ECLI:NL:RBAMS:2022:3504

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 juni 2022
Publicatiedatum
22 juni 2022
Zaaknummer
AMS 20/5878
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aanvraag voor een urgentieverklaring in het kader van huisvesting en de toepassing van de hardheidsclausule

In deze zaak heeft eiseres, een alleenstaande moeder met twee jonge kinderen, een urgentieverklaring aangevraagd om dakloosheid te voorkomen. De aanvraag werd door verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, afgewezen op basis van twee weigeringsgronden. De rechtbank heeft geoordeeld dat een van deze weigeringsgronden van toepassing is, waardoor de beoordeling van de tweede weigeringsgrond niet meer nodig was. De rechtbank heeft echter ook vastgesteld dat verweerder onvoldoende zorgvuldig onderzoek heeft gedaan naar de persoonlijke omstandigheden van eiseres, wat betreft de toepassing van de hardheidsclausule. De rechtbank oordeelt dat het op de weg van verweerder had gelegen om een intakegesprek te houden, wat niet is gebeurd. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de aanvraag van eiseres niet zorgvuldig is beoordeeld. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens is verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/5878

uitspraak van de enkelvoudige kamer van [geboortedag] 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. J.H. Kruseman)
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder
(gemachtigde: mr. drs. H. van Gellekom)

Procesverloop

Bij besluit van 23 april 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor verlening van een urgentieverklaring afgewezen. Bij besluit van 2 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van 2 juni 2020 ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 13 mei 2022. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Achtergrond
1. Eiseres is een alleenstaande vrouw (geboren op [geboortedag] 1993) en woont met haar twee kinderen (geboren op [geboortedag] 2017 en [geboortedag] 2018) op het [adres] , te Amsterdam. Zij woont hier op grond van een tijdelijke huurovereenkomst, gesloten met Rochdale, voor een jongerenwoning. Eiseres vreest dakloos te worden, omdat het huurcontract van een jongerenwoning afloopt op de dag dat de bewoner 26.5 jaar oud wordt. De einddatum was in dit geval [datum] . Eiseres heeft op 24 maart 2020 een aanvraag voor een urgentieverklaring ingediend. Sindsdien heeft Rochdale de huurovereenkomst een aantal keer verlengd. Momenteel loopt de huurtermijn tot 26 januari 2023.
Besluitvorming
2. Verweerder heeft de aanvraag in het primaire besluit afgewezen, omdat er geen urgent huisvestingsprobleem is en het huisvestingsprobleem het gevolg is van een verwijtbaar doen of nalaten van eiseres. [1] In het bestreden besluit heeft verweerder de grondslag gedeeltelijk laten vallen en de aanvraag geweigerd, omdat er twee weigeringsgronden van toepassing zijn. [2] Verweerder werpt nog steeds tegen dat het hebben van een tijdelijke huurovereenkomst geen urgent huisvestingsprobleem oplevert. [3] Verweerder werpt nu ook tegen dat het huisvestingsprobleem voorkomen had kunnen worden. [4] Er is volgens verweerder geen sprake van omstandigheden waardoor hij de hardheidsclausule had moeten toepassen.
Oordeel van de rechtbank
3. De rechtbank moet beoordelen of verweerder in redelijkheid tot het besluit kon komen om eiseres geen urgentieverklaring te verlenen. Dit doet de rechtbank aan de hand van de beroepsgronden.
Urgent huisvestingsprobleem
4.1
Eiseres stelt dat zij urgentie heeft aangevraagd om dakloosheid te voorkomen en benadrukt dat zij niet een nieuwe woning wil hebben vanwege haar kinderen. Zij zal haar huidige woning moeten verlaten omdat de huurovereenkomst bepaalt dat de huurovereenkomst eindigt zodra zij 26,5 jaar is geworden. Zij mag nu slechts tijdelijk in de woning blijven, maar zij zal de woning moeten verlaten. Eiseres heeft geen sociaal netwerk waarop zij kan terugvallen.
4.2
De rechtbank overweegt dat de huurovereenkomst meermaals verlengd is en dat zij momenteel over een huurwoning beschikt. De meest recente verlenging loopt tot 26 januari 2023. Dit betekent dat eiseres voor de komende maanden ook een dak boven haar hoofd heeft. De Nadere Regels bepalen dat een tijdelijke huurovereenkomst een weigeringsgrond vormt. [5] Naar het oordeel van de rechtbank is daarom niet gebleken dat eiseres een urgent huisvestingsprobleem heeft.
5. Omdat de rechtbank oordeelt dat een van de weigeringsgronden van toepassing is, is de behandeling van de andere weigeringsgrond, namelijk dat het huisvestingsprobleem voorkomen had kunnen worden [6] , niet meer nodig.
Hardheidsclausule
6.1
Eiseres stelt dat verweerder heeft niet gemotiveerd waarom de hardheidsclausule niet is toegepast.
6.2
De rechtbank oordeelt daarover als volgt. De invulling en toepassing van de hardheidsclausule behoort tot de discretionaire bevoegdheid van verweerder. Verweerder heeft echter onvoldoende zorgvuldig onderzoek gedaan naar de omstandigheden van eiseres. Ook heeft verweerder niet duidelijk gemotiveerd welke persoonlijke omstandigheden zijn meegenomen in het besluit om de hardheidsclausule niet toe te passen. Op grond van de Nadere Regels moet verweerder een intake gesprek bij het Stadsloket houden met aanvragers van urgentieverklaringen. [7] Dat heeft verweerder in casu niet gedaan. Verweerder heeft namelijk een afwijkende verkorte procedure gehanteerd, via een zogenaamde “
pre-screening”. Verweerder heeft toegelicht dat indien hij op basis van de aanvraag meent dat er sprake is van een algemene weigeringsgrond, de aanvraag zonder intake gesprek afhandelt. Deze verkorte procedure is in dit geval onvoldoende.
6.3
Uit het dossier en op de zitting is namelijk gebleken dat eiseres al op jonge leeftijd, op haar elfde, uit huis is geplaatst. Daarna verbleef zij in verschillende opvanginstellingen. Vanaf haar zestiende volgde zij kamertraining. Sinds eiseres achttien jaar is zorgt zij voor zichzelf, omdat zij geen sociaal netwerk heeft om op terug te vallen. Gelet op deze achtergrond had een intake gesprek moeten plaatsvinden om te kijken of een toepassing van de hardheidsclausule gerechtvaardigd is. De rechtbank weegt daarbij ook mee dat, zoals verweerder heeft toegelicht, het aanbod van sociale huurwoningen in Amsterdam bijzonder beperkt is, waardoor verweerder zeer strenge maatstaven hanteert bij het verlenen van urgentieverklaringen. Dat neemt echter niet weg dat verweerder de aanvraag van eiseres zorgvuldig dient te beoordelen.
6.4
De rechtbank vindt het hierbij van belang dat het hier gaat om een alleenstaande moeder met jonge kinderen. Het oudste kind van eiseres gaat inmiddels naar school, het tweede kind binnenkort ook. De rechtbank acht het aannemelijk dat eiseres met haar kinderen binnen afzienbare tijd op straat komt te staan. Verweerder heeft opgemerkt dat gezinnen met kinderen nooit op straat komen te staan; eiseres kan altijd een beroep doen op de noodopvang. De noodopvang is echter slechts tijdelijk, en het is onzeker op welke locatie een plek beschikbaar is. Daarom bestaat het risico dat de kinderen geen vaste plek zullen hebben en een of meerdere keren van school moeten wisselen. Eiseres heeft op de zitting toegelicht wat het voor haar betekende dat zij in haar jeugd vaak wisselde van opvangplek. De belangen van de kinderen dient verweerder zichtbaar mee te wegen in zijn besluit.
6.5
Naar het oordeel van de rechtbank had het op de weg van verweerder gelegen om de situatie van eiseres zorgvuldiger in kaart te brengen, en uitgebreider te motiveren waarom verweerder de hardheidsclausule in dit geval niet toepast. [8]

Conclusie

7. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 3.036,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1). Als aan eiseres een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 178,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
€ 3.036,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.D. Arnold, rechter, in aanwezigheid van mr. K.M. Nannan Panday, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 juni 2022.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Artikel 2.6.5, eerste lid, onder b en e, van de Huisvestingsverordening 2020 (HVV), versie geldend van 1 januari 2020 tot en met 30 juni 2020.
2.Artikel 2.6.5, eerste lid, onder b en c, van de HVV.
3.Paragraaf 3, sub b, van de Nadere Regels Huisvestingsverordening (Nadere Regels).
4.Artikel 2.6.5, eerste lid, onder c, van de HVV.
5.Paragraaf 3, sub b, van de Nadere Regels.
6.Artikel 2.6.5, eerste lid, onder c, van de HVV.
7.Hoofdstuk 1, paragraaf 2, van de Nadere Regels.
8.Zie ook de uitspraak van rechtbank Amsterdam van 9 november 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:6421, r.o. 4.4.