatie onderbouwd met een intakeverslag van orthopedagoog en misofoniebehandelaar [behandelaar] van [bedrijf] van 26 oktober 2022. Verzoekster stelt dat zij pas behandeld kan worden als zij een andere woning heeft. Daar is grote spoed bij geboden, omdat het suïciderisico hoog is.
4. Het college heeft de aanvraag afgewezen op grond van artikel 2.6.5, eerste lid, onder i, van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2020 (hierna: HVV). De redenen daarvoor luiden als volgt. Verzoekster woonde voorafgaand aan de aanvraag nog geen vier jaar in Amsterdam, namelijk sinds 26 november 2019. Omdat zij niet voldoet aan de bindingseis, is deze algemene weigeringsgrond van toepassing. Het college hoeft daarom niet te toetsen of verzoekster in aanmerking komt voor een medische urgentie. Echter, omdat ook geen sprake is van minimaal zes maanden behandeling bij een GGZ-instelling of psychiater zou de aanvraag ook niet op medische gronden kunnen worden toegewezen. De urgentieverklaring kan alleen toegewezen worden indien de hardheidsclausule wordt toegepast. Daarvoor moet verzoekster aantonen dat sprake is van ernstige medische problematiek en een acuut levensbedreigend probleem. Een verklaring van een medisch specialist is noodzakelijk, een verklaring van een huisarts is onvoldoende. De verklaring van [behandelaar] is niet voldoende omdat zij geen specialistische GGZ-arts is. Er heeft geen doorverwijzing naar specialistische GGZ plaatsgevonden. Daarom is er geen aanleiding om onderzoek te laten verrichten door de GGD in het kader van de hardheidsclausule. Er ligt onvoldoende om de hardheidsclausule toe te passen, aldus het college. Daar komt bij dat verzoekster zelf de hulp door het crisisteam in Amsterdam om moverende redenen niet aanvaart.

Standpunt van verzoekster

5.1.
Verzoekster voert aan dat de bindingseis kan niet worden tegengeworpen. Zij is door de overlast van bovenburen van Rotterdam naar Amsterdam terugverhuisd, zij is hier geboren en heeft met deze stad de meeste binding. Ze werkt hier bij de gemeente, biedt mantelzorg en zal hier behandeld worden zodra er sprake is van een passende en stabiele woonsituatie.
5.2.
Verder stelt zij dat medische urgentie [1] wel van toepassing is. Zij voldoet aan de voorwaarden zoals neergelegd in paragraaf 10.1 en 11 van de Nadere Regels. Verweerder had naar aanleiding van het intakeverslag de GGD-arts alsnog moeten inschakelen.
5.3.
Tot slot stelt verzoekster zich op het standpunt dat verweerder de hardheidsclausule had moeten toepassen. Uit het intakeverslag van [behandelaar] blijkt dat sprake is van een levensontwrichtende en levensbedreigende situatie. Verzoekster heeft in beroep ook een brief van een psycholoog [psycholoog] van 17 april 2023 overgelegd. Hieruit volgt onder meer dat hij bij verzoekster zeer ernstige misofonie- en stressklachten heeft vastgesteld. [psycholoog] schrijft dat een andere woonsituatie én specialistische individuele misofoniebehandeling op korte termijn noodzakelijk zijn, en dat de reguliere specialistische GGZ hier niet op is ingericht. Uit een e-mail van [behandelaar] van 17 april 2023 aan verzoekster blijkt verder dat er wel een verwijzing naar specialistische GGZ heeft plaatsgevonden, maar door een recente overstap naar een andere huisarts is de aantekening over de verwijzing niet goed doorgekomen in het dossier. Verweerder had meer onderzoek moeten doen in het kader van de hardheidsclausule. Verzoekster verwijst naar een uitspraak van deze rechtbank van 23 juni 2022. [2]

Beoordeling door de voorzieningenrechter

6. De voorzieningenrechter beoordeelt of het college de aanvraag om een urgentieverklaring heeft kunnen afwijzen. Zij doet dat aan de hand van de hierboven beschreven beroepsgronden van verzoekster.
7. De voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Bindingseis
8. De voorzieningenrechter is met het college van oordeel dat in de zaak van verzoekster de algemene weigeringsgrond van onvoldoende binding met Amsterdam van toepassing is. Een vereiste om in aanmerking te kunnen komen voor een urgentieverklaring is dat iemand - voorafgaand aan de aanvraag - minimaal vier jaar ingeschreven moet hebben gestaan in de Basisregistratie personen in Amsterdam (de bindingseis). Verzoekster staat pas sinds 26 november 2019 ingeschreven in Amsterdam. Daarom moest het college de aanvraag om een urgentieverklaring weigeren. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Urgentie op medische gronden
9. Het college hoeft gelet op overweging 8. ook niet verder te toetsen of verzoekster in aanmerking kan komen voor een urgentieverklaring vanwege medische of sociale redenen en in dat kader advies te vragen van de GGD. De voorzieningenrechter komt daarom niet toe aan de beroepsgrond dat verzoekster wél in aanmerking komt voor een urgentie vanwege medische redenen.
De hardheidsclausule
10.1.
De voorzieningenrechter is tot slot van oordeel dat het college de hardheidsclausule niet heeft hoeven toepassen. Het beleid van de gemeente voor het verkrijgen van een urgentieverklaring is gericht op gezinnen met minderjarige kinderen, die door overmacht dakloos zijn of dakloos dreigen te worden en op personen met ernstige medische of sociale problematiek gerelateerd aan de woonsituatie. Het college kan een uitzondering maken op de regels en deze buiten toepassing laten in hele schrijnende gevallen. Dan past het college de zogenoemde hardheidsclausule toe. Vanwege de huidige woningnood, doet het college dat alleen bij hele hoge uitzondering. Het college heeft uitgelegd dat de lat voor de medische beoordeling in het kader van de hardheidsclausule hoger ligt dan wanneer een wordt beoordeeld of iemand in aanmerking komt voor een urgentieverklaring op medische redenen.
10.2.
Het college heeft in zijn verweerschrift en op de zitting verwezen naar het boek ‘Misofonie, behandelprotocol in 8 sessies’ van de onderzoeksgroep die in het Amsterdam UMC misofonie behandelt. Daaruit blijkt dat een gesprek en het doorlopen van vragenlijsten een indicatie voor misofonie op kunnen leveren. Via een klinisch diagnostisch onderzoek dient vervolgens de diagnose vastgesteld te worden. Daarvan is sprake indien men voldoet aan zes criteria, waaronder dat geen sprake is van een andere aandoening die “de boosheid, walging of vermijding” kan veroorzaken. Kortom: de diagnose misofonie kan pas gesteld worden als ook andere (psychische) aandoeningen zijn uitgesloten. Uit de overgelegde stukken van [behandelaar] en [psycholoog] blijkt wel dat er een (online) gesprek heeft plaatsgevonden met verzoekster en dat vragenlijsten zijn doorlopen, maar niet dat andere aandoeningen zijn uitgesloten. Dat betekent dat, gelet op het boek ‘Misofonie, behandelprotocol in 8 sessies’, op dit moment geen sprake is van een officiële diagnose, vastgesteld door een psychiater. Om die reden is het te op dit moment niet zinvol om de situatie aan de GGD voor te leggen. De GGD mag immers geen diagnoses stellen. De gemachtigde van verzoekster heeft hier als zodanig niets tegenin gebracht. De voorzieningenrechter vindt, gelet op het voorgaande, dat het college geen advies van de GGD had hoeven vragen.
10.3.
In het intakeverslag van [behandelaar] staat dat “de misofoniebehandeling op advies van de behandelaar en op wens van cliënte” wordt uitgesteld totdat zij een andere woonruimte gevonden heeft. Dat dit op wens van verzoekster zelf is, duidt er overigens ook niet op dat bij verzoekster zelf echt sprake is van een grote urgentie. Dat behandeling van misofonie pas kan plaatsvinden als dergelijke voorwaarden zijn vervuld, blijkt ook niet uit het boek. De behandeling van de bestaande, aangeboden therapieën zijn over het algemeen juist gericht op het leren omgaan met de aandoening. Uit de brief van [psycholoog] volgt bovendien wel een tweesporenaanpak waarbij naast een andere woonsituatie óók behandeling op korte termijn noodzakelijk wordt geacht. Het college heeft overigens terecht aangestipt dat de gestelde noodzaak voor een andere woning als voorwaarde voor behandeling er niet op wijst dat er geen sprake is van een acute, levensbedreigende situatie op grond waarvan ingegrepen zou moeten worden.
10.4.
De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder de aanvraag om een urgentieverklaring heeft mogen weigeren. Omdat het beroep ongegrond is, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Verzoekster krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep met zaaknummer AMS 23/413 ongegrond;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening met zaaknummer AMS 23/1784 af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.H. Waller, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M. Journée, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 mei 2023.
griffier
voorzieningenrechter
De griffier is niet in staat te tekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.

Voetnoten

1.Artikel 2.6.8, eerste lid, onderdeel b, van de HVV.